| |
| |
| |
Bibliotheek
nieuw werk van en over leden
‘Een vreemd bed’ (De Bakker-Achterland, Dilbeek) is de titel van het zesde bundeltje van Ignaas Veys. Het verscheen als nr. 1 in ‘Stadslichtenreeks’, onder redactie van Willem M. Roggeman. Wij hebben het met genoegen gelezen. Het bevat hoofdzakelijk gevoelige, intimistische cyclische poëzie, herinneringsvol geschreven en autobiografisch van inslag. Wij bewonderen en de spontaneïteit en de eenvoud van de dichter. Onze voorkeur gaat naar de mooie cyclus ‘Een dorp’, bekroond met de INT-Poëzieprijs te Gent, in 1975. Hieruit plukken we dan ook onderhavig vers voor onze lezers:
In iedere poging, in ieder contact
woont de achterdocht, het verlies.
is onvoldoende, is onwil.
van niets vermoedende boeren.
JET BOGAERT, 6 × 7 tonen, Uitg. Toulon, Oostende 1976; 78 blz. - De schilder en graficus Marcaine uit Brugge, die deze dichtbundel illustreerde, heeft o.i. zeer goed de sfeer gevat waarin de poëzie van de debuterende dichteres baadt. Melancholische poëzie veelal, rond zes thema's: dag, nacht, dromen, wereld, dood, mozaïek, waarvan telkens zeven gedichten zijn gewijd. Poëzie die ongetwijfeld voor de dichteres een vluchtheuvel, een middel om weer tot rust en evenwicht te komen betekent. Is alle kunst dat niet in een zekere zin, zowel voor de schepper ervan als voor die ervan genieten?
PAUL VALGAEREN, PIET VERMEULEN e.a., ANZ Volksliedboek, Uitg. Alg. Ned. Zangverbond, Antwerpen, 1976; 64 blz., 28,5 × 21, 370 fr. giro 000-0096336-15 ANZ, Antwerpen. - De Commissie ‘Muziek en school’ heeft zeer nuttig werk verricht door de uitgave van deze bundel van 52 volksliederen met een eenvoudige pianobegeleiding. Deze laatste werd in opdracht van het ANZ verzorgd door uitstekende vlaamse componisten (Peter Cabus, Jan Decadt, Jos Lerinckx, Vic Nees, Herman Roelstraete, Paul Schollaert, Raymond Schroyens e.a.). Men vindt er vele bruikbare, ook minder bekende, mooie liederen in terug: godsdienstige, amoureuze, poëtische, enz. Onontbeerlijk voor jeugdgroepen en voor muziekpedagogische doeleinden. Het betreft uitsluitend echte volksliederen uit het verleden, meestal van Vlaamse of Nederlandse oorsprong.
JOOS FLORQUIN, Ten huize van... XII, Keurreeks Davidsfonds, Leuven 1976. - Ongetwijfeld zijn de eerste twee gesprekken uit deze reeks de meest merkwaardige en meest revelerende: nl. met Wies Moens en Marnix Gijsen. Beiden talentrijke auteurs, maar die uit hun eigen woorden als antipoden te voorschijn treden. Totaal verschillend zijn ook Hella Haasse en Ward Ruyslinck, Herckenraet en Vaerten, de Paters Wer. van Straaten en Lambert Vandermeulen. De gesprekken van Joos Florquin blijven van het beste wat de Vlaamse TV ooit heeft geproduceerd. (364 blz. en 20 sprekende foto's).
BERNARD KEMP, De paardesprong, Variaties op een zeer oud thema, Uitg. De Clauwaert, Leuven, 1976; 196 blz. 285 fr. - Tot nog toe was de auteur in zijn verhalende proza de traditionele formule van de roman-verhaal trouw gebleven. In dit werk heeft hij gedacht bij een meer modernistische tendens te moeten aansluiten, nl. de structuralistische. Het verhaal verliest erdoor uiteraard aan natuurlijkheid, eenvoud, vlotheid en leesbaarheid, maar dat is nu eenmaal niet te vermijden. Wie die formule kiest neemt de gevolgen ervan bewust op de koop toe. Zo is dit boek uitgegroeid tot een schoolvoorbeeld, een didactische illustratie van een literaire theorie en alsdusdanig is het wel zeer leerzaam. Er is desalniettemin een boeiende romanmaterie in verwerkt, naast anekdotiek, en vele vele andere ingredienten van uiteenlopende aard. De vraag rijst eens te meer of literatuurwetenschap de creativiteit bevordert of schaadt. Ook in de plastische kunsten wordt het probleem gesteld; denken we maar aan gevallen als Frits van den Berghe vroeger en Mayer heden.
JOHAN BALLEGEER, Langs Brugse wegen, Iconografische gids, Uitg. Raaklijn, Brugge, 1976; 168 blz., offseteditie. - Een boek dat dankbaar onthaald zal worden door bewoners en door op het oude Brugge verliefde wandelaars. Zonder veel wetenschappelijke apparatuur worden straat na straat de merkwaardigste beeldhouwwerken besproken. Goede tabellen en bibliografie, die het zoeken vergemakkelijken. Nergens vergeet de auteur zijn gewoon lezerspubliek: de jeugd, aan wie hij zijn passie voor het verleden graag overdraagt.
WALTER DE TAEYE, Tien jaar Mia Deprez, Druk Emka, Kruishoutem, 1976; 90 blz. 27 × 21,9 vierkleur en talrijke zwart-wit illustraties. In eigen beheer: Atelier Honey, Kortrijksestr. 355F, 8700 Izegem (950 fr. met orig. litho, 650 fr. met orig. screen, 250 fr. zelfstandig: voorintekenprijzen tot 15-10) + 15 fr. port). - Deze verzorgde kunstmonografie wordt ingeleid door Minister Rika de Backer. Door de interviewvorm te verkiezen wist de auteur een bloeiend karakter te geven aan de uiteenzetting. Het is een boeiende geschiedenis, deze opgang van een jonge kunstenares door hard werk naar persoonlijkheid en eigen stijl, iets dat door de ruime illustratie aangetoond wordt. Het boek bevat een groot aantal persuitknipsels van critici, die zeer talrijk zijn om een ongewone waardering te uiten. Een dergelijk boek is de beste introductie tot het werk van een kunstenaar.
RENE TURKRY, Verhalentrommel, De Nederlandsche Boekhandel, 110 fr. - Onder de titel ‘Nederlandse en Vlaamse vertelkunst na 1945 tot heden’, constateert Turkry dat het verhaal tegenwoordig 'n heel wat belangrijker plaats in onze literatuur inneemt. ‘Het kort verhaal is a.h.w. 'n huis met veel kamers’, zegt hij. Het observeert een tijdsbeeld, biedt historische reconstructie, beweegt zich in de psychologische wereld, in de mysterieuze, in de surrealistische, in die van de science-fiction, enz. Men mag haast zeggen dat Turkry een soort staalkaart van de meest mogelijke verschijningen van het modern verhaal heeft bijeengebracht. Dat het allemaal meesterwerken zijn, is niet zeker. Dat was zijn bedoeling niet. Maar de verhalen zijn allemaal vlot geschreven en wellicht zetten ze ook sommige leerlingen uit het S.O. op hun beurt aan 't schrijven. In elk geval door de reeks vragen die achter elk stuk volgen, moeten de lezers wel vanzelf tot dieper inzicht komen in zin en constructie van kleine mooie dingen. Iets uitgelezen voor cursorische lectuur!
| |
boeken over kunst
J.A. VAN HOUTTE, E. LAMBERTS, M.A. NAUWELAERTS e.a., De Universiteit te Leuven, Uitg. Universitaire Pers (Druk Lannoo Tielt), Leuven, 1976; 464 blz., 33,5 × 26, linnen band met stofomslag, honderden illustraties, 3.500 fr. - Rector Piet de Somer introduceerde de Vlaamse uitgave van dit boek, waarvoor historici van de K.U.L. en van de U.C.L. zich hebben ingespannen. Waar vroeger een dergelijk imposant historisch werk bij pozen dithyrambisch zou zijn geschreven, daar hebben de auteurs van 1976 zich beperkt tot zakelijk feitenmateriaal, geördend en gesystematiseerd, wetenschappelijk verantwoord. De luister, die het zware boek toch in hoge mate bezit, kreeg het van de druk, de illustratie, de lay-out, de inbinding.
Naeen worden behandeld ‘De oude Universiteit’ (1425-1797), ‘De Rijksuniversiteit’ (1817-1835), ‘De Katholieke Universiteit’ (1834-1975), met ontegenzeglijk de nadruk op deze laatste periode, niet alleen wat het aantal bladzijden betreft maar ook wat de bekommernis betreft om de dichtst bij de actualiteit liggende gebeurtenissen - ook die waarover nog geen systematische studie was gedaan voordien - zo objectief mogelijk weer te geven, ‘sine ira et studio’, ongeacht de delicaatheid van sommige materies. De nuchtere op feitelijkheid gerichte werkmethode der auteurs maakte het mogelijk dat zowel mensen van de K.U.L. en van de U.C.L. gezamenlijk de tekst onderschreven.
Gedurende eeuwen en ook in grote mate in onze tijd heeft de Universiteit van Leuven de geestelijke voedingsbodem gevormd, waaruit het
| |
| |
kunstleven vooral de literatuur zich heeft ontwikkeld. Misschien komt dit onvoldoende tot uiting in dit boek. Dat is het nadeel van de gevolgde werkmethode. Wel is er voor elke periode een hoofdstuk over de rol der Universiteit voor Kerk en maatschappij maar de aandacht gaat wat al te uitsluitend naar het politieke en het theologische vlak.
Het illustratiemateriaal is buitengewoon interessant o.m. in iconografisch en kunsthistorisch opzicht. De geschiedenis van de portretkunst in Vlaanderen kan in dit boek bijna geheel teruggevonden worden, met uitsluiting dan voor de moderne tijd waarvoor de samenstellers wel wat te weinig belangstelling betonen voor de portretschilders der laatste decenniën, die nochtans onder de Universiteitsprofessoren permanent een trouwe kliënteel vonden. Het deed ons o.m. genoegen ‘Fonske’, de ‘student’ van Jef Claerhout, in volle glorie en kleur in dit boek aan te treffen.
JOHN A WALKER, Glossary of Art, Architecture and Design since 1945, Uitg. Clive Bingley, London, 1973; 240 blz., niet geïllustreerd, gebonden, ca. 250 fr. - Het is merkwaardig dat het in het Nederlands is dat de eerste lexica voor eigentijdse kunst verschenen (‘Lexicon van de actuele kunst’ bij Lannoo en ‘Kunst van nu’ bij Elsevier, beide in 1971). Frankrijk, Engeland en Duitsland volgden twee à vier jaar later. Het Engelse lexicon bevat 376 termen (minder dan het Vlaams en meer dan het Nederlandse) en is degelijk geredigeerd met een - uitsluitend engelstalige - bibliografie bij elke term. Over sommige bepalingen kan men polemiseren, maar dat is onvermijdelijk gezien de algemene verwarring en de accentverleggingen naargelang van het taalgebied. Een zinnetje deed ons twee maal opschrikken: ‘The Dutch (sic) artist Paul Van Hoeydonck has been described as the Giotto of the age of space exploration (re-sic).
ANDRE DE NAEYER, Monumentenzorg, Uitg. Kredietbank, Brussel, 1975; 36 blz., 8 kleur- en talrijke wit-zwartillustraties. - Een mooie brochure n.a.v. het monumentenjaar op 35.000 ex. verspreid met het doel bij te dragen tot het behoud en de verzorging van oude gebouwen in Vlaanderen. Met competentie geschreven; fijn typografisch werk (Lannoo).
| |
catalogussen
⚫ | 800 jaar Sint-Janshospitaal 1188-1976, Commissie van Openbare Onderstand, Brugge, 5-6 tot 30-9-1976; Deel 1, blz. 1-340; Deel 2, blz. 341-724. - Weinige tentoonstellingen te Brugge hebben een zo grote volkstoeloop en zulke ontdekkingsvreugde veroorzaakt. De catalogus is én door de lijvigheid, én door inhoud en illustratie waardig van deze uitzonderlijke tentoonstelling. Beide zijn tot stand gekomen dank zij soms jaren inspanning van zeer vele medewerkers en meer bepaald voor de catalogus: M. De Duytsche, A. Dewitte, J.P. Esther, A. Evrard, J. Geldhof, M. Goetinckx, W. Leloup, H. Lobelle-Caluwé, M. Madou, G. Maréchal, J. Mertens, M. Mommeyer, E. Muylaert, M. Ryckaert, A. Schouteet, J. Steyaert, A. van den Bon, J. van den Heuvel, A. Vandewalle, L.J. Vandewielle, M. van Hoorn, F. van Molle, M. van Oyen, J. van Cleven, A. van Ruymbeke en zeker A. Viaene. Deel 2 is de eigenlijke cataloog, met wetenschappelijke beschrijving van elk stuk uit de tentoonstelling. Deel 1 bestaat in tegendeel uit afzonderlijke historische artikels die door specialisten werden geschreven in verband met biezondere aspecten zoals: archivalia, bezittingen van het hospitaal, geneeskunde en artsenijbereidkunde in vroegere eeuwen, kloostergemeenschap, volksdevoties en vanzelfsprekend ook over Memling. De in het St.-Janshospitaal verblijvende werken hebben er een ware bedevaartplaats voor alle kunstminnaars van gemaakt.
De lay-out is van J. Mahieu en Die Keure was de drukker. De catalogus moest herdrukt worden en is nu weer verkrijgbaar vanaf half november: 700 fr. giro 000-0009321-09 C.O.O. Brugge. |
⚫ | Het mysterie mens en de tover van het object, Paleis voor Schone Kunsten, Brussel, tot 4-10-1976; 168 blz. - Men moet aan de ambtenaar, die voor deze tentoonstelling een zo mooie titel bedacht, absoluut een promotie verlenen. Het gaat om ‘Meesterwerken uit de Kon. Musea voor Kunst en Geschiedenis’, deze musea waarvan iedereen het bestaan kent, maar waar slechts weinigen nog een voet hebben gezet. En ongelijk hebben we: dat bewijst de selectie die werd vertoond en waarvan het grootste deel in de catalogus is gereproduceerd. Men heeft wel tijdperken, landen en culturen dooreen gehaald, omdat er steeds een geestelijk verband is terug te vinden. De ontdekking van dit verband is al een vreugde op zichzelf. |
⚫ | Wereldkartoenale, Laguna Beach, Knokke-Heist, zomer 1976; tevens Davidsfonds kartoenboek 10, (zonder een veertigtal ongenummerde voorafgaande bladzijden uit de Heistse cataloog). - De wereldkartoenale is voldoende bekend, zodat men er hier de lof niet meer moet van zingen. Dit jaar kwam er een overzicht bij van de geprimeerde werken uit de periode 1962-1975, wat aan de cataloog een speciale waarde geeft: alles is hier gereproduceerd en je kunt het rustig bekijken, ook dat wat je niet van de eerste maal gevat hebt bij het bezoek omdat het of te intelligent, of te vergezocht of ja... te dom is. Een cataloog waar je plezier aan hebt in de fundamentele betekenis van het woord, waarvoor je realisator Eric Parez en lay-outman Ray Gilles dankbaar zijt. |
⚫ | Gustaaf Wappers en zijn school, Kon. Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, 26-7 tot 29-8-1976; 112 blz. - De lang verguisde Vlaamse Romantiek krijgt heden dank zij de goeddoende nostalgiebui waarin we ons bevinden eindelijk weer wat waardering. Dat heeft tentoonstellingen zoals deze mogelijk gemaakt; enkele jaren geleden zou het museum zichzelf daarmede geblameerd hebben, ten onrechte trouwens. Er is inderdaad veel meer dat de ‘tand des tijds’ heeft getrotseerd dan de meesten onder ons hebben kunnen vermoeden. Catalogus en tentoonstelling zijn hoofdzakelijk het werk geweest van J.F. Buyck, terwijl Rob. Buytaert de lay-out deed. Verzorgd vakkundig werk. |
⚫ | Internationale exlibristententoonstelling, Keuze uit het Internationaal Exlibriscentrum, St.-Niklaas, 1976; 58 blz. - Deze catalogus werd samengesteld door de Dienst Kunstzaken van het Ministerie van Ned. Cultuur, onder de leiding van W. Juwet, die de inleiding schreef. Daarin wijst hij op de waarde der St.-Niklase collectie met haar bij de 50.000 exlibrissen. Een keuze hiervan wordt door het Ministerie in verschillende plaatsen vertoond. Een initiatief dat ertoe zal bijdragen om de grafische kunstenaars in de belangstelling te brengen. In de cataloog merkten we werk op o.m. van Gerard Gaudaen, Ernest Verkest, André Vlaanderen, D. Acket, Jos Hendrickx, Jef Leysen, Luc de Jaegher, Nelly Degouy, Antoon Vermeylen, Piet Janssens, Fr. I. van Damme, Guido Mariman, Martin Baeyens, Emiel Hoorne, Joz Noreille, Gerard Schelpe, Walter Brems, André Gastmans, Frans Lasure en nog vele anderen uit binnenen buitenland. |
⚫ | Het landelijke leven in Vlaams Expressionisme, Atelier De Fuus, Ell-Weert, 1-5 tot 27-6-76; 32 blz., klein formaat. - Opnieuw heeft Jan D'Haese de Vlaamse kunst in het buitenland gediend door een tentoonstelling te Ell te organiseren. Hij hield zich bij het landschap zoals de grootsten onzer expressionisten het hebben weergegeven (Brusselmans, Cantré, Gust de Smet, de Sutter, de Troyer, Fl. Jespers, Malfait, Permeke, Servaes, v.d. Berghe, v.d. Woestijne). Keurige catalogus. |
| |
periodische uitgaven
⚫ | Mededelingen, driemaandelijks, redactie: R. Van de Perre, giro 974.56 ASLK-Mortsel 300 fr. per jaar, mei 1976: o.a. portret van Jos van der Veken, Sylvain de Bie, R. Van de Perre; juli 1976, nr. 70. Een uitgave van ‘Kunstenaars voor de jeugd’. Secretariaat, Tuinlaan 33, 9150 Grembergen. Dit nummer stelt Yvonne Waegemans voor, dan Louis Wachters en C. Blommaert-Meyssen. Verder ‘Op korte golf’ en ‘Raad van beheer’. |
⚫ | VWS-Cahiers, driemaandelijks jg. XI, nr. 2/A, zomer 1976. Redactie en beheer: Raf Seys. Een uitgave van ‘Vereniging van Westvlaamse schrijvers’. Adres: Ringlaan, 8280 Koekelare. Het nummer is gewijd aan André Demedts. Het bevat na een korte schets door Remi Van de Moortel fragmenten als bloemlezing en een korte bibliografie waaronder ons nummer over André Demedts. |
⚫ | Art d'église, Red. F. Debuyst, abonn. 340 fr., giro 000-0554380-25 Art d'Eglise, Mon. St. André, Ottignies. - XLIV / nr. 174: Bespreekt de architectuur van gemeenschapshuizen te Woluwe, een Dominikanessenklooster te Ottignies (zeer merkwaardig), een Dominikanenklooster te Froidmont-Rixensart en sociale woningen van de UCL te Woluwe, alle geconcipieerd door arch. Luc. Kroll in reactie tegen de luxueuse eentonigheid van vele hedendaagse constructies. - XLIV / nr. 175: Over de architectuur van Nic. Rosiny een der
|
| |
| |
| weinige Duitse architecten, die de idee van het verbinden van ‘huis’ en ‘kerk’ in één concept voorstaan (St.-Lorenz Plettenberg-Essen, St.-Monika Keulen-Nippes, Parochiecentrum Neuss, O.L.Vr. van de Vrede te Düsseldorf-Gerresheim, restauratie van de Dom van Trier). |
⚫ | Blekorf, Red. A. Viaene, Abonn. 300 fr., giro 000-0617780-84 Biekorf Brugge. - 1975-76, 3-4: o.a. M. Cafmeyer over Vladslo in W.O.-I; J. Huyghebaert over ‘Aen de Vlaemsche Jongelingen’ oproep uit 1832 die z.i. aan J.F. Toussaint dient toegeschreven; A. Dewitte over reisroutes vanuit Brugge; A. Viaene over de uitbeelding van legenden in Vlaamse processiespelen tussen 1400 en 1820.
5-6: o.a. De triakel in de verzen uit het St.-Janshospitaal Brugge (L.J. Vandewiele); Vlazeele bij het IJzerfront (M. Cafmeyer); Drukkerij de Drie Druyven te Kortrijk 17e. (A. Viaene); Brugse huisnamen (J. Geldhof); Autobiogr. lied van Ferd. Morael van Nieuwpoort 1865; Toneel wedstrijden te Poperinge 1782 (C.B.). |
⚫ | Poëziekrant, Red. W. Tibergien, Daniël Billiet, R.H. Vandendaele, Stropstraat 181, Gent, tweemaand., 100 fr., giro 441-7009051-76. - Nr. 4 brengt o.m. gedichten van Johanna Kruit, Bert Willems, José de Poortere, Freek Dumarais, A. ten Brake, G. Wulms, A. Louf, G. de Weerdt, R. Coomans, G. Daemen, di Bernadino, Rufijn, J. Lippens, D. Hurdak, Y. van de Weghe. |
⚫ | Appel, Red. Hasseltsestw. 73, St.-Truiden; abonn. 50 fr. p. nr. (driemaandelijks - Nr. 2: o.m. gedichten van W. Balyon, F. Cornelis, Kr. de Meulder, N. Elen, M. Grasmeijer, J. Latinne, A. Louf, Miam, J. Tulkens, R. van Brabant, J. van de Weghe, J. Vandromme, F. Vercnocke, J. Verhulst, A. Philipaerts. Verder een interview met Frans De Peuter en een essay over Marcel Beerten. |
⚫ | Oostland, Orgaan Ver. Limb. Schrijvers, driemaand.; Red. Tr. Hoewaer, Toekomststraat Hasselt. - Jrg. 1976, Nr. 56: Speciaal nummer met verzorgde bio-bibliografische nota's over het grootste deel der leden van de Vereniging, n.a.v. het veertigjarige bestaan ervan. Documentair zeer nuttig: men treft er een aantal gegevens aan die men elders vruchteloos zoekt i.v.m. de geschiedenis van de literatuur in Limburg. De meeste leden zijn letterkundigen, een aantal zijn publicisten. De uitgeweken Limburgse auteurs kregen meestal meer naam dan de inheemse, omdat zij in de ‘officiële’ literaire wereld beter konden doordringen. |
⚫ | De Tijdspiegel, Red. Ludo Raskin, Breestraat 15 B/3, Hasselt Abonn. 175 fr., giro 1120.19; jrg. 31 nr. 2 en 3: Speciaal nummer gewijd aan de Voerstreek. Over een veertigtal bladzijden, verlucht met mooie foto's en tekeningen, wordt een historisch - toeristisch - botanisch beeld geschetst van de zes dorpjes waarover zoveel te doen is geweest in de jongste jaren. Sympatiek! |
⚫ | Filter, Red. Anne Crivits, Stationstraat 3 Jabbeke. Abonn. minimum 150 fr., giro 293-0039907-95 t.a.v. Eddy De Mondt, Boom. Driemaandel. - 4e jrg. nr. 1: o.a. gedichten van R. Meeuws, H. van Houwelingen, Fr. Deschoemaeker, Karlon Tym, W. Tibergien, E. Penning. Spijt financiële moeilijkheden - zoals alle tijdschriften - een ernstig streven naar kwaliteit. |
⚫ | Vlaanderen, Voor 1977 plannen we nummers over Rubens, Het tv.-spel, De beiaard, Poëzie in West-Europa. |
⚫ | Schwarz auf Weiss. Informationen der Künstler-Union-Köln, K-U-K, 5 Köln 80, Buchheimer Ring 4. -VIII/I, April 1976: Meestal teksten in verband met de jaarlijkse samenkomst van Keulse kunstenaars n.a.v. Aschwoensdag. Uit de toespraak van Kardinaal Jos. Höffner lichten we volgende passus: ‘In het nieuwe brevier staat de Voorbede “Wees de kunstenaar, o God, met uw ingevingen nabij”. Telkens ik dit lees denk ik onwillekeurig aan een kunstwerk, dat ik bij een kerkwijding zag en waar ik vaststelde: in dit werk is de onzichtbare wereld van het geloof tastbaar aanwezig, hier is inspiratie, hier wordt de mens tot bezinning en meditatie gevoerd.
Het sakrale kunstwerk is geloofsverkondiging. Paus Pius XII zei eens dat eigenlijk het priesterschap met de kunst diende verweven te zijn (7 mei 1964). Maar als ik bid “God wees de kunstenaars met uw ingevingen nabij”, dan denk ik niet alleen aan sakrale en religieuze kunst, maar aan de kunst zonder meer. Het is de zending van de kunst het eigenlijke, het wezenlijke in het kunstwerk tot straling te brengen. Kunst is meer dan abstracte vormschoonheid. Zij kan het wezen der dingen, en uiteindelijk het wezen van de mens zelf verduidelijken. Als u als kunstenaars de mens of de wereld voorstelt, dan zijt u op zoek naar dit wezen. Gij moogt de vragen van de mens niet uit de weg gaan, de vragen die hem pijnigen of gelukkig maken. Een kunstwerk kan een mens helpen achter zijn eigen masker te kijken.
Hoe grondiger en hoe dieper uw vragen dringen, des te meer zult u op het religieuze stoten. Zonder de religieuze dimensie is de mens slechts een Torso. Vandaag zeggen velen dat het voorbijgestreefd is kerken en altaren te bouwen. De Godsverering hebben zij door rationele plannen, rentabiliteit en vooruitgang vervangen. Wetenschap en techniek zouden de toverformule bezitten, die alle menselijke raadsels oplossen kunnen.
Maar meer en meer wordt deze utopie doorstoken: want men beseft dat uit zichzelf de mens uiteindelijk niet verklaarbaar is. Daarom is het voor de mens van deze tijd heilzaam dat er plaatsen van stilte, van bezinning, van Godsontmoeting zijn. Wij hebben tekens en symbolen vandoen. Er is sakrale kunst nodig. God openbaart zich door tekens. Spijtig genoeg kreeg men in de laatste jaren weleens de indruk dat bepaalde tendenzen in de kerk de zin verloren hadden voor sakrament en liturgie, voor symbool en sakrale kunst, en dat zij de boodschap van het Evangelie in sociologie en maatschappelijke bevrijding wilden zien oplossen.
Maar veel wijst er integendeel op dat - vooral bij de jeugd - een nieuw begrip groeit voor het symbool en het sakrale. Dat wekt hoop bij ons en plaatst u, kunstenaars, voor een grote en schone taak’. |
VRIJE TRIBUNE
⚫ | Als je zo langs het allegaartje van de Provinciale Prijs van West-Vlaanderen voor schilderkunst, voorbij de bemorste vlakken en een mannelijke strip-tease, de authentieke afbeelding ontwaart van twee vuilniszakken van de stad Blankenberge, dan krijg je niet alleen de zekerheid dat het ‘nieuwe’ dat daarmee bedoeld is al lang niet meer nieuw is maar dat ook de steeds weerkerende nihilistische afbeeldingen stilaan de verveling op de gezichten van de bezoekers produceert, uitgezonderd dan bij het jongetje van zeven dat geamuseerd naar de foto van het mannetje zonder broek wijst.
En als je dan in het buitengaan toevallig drie brandblusapparaten, een versperring op twee stoelen en een bordje ‘verboden ingang’ ziet, dan begin je alles, maar dan ook alles als kunstobjecten te bekijken en dan ga je de mogelijkheid onderzoeken of wij niet van de wieg tot het graf toevallig gewoon artistiek van de trap vallen of op een geniale manier onze hond uitlaten.
Gezeten op een terrasje, eerbiedig in de schaduw van het nodeloos gevulde Proviciaal Hof, kijk je naar de mensen die liever aanschuiven voor een plaatsje onder een zonnetent. Je ziet de veelkleurige wapperende vlaggen en de kwebbelende koetsiers. Je ziet mannen met welvaartsbuikjes voorbijbaggeren en je ziet zakjes friet die achteloos op een vensterboord werden achtergelaten.
Dan denk je plots: moderne kunst, voor mij hoeft het niet meer!
Albert Setola |
⚫ | Nummer 153 van Vlaanderen ligt open voor mij, en wel op pagina 239 waar in de kunstecho's sprake is van het Volgrecht.
Het heeft me sterk verbaasd dit belangrijke recht te ontmoeten tussen de prijskampen en de onderscheidingen. Toch blijft het in mijn ogen het recht dat voor de beeldende kunstenaar belangrijker is dan het reproductierecht. Door de onvervreemdbaarheid ervan, door de bloei van het veilinggebeuren en, eerlang, door de europese dimensie die het volgrecht zal krijgen, is het zelfs het enige auteursrecht waaraan de Kunstenaar iets concreets heeft.
Wellicht ware het nuttig voor dit recht eens de bijzondere aandacht van de auteurs te vragen i.p.v. het te verdrinken tussen prijzen die meestal toch voor een minderheid zijn bestemd.
W. Juwet, dd. Adviseur-Hoofd van Dienst Plastische Kunsten Min. Ned. Cultuur. |
⚫ | Tot mijn spijt moet ik u meedelen dat er in de rubriek ‘Poëtisch Bericht’ van ‘Vlaanderen’ nr. 153 (juli-augustus) enkele foutjes geslopen zijn. De gedichten ‘Zoals Jonathan’ en ‘Artevelde’ zijn NIET van Albert De Longie, maar van mij. Ik zou het erg op prijs stellen indien in een volgend nummer deze (ongetwijfeld administratieve) vergissingen even hersteld werden.
Frans Deschoemaeker, Bavikhove
We onderschrijven deze brief. Deze spijtige vergissingen, een drukfout, valt uiteraard helemaal buiten de verantwoordelijkheid van Albert De Longie en buiten onze bedoeling.
De rubriek Poëtisch Bericht werd samengesteld door de redactiesecretaris uit gedichten goedgekeurd door Albert De Longie. (de redactie) |
|
|