7
Pieter G. Buckinx
70
Begin oktober opende de zeventigjarige dichter Pieter G. Buckinx in het auditorium van het Museum voor Oude Kunst te Brussel het zesentwintigste seizoen van de Middagen van de Poëzie en werd in volgende treffende bewoordingen voorgesteld: ‘Deze uit Haspengouw herkomstige dichter - hij werd geboren te Kortesem in 1903 - is ongetwijfeld een van de markantste figuren die onmiddellijk na de dichters van het humanitair expressionisme debuteerden.
Buckinx behoorde tot de oprichters van het literair periodiek “De Tijdstroom” en nadien tot die van “Vormen”. Met Verbeeck en Paul De Vree vormde hij op dat ogenblik een soort driemanschap. Zijn belangrijke gedichtenbundels zijn “Wachtvuren” (1928), “De Dans der Kristallen” (1936), “Droomvuur” (1940), “De Vleugelen van Ikarus” (1944), “De verzoeking der Armoede” (1950), de door een reis naar Congo geïnspireerde bundel “De oevers van de stroom” (1957) en “De zevende Dag” (1961). Zijn verzamelde gedichten werden in 1963 gepubliceerd onder de titel “Brandhout voor de Kou”,
terwijl in 1969, in de bekende reeks “Open Kaart” van de uitgeverij Orion te Brugge de autobiografie “Het ligt voor de hand” verscheen, die ten zeerste de aandacht trok. P.G. Buckinx heeft zich ook zeer verdienstelijk gemaakt als poëziecriticus en toneelrecensent. Enkele jaren geleden werd hij verkozen tot lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.’
Zijn werk werd bekroond met de Prijs van Brabant voor Poëzie (1939), de Henric van Veldekeprijs (1940), de driejaarlijkse Interprovinciale prijs voor Poëzie (1946) de Prijs van de Scriptores Catholici (1947) en de Karel van de Woestijneprijs (1964). In 1958 en 1962 was hij laureaat van het referendum der Vlaamse letterkundigen. Gedichten van hem werden vertaald in het Frans, Duits, Engels, Italiaans, Spaans, Roemeens en Hongaars. Zelf heeft hij eens verklaard dat zijn leven, zonder de glans van de schoonheid, iets heiligs had moeten missen.