Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 25
(1976)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |||||||||||||||||
nieuw werk van en over ledenPAUL SCHOLLAERT, Het Lijdensverhaal volgens Johannes, Uitg. Madrigaal, Leuven. 1976. - De auteur heeft, aansluitend bij de oude liturgische traditie in het Latijn, een aangepaste zangmuziek gecomponeerd voor de Nederlandse tekst van het passieverhaal volgens Johannes. Eveneens traditioneel is het aanwenden van drie stemmen: de middenstem voor de verhaaltekst, de lage voor de Christuswoorden, de hoge voor de andere personen. Ongetwijfeld een aanwinst voor de nederlandstalige goedeweek-liturgie, te meer dat voor de derde stem een vierstemmig gemengd koor kan worden ingeschakeld, waarvoor de partituur in de uitgave ook aanwezig is. De partituur (75 fr.) en de plaatopname ervan (300 fr.) kunnen besteld op giro 000-0528950-18 van Het Madrigaal, Herestraat 51, Leuven.
LAMBERT SWERTS, Recht op geluk, Drukkekerij Strobbe, Izegem, 1978 (Bestellen: L. Swerts, Dambruggestraat 59, Antwerpen). - Diep religieuze bedenkingen van een leek, bij de beschavingsomwenteling die we heden doormaken. Om in deze wereld gelukkig te zijn en gelukkig te maken, vindt hij de oplossing bij Franciscus van Assisi: zachtmoedigheid (i.p.v. geweld), onthechting (i.p.v. macht, genot en geldhonger), liefde (i.p.v. egoïsme). Woorden die ontroerend echt klinken, vrucht van een grote levensondervinding, terugkeer tot de kern van het katholicisme.
RAF SEYS, Van Walther Vanbeselaere tot Mariette Vanhalewijn, VWS-Cahiers 57/58, De Rumberg, Koekelare, 1976. - De ijverige secretaris van de Vereniging voor Westvlaamse Schrijvers, ons redactielid Raf Seys, heeft het initiatief genomen een plaket te wijden aan de laureaten van de Westvlaamse prijzen en de Westvlaamse laureaten van de interprovinciale prijzen van 1950 tot 1975. Gouverneur P. van Outryve d'Ydewalle schreef de inleiding van de brochure, die inzet met een chronologisch overzicht. Daarop volgt een presentatie van elk der dertig bekroonden, met foto, biografie en uittreksel uit het werk, dat de onderscheiding kreeg. Op het eind van de publicatie krijgt elk laureaat zijn bibliografie en opgave van literatuur over hem. Een werkelijk geslaagde realisatie! (Jaarabonn. 200 fr., giro 000-0516779.60, Raf Seys, Koekelare). A.S.
NICOLE DOISE, Voor een zachte sterveling, De Bladen voor de Poëzie, Orion, Brugge. - Dit is de tweede verzenbundel van de jonge dichteres Nicole Doise, een regentes uit Gentbrugge. Veel schreef zij nog niet en af en toe herinnert zij ons even aan haar grote leermeesters J.W.F. Werumeus Buning en Federico Garcia Lorca. Zij schrijft beslist vanuit een christelijke gemotiveerde levenssituatie. Haar vers heeft vaak een optimistische speelse klank. Over het dichten zelf lezen we op de flap van haar bundel een zinvolle toelichting. Een releverende tekst! ‘Schrijven geneest mij van het leven en van de dood. Het is trouw aan eigen eenzaamheid; is het niet daar dat elke mens het dichtst de andere begrijpt? Wellicht is het met schrijven zoals met de fysische noodzaak der dromen: ze neutraliseren onze angsten, ze beschermen het individu tegen opslorping. Zonder droom sterft de mens. Elk woord is voor mij allereerst klank, een innerlijk rijm. Het woord rijmt steeds met zichzelf, is autonoom, een zintuig, een fysische gebeurtenis. Het rationele doorbreken om de ruimte te herstellen van het mysterie: het is de worsteling met de materie en met de opgelegde bewustzijnsinhouden. Ik schrijf vanuit mijn groot verlangen naar leven, zo hevig mogelijk van deze aarde zijn. Ik erken goddelijke aanwezigheid in de dingen. Zo is mijn opdracht, langs het dichten, mezelf en de mensen dichter te laten ervaren: eerbied en verbazing, de emotie van het Eeuwige’. Beter zouden we haar poëzie niet kunnen typeren. Het is een dubbel met 60 gedichten, waaronder heel wat voortreffelijke teksten. A. Van den Berg.
GILBERT COGHE: Seizoenen lezen, eigen beheer, Brugsesteenweg 60, 8921 Poelkapelle. We hebben de debuutbundel van Gilbert Coghe graag gelezen, want hier is onmiskenbaar een jong dichter aan het werk, die zijn inspiratie put uit de rijke bronnen van de natuur, de liefde en het leven met de beminde vrouw en het jonge kind. Natuurimpressies worden in eenvoudige symbolen uitgedrukt en vertolken veelal een spontaan gevoel van bevreemding, soms is het een vaag gemis of een tikkeltje weemoed. Zijn taal is helder, zijn stijl bondig en kernachtig. Wat hij zeggen wil, komt beslist sfeervol over. De tekeningen van Frans Corneille illustreren op passende wijze zijn verzen. Even luisteren. ‘Herfst’: de wolken schrijven hun laatste arabesken
het deemster wacht reeds achter de bomen.
de jongen die ik vroeger was
- en droom ooit weer te worden -
poft aardappels in de hete as.
ik verschroei door een warmte
die méér is dan de hitte van het vuur.
ik bid met veel te kleine handen.
GERY FLORIZOONE: Drie knotwilgen, eigen beheer, Kristoffelstraat 12, 8320 Brugge. 100 fr. In het sympathiek debuut van Gery Florizoone stipten we een 15-tal voortreffelijke gedichten aan. Meestal zijn het tamelijk korte stukjes, geïnspireerd door een intens beleven van de natuur in al haar wisselingen. Op dit thema heeft hij vooralsnog zijn meest authentieke stem laten horen. We zijn alvast een jong dichter rijker geworden. ‘Oever van de avond’: de wind daalt
uit zijn lied
van hout en draden.
zwijgend raapt
het riet
de zwarte zijde op,
kleedt de huizen
aan en laat
nog dieren buiten.
door de sluizen
gaan de bomen
bang naar zee.
A. Van den Berg
LEO METS, De Baronnen, De Clauwaert, Kessel-Lo, 1973. Eigenlijk is dit de geschiedenis van twee geslachten: vader en zoon. De vader: ongemeen dynamisch en ambitieus, maar met een wonderbreed geweten, brengt het ten slotte tot baron, ten minste in het gebroei van zijn eigen hoogmoed en in het kasteel dat hij zich weet aan te schaffen. En toch is hij niet gelukkig wanneer zijn vrouw hem, in plaats van de zeer verbeide dochter, een zoontje schenkt: dat jochie zal hem immers tóch niet kunnen evenaren. Hij zal hem tóch zijn principes niet kunnen opdringen. Aanvankelijk koestert de jongen een haast ziekelijke bewondering voor zijn vader, maar hij is nog niet volwassen of hij ontdekt reeds de laaghartige sluwheid van de oude en begint hem te haten. Het leven tussen deze twee wordt onmogelijk. Ten slotte sterft de oude een gewelddadige dood. Daarvoor zorgt dan de bezetter tijdens de tweede wereldoorlog. Daarmee echter is de geschiedenis van de zoon, Charles, nog niet ten einde. Te raden hoe de schrijver zijn roman beëindigt met een verrassend en origineel slot, laat ik verder aan de lezer over. In elk geval leverde Leo Mets ons hier weerom een imposant geheel, een werkstuk dat ons boeit door zijn constructie, dat daarbij vlot leest van het begin tot het einde en dat tevens bewijst hoe diep hij weet door te dringen in de menselijke ziel. Jos van Rooy
RENE TURKRY, Tellurisch, (bestellen bij de auteur: Fruithoflaan 86, bus 3, 2600 Berchem), 100 fr. ‘Kwansuis houdt meidoorn een hagepreek naast de nukkige hoefslag van paarden roofdier zijn en prooi tegelijk alles behoort tot bloedgroep groen’ Enige tijd geleden verscheen René Turkry's vierde dichtbundel. Met ‘Tellurisch’ tast hij naar de diepere wortels van zijn bestaan. Aanvankelijk eerder Marsmaniaans en minder hermetisch dan voorheen, verkrijgt zijn poëzie gaandeweg weer haar eigen identiteit. De auteur | |||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||
tast woordsferen af en glijdt op steeds opnieuw allitererende verzen naar de intensieve animatie, zo karakteristiek voor deze lyriek. De communicatie van vergankelijk leven met de natuurlijke moederschoot geeft aanleiding tot een thematisch erg belangrijk dualisme: ‘een ballade van nieuw bestaan en verstijfd bloed’. Heimwee naar de oerverbondenheid alterneert met het latente besef van onvermijdelijke oorsprongvervreemding. (Paradise lost...) Nu eens ‘opent de ziel zich met de lenigheid van een jonge hond’, dan weer ‘schuift de villa een grendel voor de terpen van het zerpe groen’. Het verlangen naar het eeuwige, gepaard met de stellige overtuiging van de betrekkelijkheid van al het bestaande, zijn hieraan uiteraard niet vreemd. Dan ook blijkt ‘rijpheid beproefde jeugd’, ‘geluk gelouterd verlangen’. Uit dergelijke tweeledigheid wordt een zekere schroom geboren. Turkry's soms rituele natuurbeleving - gegoten in weidse metaforen - vindt o.i. zijn bron in deze aan onzekerheid grenzende schroomvalligheid. Die maakt de dichter (de mens) tot ‘... kompasnaald... gravend naar de graal’. Hem blijft slechts ‘het spitten naar de gulden snede...’ Luc Daems
R.E.C. WILLEMYNS, Kanaal 64, Altiora, Averbode, 1975; 130 blz. - Een heel spannend S.F.-verhaal, geschreven voor jongeren, maar ook zéker genietbaar door volwassenen, zoals het overigens een goed jeugdboek past. Twee vrienden ontvangen, buiten de normale zenduren van de t.v., geheimzinnige signalen op hun televisiescherm. Bij nader onderzoek blijken deze van Alpha Centauri afkomstig te zijn, maar de bron van alle geheimzinnigheid ligt, als puntje bij paaltje komt, in Siberië, op de plek waar in het begin van deze eeuw de z.g. grote meteoriet neerplofte.
R.E.C. WILLEMYNS, Een schaduw van gisteren, Uitg. Walter Soethoudt, Antwerpen, 1975; 145 blz. - Met dit knappe werk behaalde de auteur de Prijs van de Stad Gent. Eén van de weinige ‘volwassen’ S.F.-romans, geschreven door auteurs uit ons taalgebied. Door de eindeloze economische vervuiling ontwikkelt zich nabij Keulen een heel gevaarlijk virus, dat niet alleen metalen aantast, maar dat bovendien dodelijk is voor de mens. Een ‘grote-ramp’-verhaal, vinnig en indringend geschreven, heel goede karaktertekening, spannend tot en met, en onderhuids een sombere waarschuwing.
J.L. DE BELDER, Verzamelde gedichten, Orion, Brugge, 1975; 269 blz., 365 fr. - Deze lijvige, mooi uitgegeven bundel verscheen in de gunstig befaamde serie ‘De Gulden Veder’, en bevat gedichten, geschreven van 1938 tot 1974. De keuze gebeurde uit de bundels ‘De gesloten kamer’, ‘Epimenides' ontwaken’, ‘Uit een herfst’, ‘Ballade der onzekerheden’, ‘Recitatief’, ‘Ki Fong’ (een Chinese suite), ‘Van zuilen, sneeuw en rozen’, ‘Avondverzen’ en ‘Dagboekbladen’. Een kostbaar bezit voor wie van eerlijke, zachte gedichten houdt. De Belder noemt zijn dichtkunst ‘de metafysica van het hart’; hij zegt wel, met Tsjekov, dat hij geen serieuze betekenis hecht aan zijn literair werk, en het relativeren strekt hem tot eer en wijsheid, maar ik ben zo vrij stellig te vermoeden, dat de liefhebbers en bewonderaars van goede poëzie daar anders over denken. Als aperitiefje het m.i. prachtige vers ‘Afscheid’ uit de Chinese suite: Buiten, voor de muren van Lo-Yang, komen en gaan de tijden gedurig in wisselend afscheid. Wanneer ik wegging dansten de vlokken als bloesems, nu ik wederkeer dwarrelen de bloesems als sneeuw.
ROBERT BAEKEN, De gedichten van vervulling, uitg. De Gal, 1975; 79 blz., 145 fr. - Een bescheiden bundel ‘lofliederen op het leven’ van een nog jonge man, die zich verheugt over de kleine, vreugdevolle dingen van alledag. Ofschoon een aantal verzen misschien wat wijdlopig kan genoemd worden, toch lijkt Baeken me een onvervalst poëtisch talent te bezitten, dat beloften voor een mooie toekomst inhoudt. Jammer dat de opmaak van deze uitgave niet wat beter werd verzorgd: te al té talrijke afgekapte regels storen de bladspiegel.
WIETER, Driemaal zeven is ook 69, eigen beheer (François Hammel, Liersesteenweg 144, 2800 Mechelen), 1975; 47 blz. - De dichter noemt zijn uitgave zelf ‘een pretentieloos bundeltje poëzie’. Al lezend in deze eersteling, struikel je af en toe wel over wat rijmelarij, maar dan weer kijk je op van een rake zegging, die laat vermoeden dat Wieter, mits hard werken en onverbiddelijk schrappen, zou kunnen uitgroeien tot een echte dichter.
JOZEF VANDROMME, Seizoenen van mijn hart, eigen beheer, 1975; 4 blz. - Bij het lezen van deze gedichten, heb ik onwillekeurig moeten denken aan de schilderijen van mijn betreurde vriend Gerard Vermeersch, inzonderheid dan de landschappen uit het Vlaamse Heuvelland. Ook Vandromme, afkomstig uit Reningelst, vond er een groot deel van zijn inspiratie en schildert die heerlijke streek met veel nostalgie en in eenvoudige, door iedereen begrijpbare, niet mis te verstane verzen. Laat zijn dat de ‘grote’ kritiek geen lofbazuinen zal opsteken, ik houd Vandromme voor een authentiek dichter, die met de eenvoudigste middelen diep weet te ontroeren. De ook al pretentieloze tekeningen van Laurent De Backer, die de bundel illustreren, zijn helemaal in de sfeer van de gedichten.
JOS PHILIPPEN, Luister van de Belgische munten, Uitg. Europa, Diest, 1975; 184 blz. - Dit bijzonder mooi uitgegeven boek (ik heb trouwens niets anders verwacht van de bibliofiel Philippen) werd in de eerste plaats geschreven voor de overtalrijke verzamelaars van munten, maar ook oningewijden kunnen er heel interessante dingen van opsteken. Het werk omvat 9 hoofdstukken, scherp afgelijnd en logisch geordend: 1) Inleiding tot onze nationale numismatiek (De officiële munten - De medailles met muntwaarde - De noodmunten van de oorlog 1914-1918). 2) Het groot- en het kleinzegel van de staat. 3) Genealogie van het Belgisch vorstenhuis. 4) De ontwerpers van onze munten. 5) Repertorium volgens koningen en typen. 6) Album met illustraties en beschrijvingen. 7) Tabel van al de jaren en slagaantallen. 8) De muntontwerpen van de prins-regent. 9) Beknopte bibliografie. De auteur is er volkomen in geslaagd zijn stof zo helder mogelijk over te brengen, met precieuze aandacht voor alle details, die het geheel overzichtelijker en aangenamer om lezen kunnen maken. Vanzelfsprekend moest een dergelijk werk uitstekend geïllustreerd worden en het is echt verrassend te ontdekken hoeveel soorten munten er in de niet eens honderdvijftig jarige geschiedenis van België werden geslagen. Zelfs de niet-specialist kan vaststellen, dat Philippen op het gebied van de Belgische numismatiek een standaardwerk heeft afgeleverd, onmisbaar voor de verzamelaars, boeiend en leerrijk voor alle anderen.
STICHTING ONS ERFDEEL, De Franse Nederlanden/Les Pays-Bas Français, 1976; 256 blz., 500 fr. - De onvermoeibare, onuitputtelijke Jozef Deleu - hoofdredacteur van ‘Ons Erfdeel’ en ‘Septentrion’ - blijft maar voortbouwen aan nieuwe initiatieven en verwezenlijkt ze ook. Ditmaal een ‘Jaarboek’, gewijd aan de z.g. Franse Nederlanden, ‘een gebied dat historisch, geografisch, cultureel, economisch en algemeen maatschappelijk zeer nauw is verbonden met de Benelux’. Dit Jaarboek heeft tot doel ‘het wetenschappelijk onderzoek én de wetenschappelijk verantwoorde informatie over de verschillende aspecten van de Franse Nederlanden en hun betrekkingen met Belgisch-Vlaanderen en Nederland te bevorderen’. Het is een tweetalige publicatie (Nederlands-Frans): de bijdragen zijn gesteld in de oorspronkelijke taal van de auteur en voorzien van een samenvatting in de andere taal. Een bijzonder verzorgde uitgave, ruim geïllustreerd, een schatkamer van gegevens over het land, dat de idealistische sjouwers van ‘Ons Erfdeel’ (en ook ons) zo na aan het hart ligt. j.v.r. | |||||||||||||||||
boeken over kunstMARC DE BIE, Dertig jaar Vlaamse auteurs in de officiële schouwburgen, Uitg. Ver. Vl. Toneelauteurs, Wuustwezel (100 fr., Handelsbank rek. 610-4811740-49 VVT, Antwerpen). - De auteur, die gegradueerde in de bibliotheekwetenschappen is, verzamelde in deze brochure alle gegevens, die toelaten een critisch overzicht te krijgen van wat onze officiële gezelschappen aan Vlaams werk speelden. Tevens brengt de auteur een lijst van Vlaamse toneelwerken, die speelbaar zouden zijn, gaande van de middeleeuwen tot heden. De conclusie is dubbel. Vooreerst dat tal van werken niet gebruikt werden door de theaterdirecteurs; vervolgens dat zij meestal (tenzij om commerciële redenen) tegenover toneelwerk met enigszins christelijk karakter allergisch zijn geweest in de naoorlog, wat verband houdt met hun politieke ingesteldheid. De auteur laat het terecht aan de lezer over deze conclusies te trekken. Opmerkenswaardig is ook dat het Groot-Limburgs toneel | |||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||
geen enkele Vlaming opvoerde: beslist een gezelschap dat zich aan Vlaanderen meer interesseerde om er centen van te krijgen. Geen tranen dus voor de verdwijning ervan.
RIK LANCKROCK, Toneelstudio '50 en Arcateater, Nieuwe reeks ‘Bijdragen Cult. Jaarboek Oost-Vlaanderen’ nr. 1, Uitg. Provinciebestuur, Gent, 1976 (136 blz., geïllustreerd). - Het eerste uit de in ons vorig nummer aangekondigde nieuwe reeks der Oostvlaamse bijdragen: afzonderlijke boeken met eigen kaft en paginering. De studie gaat van 1950 tot '75 en gebeurde in het kader van de jubileumviering en op initiatief van directeur Jo de Caluwe, die ook directeur blijft van het N.E.T., dat Arca verleden jaar opvolgde. Terecht kregen een aantal toneelmensen, die nauw met Arca samenwerkten, de kans om uitvoerig over de verlopen jaren te getuigen. Het historisch overzicht zelf streeft naar objectiviteit en onderstreept de uitzonderlijke betekenis van Arca voor Vlaanderen; wel houdt de auteur erin vast aan zijn gekende standpunten, wat zijn goed recht is. Een waardevol document.
S.J. DE LAET e.a., Oudheidkundige opgravingen en vondsten in Oost-Vlaanderen, VII, Nieuwe reeks ‘Bijdragen Cult. Jaarboek Oost-Vlaanderen’ nr. 2, Uitg. Provinciebestuur, Gent, 1976 (224 blz., geïllustreerd). - Een uitgave, waarvan de lof niet meer dient gemaakt te worden: wetenschappelijk verantwoord, veelzijdig, handig voor consultatie, specialistisch en toch leesbaar. Behalve prof. de Laet werkten nog mede: J. Nenquin, A. van Doorselaer, M. Desittere, A. Gautier, H. Thoen, F. Verhaeghe, M. Rogge, P. de Paepe en P. Janssens. Het betreft voornamelijk stukken uit Wortegem-Petegem, Aalter, Eke, Destelbergen, (zeer uitvoerige behandeling) en Zottegem-Velzeke (eveneens uitvoerig).
WILLY ROTZLER, Objektkunst. Von Duchamp bis zur Gegenwart, Reeks DuMont Dokumente, Verlag M. DuMont-Schauberg, Köln, 1975 (240 blz., ruim geïllustreerd). - De Du-Montreeks ‘Dokumente’ is onmisbaar om de evolutie van de moderne kunst op de voet te volgen. De auteur is Zwitser en doctoreerde over middeleeuwse iconografie, maar heeft zich nadien hoofdzakelijk met eigentijdse kunst bezig gehouden, meer in het bijzonder met de objectkunst waarover hij reeds vroeger publiceerde, tentoonstellingen organiseerde en doceerde aan de Universiteit te Zürich. Hij stelde dit werk samen als een soort ‘scrap book’ (album met foto's, postkaarten en knipsels): los van alle systematiek commenteert hij een groot aantal reprodukties, die hij chronologisch heeft gerangschikt binnen de hoofdstukken: Objektkunst (voorgeschiedenis), Kubismus und Collage, Marcel Duchamp, Dada, Surrealismus, Neo-Surrealismus, Pop Art, Konzeptuelle Kunst. Men merkt dat objektkunst eerder een techniek is dan een kunstrichting. Hij eindigt met de vraag ‘Objektkunst am Ende?’: er zullen wel nog lang epigonen zijn, antwoordt hij, maar het voornaamste dat men kan bereiken is reeds in de laatste decenniën bereikt geworden. Tot slot een aantal korte kunstenaarsbiografieën. Objektkunst is in elk geval moeilijk te appreciëren zonder een grote dosis humor, die toelaat alles te relativeren; dat lijkt ons de onuitgesproken conclusie van het boek. Een waarschuwing dus voor wie dit soort dingen (zijn het geen dingen tenslotte?) al te zeer au sérieux wil nemen.
DR. W.P. THEUNISSEN, Ikonen, Uitg; Helmond, Helmond/Heideland, Hasselt, 1973; 45 blz. + 30 grote vierkleurplaten, 33 × 23 cm, gebonden. - De auteur, die verbonden was aan de H. Landstichting te Nijmegen en te Nijmegen, Rome en Athene studeerde, is een gewaardeerd kenner van de Byzantijnse wereld. Hij beperkt zich hier niet tot het esthetische, dat zeer belangrijk is, maar wil langs historische en theologische wegen de geestelijke rijkdom van het Christelijk Oosten aantonen, die hij o.m. door een herhaald verblijf op de Athosberg en bezoek van de voornaamste collecties grondig heeft bestudeerd. Na algemene historische en esthetische inleidingen, bespreekt hij afzonderlijk elk der gereproduceerde ikonen, die representatief zijn voor het geheel van de ikonenkunst. Ook de technieken, die in de loop der eeuwen werden gebruikt, krijgen zijn aandacht, technieken die ook voor Westerse kunstenaars ongemeen boeiend zijn. Als synthese een uiterst interessant werk, met een rijke bibliografie voor verdere studie.
Dr. W.P. THEUNISSEN, De wereld der Ikonen, Uitg. Helmond, Helmond/Standaard, Antwerpen, 1975; 64 blz. + 28 grote kleurplaten, 21 × 17 cm. - Dit is een meer beknopte initiatie. De auteur ontwikkelt vooral de geschiedenis van de ikonenkunst en hun verspreiding over de orthodoxe wereld. Hij gaat in het bijzonder grondiger in op de problematiek van de Russische ikonen, die in vorig boek minder uitvoerig werd besproken. Van de 28 gereproduceerde en gecommenteerde ikonen komen er maar een drietal voor in het vorige boek. De bibliografie is wat beknopter en de beschrijving van de techniek minder gedetailleerd. Het boek voldoet ruim om de smaak voor de ikonenkunst bij te brengen. A.S. | |||||||||||||||||
OmnibussenDé uitgeverij van zeer gewaardeerde Omnibussen - in het bereik van elke beurs - is en blijft de D.A.P. Reinaert Uitgaven, Zele. Als jongste aanwinsten dienen vermeld:
Claes Omnibus Vijf, 1975; 415 blz., 330 fr. - Dit lijvige, mooi ingebonden boekdeel bevat: Pastoor Munte; Onze smid; Stegger; Wannesome; De mambers van 't Konsel; Daske; Mijnheer Albert; Daar is een mens verdronken. Een unieke gelegenheid om enkele van de mooiste werken van Ernest Claes te herlezen.
Top Class Omnibus, 1975; 478 blz., 350 fr. - Een wel heel commerciële en m.i. niet zo goede titel (kon in elk geval Nederlandser!) voor een verzameling van drie prachtige romans: De speler (F. Dostojewski), Eugénie Grandet (H. de Balzac) en Het tanende licht (R. Kipling). Drie meesterwerken uit de wereldliteratuur in een verzorgde vertaling. | |||||||||||||||||
EncyclopedieenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging 2, Uitg. Lannoo, Tielt/Amsterdam, 1975; 1209 blz., 1.990 fr. - Enkele maanden terug verscheen het tweede, tevens laatste deel van deze prestigieuze Lannoo-encyclopedie, het resultaat van een eigenlijk niet goed voor te stellen arbeid. Wat mij geërgerd heeft in een enkele bespreking van het eerste deel, was de foeilelijke muggenzifterij van z.g. diepdelvers, die zich opwonden over een zekere onvolledigheid. Ze vergaten daarbij te vermelden, dat onvolledigheid in feite een kenmerk is van alle encyclopedieën. Maar bladerend en lezend in de vuistdikke delen van deze E.V.B., kom je echt onder de indruk van de berg materiaal, die over dat specifieke onderwerp, zo duidelijk, bevattelijk en overzichtelijk werd geordend. Geen studie over de Vlaamse Beweging zal deze encyclopedie nog kunnen ontwijken, o.m. ook wegens de talrijke overzichtsartikelen - geschreven door de beste specialisten en publicisten ter zake - waaraan in dit tweede deel nog meer aandacht werd besteed dan in het eerste. Voor het overige kunnen we slechts bevestigen wat wij reeds vroeger over de E.V.B. schreven: dit is een monument van een uitgave, die eigenlijk in geen enkele bibliotheek, noch in een openbare, noch in een privé, zou mogen ontbreken. Ook wat de uiterlijke vorm betreft, verdient de uitgever niet één, maar een verzameling medailles.
De Reinaert Systematische Encyclopedie, Uitg. D.A.P. Reinaertuitgaven, Zele, is aan haar 17de deel toe en dus aardig op weg naar het eind van het project, dat alle waardering verdient. Dit 17de deel (1976, 178 blz., 720 fr., 500 fr. voor abonnees) werd gewijd aan Architectuur, Beeldhouwkunst en Schilderkunst. Het is een uitstekende Nederlandse bewerking van het deel ‘Beaux-Arts’ uit de Franse Bordas Encyclopédie en het moet gezegd dat de bewerkers Else Vanherterijck, Lode Verstraelen, Lic. Cyriel Albrecht en Willy Juwet, hun taak gewetensvol en met kennis van zaken hebben volbracht. Ik ken gewoon geen betere, hechtere synthese van een zo omvangrijke stof dan dit R.S.E.-deel. De talrijke schilderijenreprodukties, meestal in kleur, vallen wel wat klein uit, maar lijken me met zorg gekozen en betreffen ook de hedendaagse strekkingen en richtingen.
De Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie, Uitg. Heideland-Orbis, Hasselt, heeft zopas haar 14de deel uitgebracht en zit daarmee al een stukje over de helft van de af te leggen weg (globaal zal ze 25 delen omvatten). Het publicatieritme heeft nog geen enkele inzinking gekend en de inschrijvers ontvangen stipt om de 4 maanden een perfect afgewerkt deel. Het toeval heeft gewild, dat ik de jongste maanden heelwat snuffelwerk te doen had, waarbij tal van naslagwerken onontbeerlijk waren. Ik heb de G.N.L.E. daarbij aan een harde test moeten onderwerpen, maar al zoekend en lezend heb ik steeds meer bewondering moeten opbrengen voor de fantastische schatkamer van gegevens, die deze encyclopedie is. Ik kan dus maar bevestigen wat ik over deze uitgave reeds vroeger schreef: in ons taalgebied bestaat gewoon geen | |||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||
betere encyclopedie dan de G.N.L.E., noch inhoudelijk, noch naar de vorm; ze is een onmisbaar instrument voor al degenen, die serieus opzoekingswerk te doen hebben. Klein portret van deel 14: 716 blz., 15.300 trefwoorden met meer dan eens zoveel betekenissen, 2.479 illustraties en 14 kaarten in zwartwit, 20 blz. illustraties in kleur (waaronder kaarten), talrijke artikelreeksen, gewijd aan voorname trefwoorden. Prijs: 1.595 fr., wat beslist redelijk te noemen is, gezien het gebodene.
Twintig Eeuwen Vlaanderen, Uitg. Heideland-Orbis, Hasselt zou met recht en reden een grote, grootse en waardevolle encyclopedie van Vlaanderen kunnen genoemd worden. Van de 15 voorziene delen zijn er momenteel al 9 verschenen, dus ook hier duidelijk over de helft. Het laatstverschenen deel (nummer 13 in de reeks) is gewijd aan Vlaamse figuren, dé groten der groten uit onze geschiedenis. Het vat aan bij Hendrik van Veldeke en eindigt bij Leo Hendrik Baekeland, behandelt 100 figuren en de rangschikking is ongeveer deze van de geboortedata der figuren. Een volgend deel zal daar bij aansluiten en dus in hoofdzaak Vlaamse figuren van na 1863 betreffen. Elke figuur wordt als volgt behandeld, door een specialist ter zake: biografie - betekenis - voornaamste werken - literatuuropgave - niet te vergeten de werkelijk schitterende iconografie, een keuze uit portretten, documenten, reprodukties, handtekeningen e.d.m. De 70 auteurs van de geschreven portretten (een aantal heeft meer dan één figuur behandeld) hebben zich voortreffelijk gekweten van hun taak, net zoals trouwens de vormgevers van dit schitterende werk. Prijs: 1.295 fr. j.v.r. | |||||||||||||||||
periodische uitgaven
A.S. | |||||||||||||||||
catalogussen
|
|