51
August Van Itterbeeck
65
Zijn vader was houtdraaier voor wat de versieringsstukken van meubelen betrof. Een van de zoons zou hem in dat bedrijf opvolgen: August. Een degelijke voorbereiding daartoe bood de Mechelse Akademie voor sierkunst. Trouwens de drie zoons kwamen daarin allen terecht. Twee ervan werden beeldhouwer; August koos het scheppend ambacht. Hij wijdde er zich uitsluitend aan vanaf 1935, toen er voorgoed overgeschakeld werd van de meubelmakerij op het kunstambacht. Dan is onze man zich met hart en ziel gaan toeleggen op de vervaardiging van houten huishoudelijke voorwerpen en sierstukken. Een blok kamballa-hout - het bleef vanzelfsprekend hout - en een draaibank, en de mooie stukken ontstaan in regelmatig tempo onder zijn bedreven handen.
Het hout is licht gevlamd. Het wordt donker en krijgt met de jaren een milde glans, een archaïsch voorkomen. Van Itterbeeck kent zijn vak; hij brengt er originaliteit in. En waar ligt de grens tussen vak en kunst? Er was een tijd dat die grens helemaal niet bestond. ‘Het volmaakte gebruiksvoorwerp is onbetwistbaar artistiek hoog verheven boven het middelmatig kunstwerk’, zo spreek ergens Marc Callewaert. Dezelfde schrijver beweert ook dat de goede vorm van een koffiekop of een bloemenvaas in Duitsland en nog in een
August van Itterbeeck.
paar andere landen een aangelegenheid is van het geestelijk geweten. Het is een kwestie van goede of slechte smaak of liever: van levensstijl. Zover zijn de Vlamingen nog niet dat we onze koffie zullen weigeren, als hij in een stijlloze kop wordt opgediend. Van Itterbeeck echter stuwt ons in die richting. Zijn scheppingen krijgen van hem een persoonlijke en voor het oog fraaie vorm. Hij is zich van zijn kunnen bewust, kreeg trouwens langs het Ministerie om talrijke gelegenheden om in binnen- en buitenland met zijn werk uit te pakken. Het werd er fel gewaardeerd en kreeg tal van bekroningen: in 1956 een gouden medaille te München; in 1961 een Prijs van het Antwerpse Provinciebestuur voor een houten slakom met bijhorende lepel en vork; in 1963 een dergelijke prijs voor een houten broodschaal; de eremedaille van de Wereldtentoonstelling 1958 te Brussel had hij inmiddels al weggekaapt.
Maar vooral Amerika kent en waardeert hem. Als er hier door het Ministerie en andere instanties stukken van hem werden aangekocht, dan gebeurde dat ook te Rome en elders, en dan kwam de konservator van het New Yorks Museum hem zelf te Mechelen opzoeken, dan krijgt hij vaak rechtstreeks bestellingen vanuit de Verenigde Staten, dan ontvangt hij bij zijn draaibank huisbezoeken door groepen Amerikaanse dames. Het sukses is er. De kunstenaar Van Itterbeeck zorgt ervoor dat ook de levensstijl uit zijn werk spreekt en, zoals Dr. Karl Paweck het schrijft: ‘Elke goede lepel of elke nieuwe stoelleuning wordt tot een internationale gebeurtenis en maakt de ontwerper zo bekend als een geniale schilder of beeldhouwer’.
Jos van Rooy