[nummer 152]
Bij wijze van groet
Een reeks historische en sociologische factoren hebben er toe geleid dat in onze samenleving de wereld van de arbeiders en de wereld van de kunstenaars zich als twee naast elkaar bestaande realiteiten hebben ontwikkeld.
Toch mag dit een tegennatuurlijke evolutie heten. Niet alleen omdat de arbeid, een belangrijke, zoniet de belangrijkste, inspiratiebron is geweest voor de kunstenaar. Niet alleen ook omdat de kunstenaar in verschillende perioden uit onze geschiedenis hecht verbonden is geweest met het leefpatroon en de problematiek van de ganse bevolking. Sedert enige tijd is ook een toenadering tussen kunstenaars en arbeiders merkbaar, zij het dan eerder op het vlak van hun gemeenschappelijke maatschappijvisie. In verschillende landen, vooral dan in de Oost-Europese, behoort de relatie kunst-arbeid tot een integrerend deel van het cultuurbeleid en het sociaal beleid. De kunstenaar engageert zich in de basisgroepen van de arbeidende bevolking om samen met hen zijn eigen kunstwerken te bespreken en te evalueren of bepaalde waarden en uitdrukkingen van het cultureel erfgoed inzichtelijker te maken en te integreren in het eigen cultuur- en leefpatroon van de werkende bevolking.
Het kan vreemd lijken maar op dit vlak kan onze samenleving zich voor sommige aspecten spiegelen aan cultuur, die men altijd primitief heeft genoemd, waar kunst en arbeid één zijn. Kunst en arbeid zijn twee oergegevens die elkaar in essentie raken, die onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn.
Het kunstwerk is immers de meest treffende verwijzing naar de arbeid zonder aliënatie, zonder vervreemding, naar de unieke scheppingskracht van de mens waarvan de arbeider nog al te vaak wordt beroofd.
In de strijd voor meer vreugde aan de creativiteit ontmoeten de Christelijke Arbeidersbeweging en de kunstenaars elkaar.
Het initiatief van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond om een speciale uitgave te wijden aan ‘De Christelijke Arbeidersbeweging en de cultuur’ vind ik dan ook bijzonder belangrijk en lovenswaardig. Moge deze uitgave er niet alleen toe bijdragen opdat arbeiders en kunstenaars elkaar beter zouden leren kennen, maar ook en vooral de inzet zijn tot een vruchtbare samenwerking.
R. DE BACKER-VAN OCKEN
Minister van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden.