Het eigen karakter van Brugge
Het historisch gelaat van Brugge bestaat uit het gevarieerd en spontaan gegroeid samenspel van kleine en grote gebouwen, straten en steegjes, pleinen, (gesaneerde) waterlopen, bruggen, groen... die in de loop van de eeuwen uitgegroeid zijn tot een vrij homogene en boeiende eenheid waarin de mens kan wonen, werken, winkelen en wandelen. Dit geheel is niet essentieel geschonden door straatdoorbrekingen, slopingen, niet-passende verbouwingen, hoogbouw, straatverbredingen of reclame; ook het 20e-eeuwse oorlogsgeweld is aan de stad voorbijgegaan.
Hoewel oude huizen of smalle straten ook in andere historische steden terug te vinden zijn, verschilt Brugge toch uiteraard van deze, omdat het samenspel waaruit een stad opgebouwd is, telkens anders is en dientengevolge elke stad een eigen karakter heeft en een andere indruk nalaat. Zoals te Brugge - en ook te Amsterdam - kan het geheel indrukwekkend zijn, zelfs al kunnen eigenlijk maar weinig monumenten van wereldformaat getoond worden.
De eigen poëtische sfeer wordt bewust gecultiveerd: nieuwe bruggen in oude stijl, zwanen in de reien, feestelijke beiaardklanken, historische stoeten en tornooien, vaandels en vlagjes. Maar zelfs zonder deze kunstmatige middelen voelt men het historische verleden tastbaar aanwezig als achtergrond van het dagelijkse leven. Nabij het belfort, waar kostbaar stadsbezit veilig bewaard werd en de klokken hingen die het dagelijkse leven regelden, brengt het standbeeld van de twee Brugse volkshelden al onmiddellijk de gemeentelijke bevrijdingsstrijd uit 1302 voor ogen. De grafmonumenten van Maria van Bourgondië en Karel de Stoute, de gotische huizen van Gruuthuse, Bladelin, Laureins en Adornes, de schilderijen van de Vlaamse Primitieven, geven een beeld van de Bourgondische 15e eeuw. De godsdienstige ijver, vertegenwoordigd in kerken en kloosters, vindt haar bekroning in de H. Bloedkapel. En de Rolweg kan nog - alhoewel minder en minder - de sfeer van Gezelles tijd oproepen.
De structuur van de stad is overzichtelijk, bijna een schoolvoorbeeld van het ontstaan en de groei van een Middeleeuwse stad: een bevolkingskern ontstaat op de plaats waar een oude Romeinse weg, die van Oudenbrug naar Aardenburg loopt, een waterloop kruist; een grafelijke burcht, een omwalling en een kerkje vervolledigen weldra het geheel. Op het centrale marktplein richten zich de van buiten de stad komende poortstraten die van oorspronkelijke landwegen echte stadstraten geworden zijn, zonder dat hun spontaan karakter verloren gegaan is (Het verschil met b.v. het loodrecht op elkaar gericht stratennet van Nieuwpoort, in 1163 door graaf Filips van den Elzas gesticht, is sprekend).
De duidelijkheid van de stadsstructuur wordt nog geaccentueerd door het feit dat de grachten van de Middeleeuwse omwalling nog grotendeels bewaard gebleven zijn en - samen met de vier stadspoorten - de stad nog van de omgeving afsluiten. Hoe banaal Brugge zonder ‘vestingen’ zou worden, kan men het best aanvoelen tussen de Ezelpoort en de Dampoort waar de verdwenen omwalling zelfs moderne planologen luidop doet dromen van een herstel aldaar van de stadswallen.
Hoewel het Middeleeuwse stadsgebied niet klein is - ca. 430 ha., d.w.z. ongeveer even groot als Leuven, Brussel, Keulen, Parijs, maar kleiner dan Gent - liggen de belangrijkste gebouwen toch gegroepeerd. Uitzonderingen zijn historisch te verklaren: jongere parochiekerken als Sint-Jacobs en Sint-Gillis of de bedelorden (Predikheren, Minderbroeders, Karmelieten en Augustijnen) die in de 13e eeuw hun kloosters buiten de toen bestaande stadswallen bouwden. Maar zelfs de verder gelegen Duinenabdij (Seminarie), Potterie of Begijnhof blijven wandelobjecten omdat het samenspel onderhouden wordt zonder bruuske onderbrekingen in de oude structuur, zoals men die o.m. pijnlijk ervaart te Brussel waar het historische stratennet zeer verminkt werd, eerst in de 19e eeuw door de aanleg van lanen en door de sanering van de Zenne, vervolgens in de 20e eeuw door de doorbrekingen voor de Noord-Zuid-verbinding.
Dat doorbrekingen ook te Brugge onherstelbare schade zouden aangericht hebben, bewijst het doorbreken in de 19e eeuw van de Vrijdagmarkt - 't Zand ten behoeve van de spoorweg die intussen alweer uit het stadsbeeld verdwenen is, maar waarvan de gevolgen - een groot en slecht afgesloten plein - gebleven zijn. Ook de Burg was eertijds een op de vier zijden door gebouwen omsloten plein dat echter door het slopen van de Sint-Donaaskathedraal in 1800 naar de noordkant opengelegd werd. De beplanting met bomen kan hier nochtans tijdens de helft van het jaar een betrekkelijke geslotenheid betekenen. Of zou een modern gebouw, waarin de goed bewaarde funderingen van de vroegromaanse Sint-Donaaskerk zouden getoond worden, hier niet de beste oplossing zijn?
Ook een verder dempen van de reien, zoals in de 18e en 19e eeuw gebeurde met de reie aan de Nieuwjaarsbrug, met het Vuilreitje (Annuntiatenstraat), Pandreitje, Smeden- en Kapucijnereitje, zou het karakter van de stad gevoelig gewijzigd hebben. De reien, die geen echt handelskarakter meer hebben, breken de stad niet open, maar - eenmaal volgestort - vormen ze buitenschalige straten of banale parkings zoals men in talrijke Vlaamse en Nederlandse steden kan zien.
Meerdere eeuwen hebben het uitzicht van Brugge bepaald. Men spreekt wel eens van het gotische Brugge, maar de barokke huizen zijn in groter aantal aanwezig. Zelfs de nog dikwijls verguisde 19e eeuw speelt een zeer belangrijke rol, eerst met de uitlopers van het 18e-eeuwse classicisme, dat in de tweede helft van de 19e eeuw verwatert tot eenvoudige gepleisterde lijstgevels, vervolgens met interessante rijen arbeidershuizen uit het tweede kwart van de eeuw, en eindelijk met de neo-stijlen vanaf het midden van de 19e eeuw - de vergroting van de Poortersloge in
Genuese Loge of Saaihalle. Herstelling voltooid in 1970. (Foto: A. Debonnet).