Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 22
(1973)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
StichtingReeds vóór 1138 gaf Fastradus van Uitwijk, een edelman uit de nabijheid van 's-Hertogenbosch, één derde deel van zijn eigendom, waaronder Postel, aan de abt van Floreffe, een zopas gestichte norbertijnerabdij nabij Namen. Zo werd vanuit Floreffe Postel gesticht. Op 1 augustus 1140 werd het stenen gebedshuis dat de pioniers hadden opgericht, plechtig en feestelijk ingewijd. Kort daarna kon deze kapel niet meer voldoen zodat het door een waardige romaansrijnlandse kerk vervangen werd. Dit gebeurde einde 12e, begin 13e eeuw. Over deze kerk, die er nog staat, straks meer. Postel lag op een kruispunt van belangrijke wegen, nl. de baan van Leuven naar 's-Hertogenbosch en de baan van Keulen naar Breda. De belangrijkste taak van de jonge gemeenschap naar buiten uit werd daarom de gastvrijheid. Het ‘godshuis’ werd een druk bezochte pleisterplaats voor reizigers, kooplieden en armen, die er een goede gastvrijheid genoten. Gedurende eeuwen zal de gemeenschap trachten deze gastvrijheid hoog te houden. Het was echter niet steeds even gemakkelijk. Het klooster werd meermaals overspoeld door gelukzoekers en avonturiers die de religieuzen wilden dwingen meer uit te geven dan ze in feite bezaten. De oversten van Postel moeten herhaaldelijk klacht neerleggen bij de hertog van Brabant. | |
Groei naar onafhankelijkheidIn de loop van de veertiende eeuw zien we dat de Postelse gemeenschap een eigen wapenschild heeft: drie molenijzers van sabel-zwart op zilveren veld. Dit wapenschild kan men nu nog zowat overal in de abdij aantreffen. De spreuk hierbij klinkt aldus: door het kruis overwint de waarheid. Wellicht nam de postelse gemeenschap dit schild over van de familie Stakenborg, die vele goederen gegeven had. Een van de kinderen, Hendrik van Stakenborg († 1359) trad zelf in te Floreffe en werd overste te Postel. Een grote figuur uit Postels geschiedenis is de humanist Rombaut Colibrant, die in 1544 te Leuven geboren werd. Hij werd norbertijn te Floreffe en stond al vlug bekend als een wijs en verstandig man. Wanneer hij daar tot abt gekozen wordt, weigert Farnese hem te bevestigen en stuurt hem als overste naar Postel. Met hart en ziel wijdt Colibrant zich aan de geestelijke vorming van de gemeenschap. Ook worden de nodige bouwen herstellingswerken uitgevoerd: het kerkgewelf wordt hersteld, de gordelgracht en de wallen voltooid, een portiershuis gebouwd, een wachttoren opgetrokken. Uit die dagen zijn ook de verschillende zogenaamde ‘speendagen’ bekend, waarbij aan behoeftigen brood, spek, bier en soms zelfs schoenen werden uitgedeeld. In 1621 werd de oude overste van Postel tot abt gewijd. De Postelse gemeenschap zou voortaan een volwaardige onafhankelijke abdij zijn. | |
De Franse RevolutieOp 11 juli 1794, op de hoogdag van de heilige Norbert werd te Postel op de plechtigste wijze de hoogmis gevierd in aanwezigheid van drie vreemde norbertijnerabten, nl. die van Veurne, van Bonne-Espérance en van Ninove. Deze abten waren gevlucht voor de oprukkende Franse troepen. Het waren tevens drie abdijen die na de Franse Revolutie niet meer zouden herrijzen. Ook voor Postel zou het evenwel een moeilijke tijd worden. De Franse troepen konden niet tegengehouden worden. De konfraters moesten vluchten. De abdijgebouwen werden geplunderd en gedeeltelijk vernield. Telkens keerden de konfraters terug. Op 3 januari 1797 moesten de 43 konfraters de abdij echter voor goed verlaten en ergens onderdak zoeken op de parochies. Weer probeerden de konfraters ofwel terug te keren of elders het gemeenschapsleven verder te zetten, doch alle pogingen mislukten. Pas vanaf 1831, met de afkondiging van de vrijheid van eredienst was er goede hoop. Het zou echter nog tot 1842 duren vooraleer het herstel van de Postelse gemeenschap kon gevierd worden in het oude franciskanerklooster van Rekem aan de Maas. Om naar Postel zelf terug te keren moest nog een hele lijdensweg worden afgelegd, vermits een zekere De Meulenaer de abdijgoederen als ‘zwart goed’ bezat, die hij slechts aan enorme woekerprijzen wilde afstaan. Eindelijk konden de konfraters op 26 september 1847 op plechtige wijze een dankmis opdragen in eigen abdijkerk. Het was precies een halve eeuw geleden dat ze van daar verdreven werden. Van degenen die toen vertrokken waren bleef er slechts één over: Herman-Jozef Beugels, pastoor-deken van Helmond. De abdij had veel geleden. We kunnen het ons nog maar moeilijk voorstellen. En nog was elk onheil niet geweken. Samen met zovele anderen heeft Postel de ellende van de twee wereldoorlogen gedragen. In 1914 zouden er meer dan 500 mensen in de abdij gelogeerd hebben om er een veilig onderdak te vinden. In 1940-44 lag Postel midden in de frontlinie maar kon wonderwel ontsnappen aan een algehele vernietiging, al was het ternauwernood.
Voor belangstellenden is er in en om de abdij | |
[pagina 26]
| |
Voorgevel.
heel wat waardevols te bezichtigen. Volgende toelichting wil daarbij een bondige handleiding bieden. Beginnen we met de oude zuidelijk gelegen ingangspoort. Boven de poort zien we al de drie molenijzers, het wapenschild dat Postel sinds de 14e eeuw als symbool gedragen heeft. Vanaf deze ingangspoort vertrekt er een vest en een ringmuur. Deze laatste is twaalfhonderd meter lang en vier meter hoog en omsluit de abdijgebouwen met de tuin. Het grootste gedeelte van ringmuur en omwalling stammen uit de tijd van de eerste postelse abt Colibrant († 1626). Gaan we onder de poort door dan zien we onmiddellijk links een monument met kruisbeeld van de vlaamse beeldhouwer Vereycken, ter nagedachtenis van de staatsman Charles de Broqueville (1860-1940), die hier binnen de muren geboren is. Lopen we door, voorbij de abdijgevel, dan bemerken we rechts, aan het einde van een jonge berkenlaan, de moderne boerderij met stallingen en kaasmakerij. | |
De romaanse kerkVervolgen we de weg die langs de voorgevel loopt dan komen we uiteindelijk in de kerk uit, een Rijnlands-romaans gebouw van einde 12e of begin 13e eeuw. Dit stijlvol, eenvoudig en stemmig kerkje werd opgetrokken uit tufsteen. Er zijn drie beuken zonder middenbeuk. Het koorgestoelte is van na 1600 en werd in 1930 vergroot. Tussen het koor en het schip zien we een eenvoudige triomfboog en bovenaan, in het eerste ronde knooppunt, het jaartal 1626. Dit is de tijd van de herstellingswerken: het houten gewelf werd door een gotisch vervangen en er werden grote ramen geplaatst. Van de oorspronkelijke kleine romaanse raampjes ziet men er nog enkele boven, aan de kant van de sakristie en vooraan in het koor. De grote geschilderde ramen stellen, op twee na, het leven voor van de heilige Norbert, de ordestichter. Ze zijn een geschenk van de Antwerpse priester De Braey († 1914). De orgelkast werd rond 1712 vervaardigd o.m. door een zekere Cornelis van Cromwijck, die ook de ballustrade maakte. Ondertussen werd in onze tijd begonnen aan de restauratiewerken van orgel en orgelkast, door orgelbouwer Pels uit Herselt, een werk dat wellicht begin 1973 voltooid zal zijn. Aan de zuidkant, de kant waar nu de abdijgebouwen staan, bevinden zich nog twee merkwaardige ingangspoorten. Het poortje achteraan moet de oudste ingang voor het volk geweest zijn. De poort in 't midden, die nu toegang verleent tot de sakristie is een monumentale romaanse poort uit de dertiende eeuw. Let op het mooie steekwerk in witte zandsteen, als een boog om de poort heen, aangevuld met blauwe doornikse steen, omlijst door uitspringende zuilen, met kapitelen van acanthusbladeren en lotusbloemen. Bemerken we in de kerk nog de moderne eenvoudige kruisweg, het werk van de Vlaamse kunstenaar Maximimus, Broeder van Liefde. In deze kerk houden de religieuzen nog hun gebedstijden, waaraan alle bezoekers vrij kunnen deelnemen. De gebedstijden zijn normaal als volgt: morgendienst om 6.45 u. (duurt ongeveer 'n half uur), plechtige koncelebratie om 1.30 u. (duurt ongeveer drie kwartier) en avonddienst om 18.15 u. (duurt ongeveer 'n half uur). | |
De voorgevel en het kontaktcentrumLopen we nu voorbij de voorgevel dan bemerken we een serie van verschillende bouwstijlen. Tegen de kerk aan staat eerst de sakristie met de muurankers die 1631 aangeven. Vermelden we meteen dat in de sakristie een oud gewaad bewaard wordt, een wit-gouden kazuifel met het wapen van Albrecht en Isabella. Verschillende bijbelse taferelen zijn er met het fijnste handwerk op afgebeeld. Er is verder ook een houten beeldje uit de 17e eeuw, dat de heilige Nikolaas met de drie kinderen voorstelt, | |
[pagina 27]
| |
patroon van de reizigers en daarom patroon van deze kerk. Tenslotte staat er ook een koperen afgietsel van de prachtige twaalfde eeuwse Paaskandelaar, die nu in het koninklijk museum van Brussel bewaard wordt. Naast de sakristie bemerken we de trapgevel van het kapittelzaaltje. Daarnaast de mooie gevel van de refter in witte zandsteen, gebouwd naar de franse Lodewijk XV-stijl. De refter van binnen werd door onbekende italiaanse kunstenaars uitgestoken in 1743. Vervolgens zien we de prelatuur en het gastenkwartier met de muurankers van 1713. Het nieuwe gebouw tegen de abdijvleugel is de pastorie en het kontaktcentrum, met refter, konferentiezalen en kapel. Gaan we door de glazen deuren dan komen we op het binnenpleintje. Rechts zien we de vernieuwde achtervleugel met een uitstekend gedeelte, de prelaatskapel, waarop we de data aantreffen van de oude en nieuwe bouw: 1621-1905. | |
Beiaardtoren en bibliotheekDe majestatische beiaardtoren werd in 1610 in Vlaamse renaissance gebouwd. Er zijn slechts twee klokken bewaard van vóór de Franse Revolutie; één ervan draagt het jaartal 1672. Nu telt de beiaard 47 klokken. In 1840 werd op de torenmuur een zonnewijzer aangebracht.
Beiaardtoren.
Links van de beiaardtoren bevindt zich de bibliotheek, die na de romaanse kerk de grootste kultuurschat betekent. Ze bevat een 50-tal wiegedrukken (van vóór 1500), een 150-tal na-wiegedrukken (van 1500 tot zowat 1540). Er zijn een 340-tal Plantijndrukken, met onder meer de polyglotte bijbel. Er zijn prachtige wereldatlassen. Benevens oorkonden en handschriften bezit de abdij nog een verzameling van een 200-tal kopergravuren en etsen, de vijftien afdrukken van houtsneden van A. Dürer over de Apocalyps en nog tal van andere merkwaardigheden. Het zou evenwel een al te grove vergissing zijn in een roes van toeristische nieuwsgierigheid Postel als een museum te beschouwen. Het is immers een levende religieuze abdijgemeenschap, die in haar geheel een 90-tal leden telt. Hiertoe behoren een groep missionarissen, een groep ‘buiten-priesters’ zoals pastoors, onderpastoors, aalmoezeniers en een groep van een veertigtal leden die de abdijgemeenschap ter plaatse vormt, bestaande uit priesterstudenten, broeders, priesters. Ondanks verscheidenheid van aanleg en werk trachten deze mensen een gemeenschap te vormen, samen te bidden, samen lief en leed te dragen.
Na tijdige schriftelijke aanvraag is bezoek door het jaar mogelijk doch niet op zon- en feestdagen maar wel op donderdag-, vrijdagen zaterdagnamiddag. In het kader van het abdijenjaar 1973 worden op volgende weekends open-deurdagen gehouden: 24-25 maart, 7-8 april, 5-6 mei, 26-27 mei, 16-17 juni, 7-8 juli, 28-29 juli, 18-19 augustus. De bezoekuren zijn dan telkens van 14.00 u tot 17.30 u. De inhuldiging van het gerestaureerde orgel zal plaatsvinden op 31 mei te 16.00 u. Tevens zullen een reeks religieuze koncerten gehouden worden, alsook beiaard- en orgelkoncerten. D.M. |
|