Bibliotheek
Pas verschenen werken van leden
Prof. Dr. M. Rutten, De Interludiën van Karel Van de Woestijne, 1972, Société d'Edition ‘Les Belles Lettres’ 95, Boulevard Raspail Paris (VIe), 755 bladz., 81 Franse Francs.
Dit werk, dat als deel CXCVI van de Bibliothèque de la Faculté de Philosophie et Lettres de l'Université de Liège verscheen, kwam nagenoeg gelijktijdig uit met ons Van de Woestijnenummer (Vlaanderen 125), zodat in dit nummer slechts in een verloren voetnoot ernaar verwezen kon worden. Het is echter meer dan een voetnoot waard! Het is een vierde groots opgezet werk over de Vlaamse schrijver door Professor Rutten, na De Lyriek van Karel Van de Woestijne, 1934, De esthetische Opvattingen van Karel van de Woestijne, 1943 en Het Proza van Karel van de Woestijne, 1959. Zijn laatste werk behandelt in extenso het dramatisch en episch interludisch werk, nl. de Interludiën, bestaande uit Interludiën I, Interludiën II en Zon in den Rug, (Verzameld werk, vooral tweede deel en uit het eerste deel: Hupnos en Thanatos). De bedoeling van de auteur is na te gaan in hoever het dramatisch en episch interludisch werk van de schrijver geestelijk autobiografische, tegelijk symbolische biecht, belijdenis of zelfprojectie is van de zich hier gestalte gevende zintuiglijke, morele, religieuze en, - waar dit te pas komt, - metafysische persoonlijkheid van de auteur, bezig met, al scheppend, zichzelf te scheppen.
In hoofdstukken I, II en III handelt hij over het ontstaan van de Interludiën, chronologisch, genealogisch en typologisch. In hoofdstuk IV behandelt hij chronologisch de interludische gedichten: ze worden structureel en thematisch ontleed. In hoofdstuk V komt het probleem van de bundeling aan de orde, de structuur van het interludisch werk in zijn geheel, en de plaats in heel het oeuvre. Het boek eindigt met een reeks aantekeningen, een bibliografie van de aangehaalde werken, en een index op de persoonsnamen. Uiteraard een werk van universitaire allure, waar alles tot in détail onderzocht wordt. Interessant is dat samen met het werk van Van de Woestijne heel de literaire tijdstijl, vooral het Franse symbolisme, mee geëxpliciteerd wordt. Daar de interludiën bij hoofdzaak mythologisch geïnspireerd zijn, komt bij de studie ervan heel wat klassieke achtergrond en heel wat over vertalingen en klassieke werken bij kijken. Zo kan men in dit omvangrijke werk tevens heel wat stof putten voor ruimere literair-historische studie-objecten. Wie over Van de Woestijne werkt kan niet buiten dit magistrale werk.
G.P. Baert, Brieven uit het Leieland, 250 blz. (250 fr. te storten op postrekening 4345.00 K.O.K. 9800 Deinze, Nederland f 18. -).
‘'t En was maar ne schup hoge; kort gestuikt, breedgeschouderd, korte beentjes. 't Was inbrave. Elkendeen sprak van “Corneelk' alhier en Corneelk' aldaar” maar tegen hem zelve was 't Corneel, en 't wierd ne voet hoger...’. Dit is de aanhef van een van de mooiste verhalen uit deze nieuwe bundel, en onmiddellijk al zien we wat het hele boek door zo echt maakt: hier vinden we nog het ware vertelgenot, wat in zoveel epiek van onze tijd ver te zoeken is. Met een rijkdom aan plastische uitdrukkingen, gevoed door een onmiddellijke interesse voor het volksleven, verhaalt de bekende volkskundige feiten en gebeurtenissen uit een tijdspanne van veertig jaar. Het zijn korte verhalen die meestal in het tijdschrift Biekorf, Brugge verschenen zijn. In voetnoot worden verouderde dialectwoorden en uitdrukkingen verklaard. Heeft men heel de bundel doorgelezen, dan mag men zich een ‘Gesamtbild’ van het rijke volksleven uit het Leieland rijker achten: we krijgen soldatenverhalen (Grote manaeuvers in West-Vlaanderen), herbergverhalen (Ongeijkte glazen), anekdoten over De kleren maken de man, 's Landsman's klacht, de eeuwige Ouderse Jongman en de Kinderleute. In de inleiding op het boek wordt lof voor het werk van Gaston Baert terecht niet achterwege gelaten. André Demedts schrijft: ‘Het Leie- en Mandelland werd door zijn werk belicht en geschakeerd, uitgebeeld en geboetseerd, zoals een beeldhouwer uit de klei het bezielde gezicht van een bemind persoon modelleert. Geen vierkante duim van dat wezen of het straalt ziel en leven uit.’ Als je verder nog leest dat Richard Minne, Gerard Walschap, Herman Teirlinck, Julien Kuypers, Wies Moens, Stijn Streuvels en Albert Servaes G.P. Baert met volle interesse aanspoorden nog meer dergelijke verhalen te schrijven en te bundelen, dan is alle verdere lof voor
deze bundel volledig overbodig.
Geert Staarink, Pater J.B. Coomans, Schilder van duizend portretten, gedrukt bij Lannoo, Tielt, uitgegeven door de Paters Kapucijnen, Brugge.
Een prachtig werkje bij Pater Coomans' 50 jaar kloosterjubileum! Het bevat 24 volbladzijdeportretten (Gaston Feremans, Jef van Hoof, Albert De Clerck, Cyriel Verschaeve, Servaes, e.a. waaronder verrukkelijke kinderportretten), één in kleur. Als frisse vondst krijgen we op de voorpagina van de omslag 19 heel fijn-geclicheerde portretten aangeboden van deze kunstschilder. Een tiental foto's uit het leven en atelier illustreren de uitvoerige levensschets, waarin Pater Coomans voorgesteld wordt als veelbegaafd en veelzijdig kunstenaar die niet alleen schilderkunst, maar ook muziek, film en toneel beoefende of leidde. Zijn tentoonstellingen worden ook in het geheugen geroepen en met citaten uit de vernissages wordt zijn werk toegelicht. Recensies en interviews verhogen de documentaire waarde van deze inleiding.
Bert Leyns, Richard Wagners muziekdrama ‘Der Ring der Nibelungen’, een inleiding tot de tetralogie, uitgeverij De Monte, Leuven, 90 fr.
Uit onze diskoteekbesprekingen en uit de verslagen over de Bayreuther Festspiele - in ‘Buitenlands Actueel’ - is al herhaaldelijk Bert Leyns' competentie op het gebied van de Wagneropera gebleken. Met bovengenoemd werk voegt de schrijver een heel overzichtelijk, klaar werkje toe aan de schaarse Nederlandse Wagnerliteratuur. Inleidend situeert hij de tetralogie in Wagners leven en werk (met oog voor de filosofische strekkingen erin). Om de vele elementen uit de Germaanse beschaving die in Wagners werk opduiken, te begrijpen, schetst B. Leyns een beeld van de Germaanse samenleving in alle facetten (uiterlijke verschijning, dagelijks leven, huisvesting, samenleving, familieleven, man-vrouw-verhouding, bestuur, de ‘trouw’, vooral de godenverering en wereldopvatting). Na een onderzoek naar de bronnen voor elk deel afzonderlijk geeft hij, de tekst volgend met nu en dan een Duits fragment, de inhoud ervan weer. Daarop volgt een analyse van de handeling, een gesystematiseerde samenvatting aan de hand van tabellen en een overzicht van de belangrijkste Leitmotieven naargelang ze optreden in de Ring. De muzikale motieven worden met heel duidelijke fijne muziekvoorbeelden geïllustreerd waarbij het motief nu eens afzonderlijk, dan weer - waar dit nodig blijkt - in zijn harmonische samenhang