Lof zij het land waar hij geboren is
Is het maar een indruk? Mij schijnt dat ik al zo dikwijls André Demedts-hulden meegemaakt heb als de eeuwige van dienst zijnde Frans-Vlaming, vol schroom om mijn verantwoordelijkheid maar ook vol warme waardering... Het is alsof de Vlamingen nooit moe zouden raken in hem een verpersoonlijking van hun geliefde Vlaanderen te eren en te bewonderen. En dat begrijp ik best! Wie heeft er beter dan hij die onbegrijpelijke bekoring van ons land aangevoeld en vertolkt?... De meeste Vlamingen houden niet van hun mede-Vlamingen, zij houden van Vlaanderens brede hemels waar hun grijze oneindige dromen zweven, van de uitgestrekte vlakten waar langzame en (natuurlijk) stoere boeren het trage raderwerk der eeuwen eeuwig opwinden in de ijdele wind.
De Franse dichter mag wel aan de zielloze dingen een ziel inblazen om met woorden te dwepen (Objets inanimés, avez-vous donc une âme, qui s'attache à notre âme et la force d' aimer?), de Vlaming leeft dit ondoorgrondbaar ‘stil leven’ mee en voelt zich er tevens gelukkig en onvoldaan mee.
Eeuwigheid, stilte en oneindigheid missen de mensen. Zij zijn zo dikwijls gesloten, kwaadsprekend, lawaaierig dat men zich liever in zijn huis terug zou trekken met zichzelf en zijn zwaarmoedigheid: ‘iedere keer dat ik bij de mensen ben geweest, ben ik minder mens teruggekeerd’ (Thomas a Kempis)...
En toch laat de echte Vlaming de mensen niet los... Vlaanderen is een zege op het onmogelijke... Omdat hij zichzelf kent, heeft hij een milde spot over voor de andere die tot teder medelijden groeit, ja zelfs tot meewarig benieuwd zijn om de ‘gewone’ mensen en bewondering voor degene die op hoop van zegen geleefd hebben...
Vele idealen verschroeien omdat woorden en leuzen in de wind der vlaggen zo vlug verschalen, omdat iedere spiegel zijn achterkant heeft; vele mensen sukkelen voort met een dode ziel uit beleefde zwakheid die men van hen verlangt; vele andere lopen met zure mond de kudde in om hun kortgewiekte eendagsdromen te verbergen; de beste, zoals André Demedts, de idealisten die nooit ideologen zijn geweest, de eeuwige ontgoochelden die de eeuwige hoop nooit opgegeven hebben en altijd het hunne bijgedragen hebben zonder omzien, wennen langzamerhand aan de rinze sappigheid der dingen en aan de armzalige koddigheid der mensen, zij delen in Vlaanderens tederheid. Misschien worden zij er ook gelukkig bij: tot mijn grote verbazing, hoorde ik onlangs André Demedts verklaren: ‘Wij zijn hier om gelukkig te zijn’.
Dat hij gelukkig weze, het is de wens van alle Frans-Vlamingen voor de man die in Frans-Vlaanderen zo sterk geloofde dat Frans-Vlaanderen herleeft, alle onheilprofeten ten spijt. Dat hij in een dolwordende wereld onze diepe Vlaamse deugden (opbouwend humanisme en verdraagzaamheid, milde humor en standvastigheid) nog lang verpersoonlijke tot Vlaanderens eer en dat men omwille van hem zegge: ‘Lof zij het land waar hij geboren is!’
Jacques Fermaut, St.-Winnoksbergen