niet meer over. En zijn brief gaat verder. Over andere kwesties. Ik ben op zijn voorzichtige invitatie ingegaan en op die bijeenkomst - 29 december 1956 - vroeg hij of ik er misschien iets voor voelde om een tijdschrift op te richten. Het verhaal is verder bekend. In de paasvakantie 1957 verscheen het éérste nummer van ‘Ons Erfdeel’ Tot ongeveer eind 1959 liep ik even bij hem thuis of in het radiogebouw in de Rijselsestraat te Kortrijk binnen, vooraleer de kopij voor een nieuw nummer van ‘Ons Erfdeel’ naar de drukkerij te brengen. Hij doorbladerde eens de teksten, maar las ze vrijwel nooit. We spraken over de inhoud en de evolutie van het blad. Nooit heeft hij geprobeerd op een of andere manier rechtstreeks invloed, laat staan enige censuur op het blad uit te oefenen. In de beginjaren van het tijdschrift, uitsluitend door onervaren jonge mensen van om en bij de twintig geleid, zou het voor de belezen auteur die André Demedts was, makkelijk te doen zijn geweest. Hij liet het blad zijn eigen weg zoeken. Hij sprak er met grote belangstelling over, hoorde mij uit over de werking van de redactie, ook over practische problemen zoals de abonnementenwerving en over de altijd erg pijnlijke financiële kwesties. Hij was op dat vlak uiterst voorzichtig. Hij had veel aandacht voor nieuwe en jonge medewerkers, uit alle kringen.
Uit deze gesprekken, zoals uit de briefwisseling van die jaren, heb ik het heerlijk gevoel overgehouden dat hij mij de zekerheid wist te geven voor vol te worden aangezien. Als je twintig bent, roekeloos en vol idealisme, wil je au sérieux worden genomen. André Demedts deed dat. Zonder het met zoveel woorden te zeggen, doodgewoon door vertrouwen te schenken, door geen onderwerp in gesprek of discussie uit de weg te gaan, door altijd van mens tot mens te spreken. Ook twintig jaar geleden had hij een zelfverzekerde toon aan kunnen slaan. Hij deed het nooit, ook niet in zijn vroegste brieven, waarin hij voorzichtig - o, zo mild! - een oordeel formuleert over mijn eerste pennevruchten. Hooguit liet hij bij al te wilde of oncontroleerbare beweringen een lichte wrevel blijken... maar dat duurde nooit langer dan de tijd om zelf tot het inzicht te komen dat een of ander toch àl te gek was.
Waterverftekening H. Timperman, Kortrijk
Hoewel hij ruim dertig jaar ouder is, heb ik André Demedts nooit, vroeger niet en ook nu niet, ervaren als iemand van een ‘andere’ generatie. Daar zijn natuurlijk de jaren - de onoverkomelijke -, maar dat is ook altijd het enige geweest. Al die tijd heb ik hem mogen ervaren als een gelijk-gezinde, iemand die in dezelfde richting denkt, kijkt en handelt. Integer was hij altijd. Kwetsbaar, ook altijd.
Als André Demedts je vraagt ‘hoe gaat het?’, dan is dat nooit een beleefdheidsformule.
Nooit poze. In een wereld die in toenemende mate wordt gekwetst door agressiviteit, is zijn eenvoudige vraag een warm teken van belangstelling van mens tot mens, van eenzaamheid tot eenzaamheid.
En wat maakt ons sterker dan het besef niet alleen te zijn?
Jozef Deleu