iets wat ik in oorlogstijd best kon aanvoelen. Toch bleef het voor mij een raadsel hoe die uiterlijk gezonde, vriendelijke, altijd glimlachende André Demedts zo zwaar gebukt kon gaan onder smart en pijn. Dat dit essentieel een lijden aan het leven was heb ik eerst veel later ingezien, vooral na herhaalde lezing van zijn prachtige bundel ‘Vaarwel’. Met Demedts ben ik nog andere dichters gaan lezen die in de Wakkense bibliotheek vertegenwoordigd waren en meteen ben ik zelf gaan schrijven. Met die verzen zou ik dan als twintigjarige bij André Demedts persoonlijk terechtkomen. Hij woonde toen in de Karel Van de Woestijnestraat in Waregem, waar hij sinds 1937 leraar aan het College was. Ook naar Waregem volgde ik hem. Ik werd er in 1944 onderwijzer in een school niet zover van mijn woning af. Het contact met André zou vergemakkelijkt worden door het feit dat zijn moeder en zijn zuster Gabriëlle zich in augustus 1945, na het overlijden van vader Maurits Demedts, ook in Waregem kwamen vestigen op amper honderd meter van zijn woning. Ze hadden er een boekwinkeltje geopend en ik werd er als Wakkenaar en als vriend van de literatuur ook gauw een vriend van den huize.
André ontmoette ik nu regelmatig en ik volgde hem meer dan ooit: ik ging tal van zijn voordrachten beluisteren, ik las zijn vele romans en essays en zijn warm-menselijke verzen leerde ik van buiten. Met veel goedheid en geduld las en besprak hij mijn prille gedichten, bracht me binnen in het tijdschrift ‘Nieuwe Stemmen’, sprak met mij over boeken en kunst, echter heel weinig over zichzelf en aanvankelijk ook niet over Frans-Vlaanderen. Ik wist hoe zijn Vlaamsgezindheid in die jaren, na de moeilijkheden die hem in 1944 na de bevrijding waren berokkend, bescheiden verborgen hield. Met bewondering en eerbied keek ik naar hem op: de altijd ernstige, wilskrachtige en zwijgzame werker, zo productief dat ik mij als lezer altijd heb moeten inspannen om hem als schrijver bij te houden. Ik heb hem vaak gezegd dat hij blijkbaar vlugger kan schrijven dan ik kan lezen. En toch wou hij zich niet als artist of literator beschouwd zien. Hij filosofeerde en schreef zo maar wat. Zijn eigen werk en persoon kon hij dus sterk relativeren. Zo ontdekte ik de humorist in hem maar dan een humorist zonder uitbundige vrolijkheid. Humor heeft hij trouwens altijd bepaald als het blinkende zout van de tranen.
Hoe wij samen op het actieterrein voor Frans-Vlaanderen zijn beland is een hele geschiedenis waarover ik elders al uitvoerig heb geschreven. In 1945 werd de sluimerende aandacht van André Demedts eerder toevallig op Frans-Vlaanderen gericht na een bezoek van de Frans-Vlaming Dr. Pierre Berteloot aan Stijn Streuvels. Hierover door Streuvels ingelicht schreef André de Frans-Vlaming aan om zijn medewerking te vragen voor het bijzonder nummer dat ‘Dietsche Warande en Belfort’ in oktober 1946 aan Streuvels zou wijden. In ‘KVF-Mededelingen’ getuigde A. Demedts onlangs nog dat Berteloot zijn bijdrage over Streuvels een der beste is die bestaan. Dit eerste contact werd een bron die weldra rijkelijk zou stromen.
In 1947 dan werd in Waregem door Leon Coppens een Kunstverbond opgericht dat uit drie afdelingen bestond. André Demedts had het voorzitterschap van de letterkundige afdeling aanvaard op voorwaarde dat ikzelf daarvan secretaris wou zijn. Dit was dan het begin van onze actieve samenwerking. Gedurende ruim tien jaar hebben wij in Waregem kunst- en voordrachtavonden op touw gezet die o.m. dank zij de boeiende inleidingen en de altijd bezielende slotwoorden van André Demedts veel bijval kenden. Het bleef echter niet bij deze lokale activiteiten. Na verruimde contacten met Frans-Vlamingen besloten wij een eerste culturele Frans-Vlaamse begroetingsdag in Waregem te organiseren. Die vond plaats op 25 juli 1948 en was overwegend literair en artistiek opgevat maar de Vlaamse, Heel-Nederlandse en Europese idee stak er toch achter. Sindsdien hebben wij in Waregem al 29 Frans-Vlaamse Kultuurdagen gehouden. Tot in 1968 werden zij op een enige wijze door André Demedts geleid. In 1969 liet hij het voorzitterschap over aan Senator Leo Vanackere maar hij beloofde bij ons te blijven als een afgetreden vader-abt in zijn klooster... Op zijn medewerking hebben wij dan ook tot op vandaag de dag altijd een beroep mogen doen. Het kleine organiserend Komitee van de Frans-Vlaamse Kultuurdag groeide inmiddels uit tot het Komitee voor Frans-Vlaanderen: een comité zonder betalende leden, zonder vrijgestelden, zonder betaalde medewerkers, zonder statuten, zonder structuur en soms zonder geld... Het zou nochtans aan de basis liggen van praktisch alle initiatieven die sinds de tweede wereldoorlog ten bate van onze Nederlandse taal en het Nederlands kultuurbewustzijn in en voor Frans-Vlaanderen genomen werden. De werking van het KFV werd voor een ruim deel bepaald door de wijze en voorzichtige leiding van André Demedts. Strak principiële en extreme standpunten werden nooit luidop verkondigd en de volle aandacht en alle energie bleven steeds op concrete
resultaten gericht.
Die resultaten bleven ook niet uit en zij hebben ons ongetwijfeld aangezet om voort te doen want het was en is nog altijd een zeer zwaar werk. Dag aan dag hebben wij onszelf moeten pantseren om het vol te houden. Voor mijzelf betekende het secretariaat en het voortdurend aangroeiend organisatorisch werk het prijsgeven van al mijn vrije tijd en ook van mijn literaire ambities. De vriendschap met André Demedts is voor mij echter altijd een sterkte en een weldadige compensatie geweest. Het werk voor en in Frans-Vlaanderen heeft onze visie en onze wereld verruimd en de vele ontmoetingen en contacten betekenden een verrijking voor al wie bij dit werk betrokken was. Van André Demedts alleen al heb ik onschatbaar veel meegekregen niet enkel door de lectuur van zijn diepgrondige werken maar ook door honderden brieven en interessante gesprekken, deze laatste vaak in de wagen bij onze vele bezoeken aan Frans-Vlamingen.
Er is zo veel dat ik in André Demedts heb bewonderd en de geestelijke invloed die hij op mij en vele anderen heeft uitgeoefend is niet te meten en te schatten. Ongetwijfeld heeft hij aan mij en velen iets meegegeven van zijn wetenschap en wijsheid, zijn voorzichtigheid, zijn sterke zin voor verantwoordelijkheid, zijn volhardende trouw en werkkracht, zijn sociale bewogenheid en Vlaamsnationale overtuiging op evangelische grondslag, zijn bijna Oosters geduld en zijn illuzieloze strijdbaarheid, zijn geloof in de immanente rechtvaardigheid ondanks alle onrecht in de wereld, het besef van eigen kleinheid en beperktheid en zijn weemoedige glimlach om al onze tekortkomingen en om zoveel ijdelheid en verwaandheid.
Het is goed dat wij dit alles eens dankbaar kunnen getuigen naar aanleiding van zijn zeventigste verjaardag.
Luc Verbeke