| |
| |
| |
vlaanderen Kunst en geest
Klein lexicon van de hedendaagse plastiek III
De twee vorige lexica kregen een zeer goed onthaal vanwege de lezers; zij verschenen in nummer 106 (juli-oogst 1969) en in nummer 114 (september-oktober 1970). Lexicon III brengt nogmaals een nieuwe reeks, die meer dan 200 termen bevat.
Alle correcties of aanmerkingen worden dankbaar aanvaard. Wij hopen in het najaar onder de titel ‘Lexicon van de actuele kunst’ bij Lannoo een vocabularium te laten verschijnen, dat de in ‘Vlaanderen’ verschenen woordverklaringen zal verenigen; het zal vanzelfsprekend aangevuld worden met enkele honderden andere, die nog niet gepubliceerd werden.
A.D. / A.S.
Cursief in de tekst voorkomende termen verwijzen naar woordverklaringen, die elders in Lexicon I, II of III kunnen gevonden worden.
| |
Absolute kunst
Term, die thans soms nog gebruikt wordt voor de geometrische abstractie. Hij is in de twintiger jaren vooral door de kunstenaars van de Nederlandse ‘Stijl’-groep aangewend geworden. De geometrische abstractie wordt absolute kunst geheten omdat er alle persoonlijke emotie wordt uitgeschakeld om het absolute te bereiken, dat door de artiestieke middelen zelf wordt bepaald, met name kleur, lijn, vlak, volume. In deze visie richt zich dus de kunstenaar tot het elementaire, het essentiële. Vandaar dat hij zich gaat toeleggen op wat voor hem als het zuiverste geldt: de horizontale en vertikale lijn, de rechte hoek, het vierkant, de cubus, de primaire kleuren. Zie ook: Horizontaal-vertikaal-systeem.
Men kan alle kunst vanzelfsprekend absolute kunst heten, in de traditionele betekenis van het woord. Dit geldt vooral voor een kunst, die een religieuse of metafysische bewogenheid draagt. Zo betitelt J.P. Sartre het werk van Giacometti als ‘A la recherche de l'absolu’ (New York, 1948).
| |
Abstraction-création / cercle et carré
‘Abstraction-création’ is een belangrijke Parijse abstracte groep gesticht door de Antwerpenaar Vantongerloo en A. Herbin na de dood van Theo van Doesburg in 1931; hij volgde op ‘Cercle et Carré’ dat, een jaar vroeger gesticht door de Antwerpenaar M. Seuphor en Torrès-Garcia, was uiteengevallen. ‘Abstraction-création’ organiseerde tentoonstellingen en gaf cahiers uit van 1932 tot 1936. Het verenigde bestaande tendensen zoals de expressionistische abstrctie van Kandinski, de absolute schilderkunst van ‘De Stijl’, de biomorphische concretisaties van Arp en het romantische Russische konstructivisme. Het maakte van Parijs het Mekka van de internationale abstracte kunst, dat het tot in de vijftiger jaren zou blijven. Het ‘Salon des réalités nouvelles’ zal reeds in 1939, maar vooral na 1945 de beweging voortzetten.
| |
Absurde
Men kent vooral het ‘théâtre de l'absurde’ (Adamow, Beckett, lonesco en hun epigonen). Dit vond weerklank in de abstracte kunst en de surrealistische fantastiek, zeer nadrukkelijk bij de Duitsers R. Oelze en B. Schultze. Men kan ook de Existentialistische kunst een kunst van het absurde heten, voorzover het absurde een der elementen ervan is.
| |
Activity
Allan Kaprow, die de term happening voor het eerst gebruikte, meent dat de happening voorbijgestreefd is (1970) en spreekt nu van ‘activity’. Hier is het element show grotendeels verdwenen en de factor tijd wordt bewust gerekt. Voorbeeld van een activity: zo omslachtig mogelijk, dus zo tijdrovend mogelijk, planken tot zaagsel zagen en dan het zaagsel aan elkaar lijmen tot plank. De ‘activity’ is in wezen altijd een nutteloze en doelloze activiteit.
| |
Affiche-kunst
Zie Plakatmuseum en Poster.
| |
Affichism
In de Angelsaksische wereld wordt dit woord ook wel eens gebruikt voor het in Europa meer gebruikelijke décollage.
| |
Ambiance
Hoort eigenlijk thuis onder environment (omgevingskunst), maar wanneer het environment wordt verwezenlijkt door toepassing van kunstlicht, wordt gewoonlijk de naam ambiance gebruikt
| |
Angst
De angst speelt een grote rol in de hedendaagse kunst. De expositie ‘Zeugnisse der Angst in der modernen Kunst’ (Darmstadt, 1963), samengesteld door Dr Max Maass, bewees dat vele kunstenaars geobsedeerd worden door de vrees voor de toekomst, die de mens van heden kenmerkt vanwege de demonen, die hij door zijn wetenschappelijke en technologische vooruitgang heeft losgelaten. De tentoonstelling inspireert het boek van P. Maass ‘Das Apokalyptische in der modernen Kunst’ (1965). Zie ook: Demonische tendensen.
| |
Architecture contorsionniste / villa falbala
Villa Falbala is een ensemble van 20 × 15 × 8, ontworpen door Jean Dubuffet. Delen hiervan werden getoond tijdens de retrospectieve van de schilder in het Centre National d'Art Contemporain te Parijs in 1970. Op deze tentoonstelling was ook het Logologisch Kabinet van Dubuffet te zien, evenals z.g. ‘éléments d'architecture Contorsionniste’, d.i. verwrongen sculpturen, vol kleurwemeling. De ‘architecture contorsionniste’ ontstond na de evolutie, die Dubuffet van l'art brut en schilderijen met enkele krabbels als tekens bracht tot kleurrijke schilderijen met door elkaar strengelende elementen gecomponeerd.
| |
Art & project
Publiceert 15 maal per jaar een bulletin in de strekking van conceptual art (Amsterdam). Ieder bulletin is het werk van één daartoe aangezocht kunstenaar en wordt op 500 exemplaren getrokken.
| |
| |
‘Art & Project’ is terzelfdertijd ook een galerij, die conceptual-art brengt: avantgarde van de avantgarde.
| |
Art and technology
Tentoonstelling ingericht in het kader van de wereldtentoonstelling te Osaka (Japan 1970). Als uithangbord en als symbool stond bij de ingang de Icebag-plastiek uit vinyl van Claes Oldenburg. Meer dan 20 kunstenaars uit verschillende landen werkten gedurende twee jaar aan allerlei projecten, waarvoor 35 internationale firma's een materiële en financiële medewerking verleenden.
| |
Art d'aujourd'hui
Tijdschrift van de architect André Bloc, dat van 1949 tot 1954 een leidende rol speelde voor de abstracte kunst te Parijs en in de wereld. De Parijse abstracte groep ‘Espace’ was aan het tijdschrift enigszins verbonden.
| |
Art dirigé
Naar Frans voorbeeld heet men aldus een kunst, die getrouw de onderrichtingen volgt van een politieke partij of bestel. Thans vooral op het socialistisch realisme toegepast, dat alle abstracte en formalistische kunst als bourgeois-decadentie beschouwt.
| |
Art engagé / engagement / geëngageerde kunst
Sterk ideologisch geïnspireerde kunst, in tegenstelling tot de kunstbeoefening om de kunst alleen, ‘l'art pour l'art’. Een belangrijk deel van het surrealisme en van het expressionisme vóór 1940 was religieus, sociaal of politiek geëngageerd.
De naam wordt na 1945 bij voorkeur gebruikt in betrekking tot de sociale tendenskunst. Aldus in het Westen de Mexicanen Ribera, Siqueros en Orozco, de Siciliaan R. Guttuso, Picasso's ‘Guernica’, Grosz, Ben Shahn e.a. Het socialistisch realisme van de kommunistische wereld wil ook een ‘art engagé’ zijn.
Men spreekt ook van een spiritualistisch geëngageerde kunst, niet alleen bij expressionisten maar ook bij naoorlogse abstracten: de groep ‘Témoignage’, Bissière, Manessier, Le Moal, Bazaine, Singier, Georg Meistermann e.a.
Een deel van de geëngageerde kunst kan bij de Art dirigé gerekend worden, een ander deel bij de Protestkunst. Zie ook Imago.
| |
Art in progress
Een bedrijf uit Konstanz startte in 1969 met de verkoop van hedendaagse kunst per briefwisseling via prospectussen en circulaires, naar het voorbeeld van commerciële firma's die op basis van de z.g. verkoop per post reusachtige bedrijven hebben opgebouwd. De eerste aanbiedingen betroffen serigrafie (in een oplage van 100 stuks en met een prijs beneden de 100 DM) en muurobjecten.
| |
Artist placement group
In 1962 te Londen gesticht ten einde te bemiddelen in de verhouding kunstenaar-industrie. Wegens geringe interesse van de industrie heeft A.P.G. geen hoge vlucht genomen.
| |
Bewegingsschilderij / schilderen met licht
De Nederlander Livinus (van de Bundt) heeft baanbrekend werk geleverd en verschillende lumodynamische machines en andere apparatuur ontworpen, waarvoor hij trouwens octrooiaanvragen deed. Zie ook lumodynamisme (= fotopeinture dynamique, afgekort fpd).
In het bewegingsschilderij speelt de factor tijd een belangrijke rol. Men zou kunnen spreken van een esthetische tijd als picturale opeenvolging van verschillende lichtstanden. Bij het bewegingsschilderij wordt gebruik gemaakt van het licht, zoals lijn, vlak en kleur de elementen van de traditionele schilderkunst waren. Toegepast in, of aangepast aan de architectuur kan men van bewegende wandschilderingen spreken.
Livinus onderscheidt een aantal technische ondergroepen: fotopeinture, chronopeinture, fotografiek, lumodynamische machine, ruimtelijke constructie.
Er is wel enig verschil met bijv. Nic Schöffer, die o.m. licht afschermt en/of het projecteert door roterende en geperforeerde plastieken. De uiterste betrachting van Livinus is het opwekken en besturen van lichtlijnen.
| |
Black paintings
Met zwarte lakverf geschilderde vlakken, die van elkaar zijn gescheiden door het onbeschilderd linnen (Stella).
| |
Bühnen-laser
Nadat reeds verschillende kunstenaars met de laser-straal hadden geëxperimenteerd, werd bij de opening van het seizoen 1970 in het Müncher National-theater de laser-straal het nieuwe middel bij uitstek om plastische elementen op de scène te toveren. Hiervoor had het onderzoeklaboratorium van Siemens een speciale apparatuur ‘Bühnen-Laser’ gebouwd. Hierdoor is het mogelijk beweeglijke beelden in wisselende vormen en kleuren in de ruimte te projecteren. De traditionele decorontwerper zou door dit apparaat kunnen uitgeschakeld worden, dat tot een nieuwe zeer kleurrijke en meer-dimensionele plastische taal bekwaam is. Zie ook Laser.
| |
Bûl
De Belgische groep ‘l'art bûl’ hield het voor de geometrische abstractie, maar was tevens sarkastisch in de zin van Cobra. Pol Bury, Carette, Delahaut, Van Hoeydonck e.a. schilders maakten er deel van uit; zij hadden ‘l'absence d'art’ als hoofdbedoeling.
| |
Calamity series
Een oorspronkelijk idee van Geldzahner en vooral door Andy Warhol uitgewerkt. Nadat de Pop-art filmsterren, soepdozen, cocacola flessen en andere dagelijkse dingen uitgebeeld had, gingen de kunstenaars reeksen van lugubere voorwerpen maken: autoongelukken, zelfmoorden, de electrische stoel in Sing-Sing, enz.
| |
C.C.C.
Centrum voor Cubistische Constructies (Amsterdam), gevormd door Slothouber en Graatsma. Hun kunst is gebaseerd op regelmaat en symmetrie, waarbij vooral het maatsysteem van halvering en verdubbeling wordt aangewend.
| |
Cercle et carré
Zie ‘Astraction-création’
| |
Chiaroscuro / clair-obscur / licht-donker
Procédé waarbij het gaat om de doorlichte schaduw: als het duister door licht doordrongen wordt ontstaan een reeks mysterieuse overgangstinten. Het werd vooral in de Barokperiode toegepast (Correggio, Caravaggio, Rembrandt, de La Tour), maar komt ook soms voor in de naoorlogse kunst (Alberto Giacometti, J. Lipchitz, Klasen e.a.).
| |
Chromatische abstractie
De tendens naar concreet schilderen, die na WO II in de U.S.A. ontstond, kenmerkte zich o.a. door het afstand doen van iedere symboliek en het accentueren van enerzijds de relatie tussen schilderen en handeling (action painting) of anderzijds de waarde van de kleur (color-field). Het geheel liep rond 1950 uit in twee grote stromingen, waarvan de eerste steeds meer de nadruk op de beweging ging leggen (Pollock, de Kooning, enz.) en de andere op de werking van het kleurvlak (Newman, Reinhardt, Rothko e.a.). Dit laatste was de chromatische abstractie.
| |
| |
| |
(the) Club
Zie Subjetcs of the Artists School
| |
Comic fashion
Mode begin 1970 in Londen gelanceerd, waarbij niet alleen figuren als Mickey Mouse, maar ook landschappen, sterrenhemels en zelfs abstracte schilderijen op mantels, vesten, blouses worden geschilderd.
| |
Compact realism
Een tot op de spits drijven van de traditionele en klassieke middelen, waarmee een compositie wordt opgebouwd. Deze strekking is gegroeid uit de traditie van de z.g. Amerikaanse precisisten, die tamelijk onbekend gebleven zijn, maar waartoe de pop-art van de zestiger jaren zich bekende. Het natuurgetrouw weergeven van een zakelijke kunstwereld wordt tot het alleruiterste doorgetrokken. ‘Verisme en zakelijkheid zijn nog zwakke hoedanigheidswoorden voor deze kunst’ (Gottfried Sello).
| |
Corps vivant
Behoort bij de z.g. levende beeldhouwkunst en werd uitgevonden door de Amerikaanse happening-kunstenaars en in Europa nagevolgd. Bij contract wordt een menselijk wezen gehuurd om in het salon of bij feesten als levend beeldhouwwerk te pronk te staan. Verwant met pose-sculpture en interview-sculpture.
| |
Cover-art
Belangrijke tijdschriften doen grote inspanningen om een artistieke omslagbladzijde te brengen. Dit streven is uitgegroeid tot een genre op zich, waaraan reeds aparte tentoonstellingen werden gewijd (o.a. een reizende tentoonstelling Fortune-covers in 1970).
| |
Cultivation by radioactiviy
Tetsumi Kudo, in 1935 te Osaka geboren, heeft als kind de atoomvernietiging van Hiroshima persoonlijk beleefd. Hij tracht, - en in zijn spoor volgen andere kunstenaars -, de verschrikkelijke en dodelijke stralen met hun afschuwelijke gevolgen plastisch te visualiseren. Kudo schrikt hierbij niet terug om ongewone en provocerende middelen aan te wenden, vooral tijdens door hem ingerichte happenings.
| |
Demonische tendensen
Werner Hofmann toonde in zijn expositie ‘Idole und Dämonen’ (Wien, 1963) het belang ervan bij vele hedendaagse kunstenaars als de Cobra-groep, Germaine Richier, E. Martin, César, Requichot, Masson, Dubuffet, Lucebert, A. Lehmden, Matta, W. Lam, R. Tamayo, R. Oelze, Antes, Bellmer, Hundertwasser, Castillo, R. Hausner, Lipchitz, Rico Lebrun, Chadwick, H. Moore, Fr. Bacon, Gr. Sutherland en vele anderen.
Het demonische neemt allerlei vormen aan: wangedrochtelijke dieren, vraatzuchtige onwezens, vogelkoppen, halfwezens. Ook in de vooroorlogse tijd speelde het demonische een rol bij o.m. Paul Klee, Kubin, Max Ernst, Rouault, om niet te gewagen van Od. Redon en Ensor.
| |
(das) Ding als objekt
In 1970 had in de Nürenberger Kunsthalle en in het Sonja Hennie Ostad Museum te Oslo een tentoonstelling plaats onder de titel Das Ding als Objekt, waarbij Harald Szeeman een goed overzicht gaf van de indelingen in de objectkunst, waarbij het ‘ding’ een beslissende rol speelt. Hij onderscheidt vijf groepen: 1) identiteit van het voorwerp blijft en een uitgezocht exemplaar ervan wordt afgebeeld (Muller, Warhol); 2) accumulatie en combinatie van gevonden voorwerpen (Arman, Spoerri, Vostell); 3) de gevonden voorwerpen worden vervreemd (Verfremdung und Funktionsaufhebung) en losgemaakt van hun wezenlijke functie (Christo, Morris, Uecker); 4) de gevonden voorwerpen worden een bestanddeel van het kunstwerk, zowel in het gewone schilderij als in het drie-dimensionele werk (Tinguely, Kienholz); 5) met de voorwerpen en de dingen wordt gewerkt (Aktionen mit Dingen) (Ulbrichs, G. Brecht, Renate Weh). Hieraan kan men nog een paar andere indelingen toevoegen zoals bijv. 6) de objecten worden beschilderd en krijgen daarmee soms andere aspecten (Baj, Yosef); 7) er wordt niet met gevonden voorwerpen of afvalprodukten gewerkt, maar met echte, volwaardige industriële produkten (Kramer).
| |
Duchamp-koffer
De vader van de eerste ready-made, maakte na een overzichtstentoonstelling van zijn werk in 1947 een handkoffer, waarin de reproducties van zijn meest gekende werken en o.a. een ampul met 50 cc. Parijzer lucht werden opgeborgen. De koffer werd uitgevoerd in 300 ex. en was ongeveer zoveel als een draagbaar museum.
| |
Dvizdjenje
Groep in 1962 te Moskou opgericht. Spreekbuis van de groep is Lev Nusberg (geb. 1937). De overige leden zijn allen tamelijk jong (geb. tussen 1937 en 1946). Het is een experimentele groep, die op gebied van Kunstlichtkunst bedrijvig is. Voor enkele westerese tentoonstellingen stuurden zij projecten, die ter plaatse verwezenlijkt werden omdat de groep communicatiemoeilijkheden had.
| |
Dylaby
Voluit: Dynamic Labyrinth; was een vroeg voorbeeld van een environment. In september 1962 stelde het Stedelijk Museum van Amsterdam twee zalen ter beschikking van zes kunstenaars (Raysse, Tinguely, Saint Phalle, Ultvedt, Spoerri en Rauschenberg) om ter plaatse een eigentijds kunstwerk op te bouwen, speciaal afgestemd op deze zalen. Zij werkten drie weken aan Dylaby, dat in enige mate de herinnering aan Schwitters' Merzbau opriep.
| |
Dyn
Tijdschrift en groepering van hoofdzakelijk surrealistische tendens (Paalen e.a.) Het organiseerde de tentoonstelling ‘Dunaton’ te San Francisco (1951). Het is een dissidente groep van het surrealisme.
| |
Eat-art
Eetbare kunst. De artist ontwerpt en voert zijn oeuvre uit in eetbare voedingsmiddelen. Het kunstwerk heeft dus een zeer beperkte levensduur: het dient om opgegeten te worden! Soms wordt dit op grote schaal toegepast en gefinancierd door voedingsbedrijven, o.a. bij opening van het festival van Edingburgh. Beroemd en berucht is de Eat-Art-Show in 1970 te Milaan op touw gezet door Daniel Spoerri ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Nouveau Réalisme. Van iedere kunstenaar van de groep werd een gekend werk in eetbare waren gereconstrueerd en dan opgegeten door 250 genodigden in een chic restaurant.
| |
Enne 65
Toen de groep N (Enne), in 1959 te Padua opgericht, in 1965 meer dan gehalveerd werd door het vertrek van zeven kunstenaars, vormden de overigen ‘Enne 65’. Buiten de beeldende kunsten hield de groep ‘Enne 65’ zich ook onledig met muziek, industrial design, literatuur en architectuur. Op gebied van plastische kunsten verwezenlijkte ‘Enne 65’ environments (ambientes) met behulp van licht (ambiance).
| |
Equipo 57
Groep in 1957 te Parijs opgericht door de gebr. Duarte, A. Ibazzola en J. Serrano. De groep, die in 1966 uit elkaar viel, exposeerde in Frankrijk, Spanje, Denemarken en Zwitserland. De groep deed aan teamwork en streefde er naar om zijn theorie over de interactiviteit van de ruimte in werkelijkheid om te zetten.
| |
| |
| |
Eskapismus
De tendens bij een groot deel der abstracten om alle engagement te vermijden en de werkelijkheid te vluchten werd vooral in het naoorlogse Duitsland met deze term uitgedrukt; in het Frans is er minder van ‘escapisme’ spraak. Het houdt verband met de ideologieën-moeheid, die niet zonder invloed was op het sukses van de abstractie na 1945.
| |
Existentialistische kunst
Men heeft deze naam na W.O. 2 op verscheidene kunstenaars en stromingen toegepast. Een ervan was Francis Bacon, wiens figuratieve kunst ligt tussen het expressionisme en het surrealisme. Hij vond navolging bij Cremonini, L. Le Brocquy, Petlin. In een zekere zin kan men het werk van deze kunstenaars ook psychopathologisch heten wegens haar wreedheid en brutaliteit. Men sprak ook van existentialisme in verband met Giacometti, P. Berger-Bergner, Juan Genovès, Cobra, Gruber en de groep ‘L'homme témoin’ (1948, Buffet, Rebeyrolle, Minaux, Mottet e.a.). Ook de abstracten beroepen zich soms op het existentialisme; zo verwijst Motherwell naar Kierkegaard, maar ook naar Freud.
| |
Expansions controlées/ polystireen
Polystireen is een kunststof, die men kan laten zwellen en die na afkoeling grillige en barokke vormen aanneemt. Men kan die zwellingen ook onder een zekere controle houden (expansions controlées). Eenmaal dat de expansions hun definitieve vorm hebben, worden zij met een hel-gekleurde lakverf bedekt (César).
| |
Experimental (exposition internationale d'art expérimental)
Deze tentoonstelling was een van de laatste grote manifestaties van Cobra (Luik nov. 1951). Nochtans waren hierop ook kunstenaars uitgenodigd, die niet helemaal in de geest van Cobra werkten. Op de tentoonstelling, voorgesteld door de Nederlandse architect Aldo van Eyck, waren de in Parijs verblijvende kunstenaars, zowel Fransen als buitenlanders, in de meerderheid.
| |
Expressionisme / post-expressionisme
Het expressionisme wordt veelal begrepen als een kunststrekking, die het natuurbeeld deformeert om symbool te worden van de emoties en spanningen, die de kunstenaar wil uitdrukken. Het kende hoogtepunten in het eerste kwarteeuw in Duitsland (Die Brücke, Der blaue Reiter), Frankrijk (met als afwijking het Fauvisme), Vlaanderen en Nederland.
Na 1945 werken nog een aantal belangrijke overlevenden der vorige generatie als O. Kokoschka, M. Beckmann, Permeke, Servaes, Sluyter. De jongeren worden bij voorkeur post-expressionisten geheten: Francis Bacon en zijn volgelingen (Cremonini, Vespignani), Sidney Nolan, B. Buffet, Giacometti, Horst Andes, M. Notebaert en vele anderen. Ook figuren als H. Moore, Zadkine en G. Richier worden soms post-expressionisten geheten. Een afzonderlijke vertakking van de abstractie is het abstract expressionisme of neoexpressionisme.
| |
(the) Factory
In 1960 huurde Andy Warhol een atelier te New-Work en noemde het ‘The Factory’. Hier werden zeefdrukken en andere multiples in serie vervaardigd. Gedurende meer dan zes jaar draaide ‘The Factory’ op volle toeren tot het een filmstudio werd om eentonige filmen te produceren: eindeloze opnamen van eenzelfde beeld, bv. een slapende man. De Warhol- en Factory-filmen komen vaak meer in musea dan in filmzalen terecht.
| |
Fantastic art, dada, surrealism
Was een tentoonstelling, die in 1968 door Alfred Barr in het Museum of Modern Art in New-York was ingericht en ook in Los Angeles werd voorgesteld. Den tentoonstelling bracht ongewone namen samen. Er werden werken getoond van Arp, Duchamp, Giacometti, Ernst, Picabia, Man Ray, Magritte, Tanguy, Dali, Schwitters, Grosz, Hausmann, de Chiroco. Als navolgers van Dada en surrealisme werden Oldenburg, Kienholz, Arneson, Pollock, Gorky en Matta voorgesteld.
| |
Fantastische kunst / fantastic art / imaginaire
In de laatste decenniën rangschikt men de fantastische kunst grotendeels bij het surrealisme hoewel zij zo oud is als de kunst zelf. De fantastiek is enger dan het surrealisme, omdat het surrealisme zich niet tot irrealiteit en imaginatie beperkt; maar het is ook ruimer omdat het surrealisme zich niet aan het hele domein van de verbeelding interesseert.
De hedendaagse fantastische kunst kende een eerste fase met Redon, Ensor, de Chirico, Chagall, Klee en Kubin: schilders, die hetzij het surrealisme voorbereiden, hetzij niet helemaal in het surrealistisch kader hun plaats vinden. De tweede fase van de fantastiek speelt zich hoofdzakelijk af in de schoot van het surrealisme, met Delvaux, Magritte e.a. Nochtans wordt zij ook zelfstandig beoefend, hoewel dikwijls met surrealistische en dadatechnieken: I. Albright, E. Dickinson, P. Blume (V.St.), D. Gnoli, F. Clerici, Baj, Cremona (Italië), Labisse, Le Maréchal, Degottex, Balthus (Frankrijk), Matta, W. Lam (Zuid-Amerika), E. Ende, R. Oelze, M. Zimmerman, Inge Vahle (Duitsland), O. Tschumi, K. Seligmann (Zwitserland), M.C. Escher, W.v. Genk (Nederland) Reinhout, Martini, R. D'haese, O. Landuyt, Ghysebregts (Vlaanderen). Een biezondere plaats in de fantastische kunst wordt ingenomen door de ‘Wiener Schule des fantastischen Realismus’. Onirisme, demonische elementen en angst treden in de fantastiek vanzelfsprekend op.
| |
Fluxus
Fluxus-events zijn voor een groot deel synoniem voor happening, alhoewel happening meer show-element en organisatie bevat en altijd enigszins gecompliceerd aandoet. Fluxus is meer meditatief, een soort ‘objet trouvé’ uit het werkelijke leven, een banale gebeurtenis, die ten tonele wordt opgevoerd. Onder invloed van Vostell is in Europa Fluxus en happening min of meer door elkaar gehaspeld. Buiten de happening-filosofie neemt Fluxus ook de allure van internationale organisatie aan, waarvan nationale en andere afdelingen echter vaak met elkaar overhoop liggen. De Fluxus-Products geven Flux-Newspapers uit evenals Flux-Yearbooks en Flux-filmen. Ook objects en solo-objects van afzonderlijke leden komen in de Fluxus-editie voor.
| |
Fodor-konferentie
In 1968 kwamen in het Fodor Museum te Amsterdam een aantal geïnteresseerde personen (beeldende kunstenaars, musici, critici en studenten) tweemaal samen om zich te beraden over de verhouding kunst-techniek en te onderzoeken hoe beide domeinen op de beste wijze kunnen geïntegreerd worden. Men wenste geen nieuwe instellingen maar speciale centra verbonden aan Universiteiten e.d.
| |
Formalistische kunst
Term uit de Marxistische estetica.
Hegel beschouwde de volmaakte kunst als een levende eenheid (d.i. dialektische verhouding) van vorm en inhoud; de inhoud was voor hem de idee. De marxistische kunstfilosofie vervangt echter de idee door de sociale realiteit, waarmede dus de vorm een dialektische eenheid moet vormen. Het is de inhoud, de sociale realiteit, die de vorm moet bepalen. Als integendeel de vorm zich ontwikkelt op zich zelf (l'art pour l'art) en in allerlei experimenten los van de sociale realiteit, dan bekomt men een decadente kunst, het formalisme. Dat is volgens de marxistische kunstfilosofie het
| |
| |
geval met de romantiek en met de bourgeoiskunst, waarvan de moderne niet-academisch-realistische stromingen en in het biezonder de abstracte kunst uitingen zijn.
Tot ongeveer 1925 liet het sovjetregime een grote feitelijke vrijheid toe wat de vorm betreft; dat verklaart de betekenis van de Russen voor de hedendaagse kunst (Chagall, Malevitch, Rodchenko, Tatlin e.a.) Zelfs bestond er een bloeiende literaire formalistische school. Vanaf 1925 vergroot de druk, tot in 1930 het ‘formalisme’ een misdaad wordt (Jdanov). De destalinisatie brengt een zekere vormelijke vrijheid, zodat hier en daar in de kommunistische wereld afwijkingen van het socialistisch realisme ontstaan (zelfs abstracte kunst).
| |
Fotografie
Tussen schilderkunst en fotografie is altijd een verband geweest omdat vooraanstaande kunstenaars ook met de camera wisten om te gaan of schilderden naar fotografische voorbeelden (Courbet, Manet, Corot, Cézanne, Munch, enz.). Na 1950 worden fotografische vergrotingen en afdrukken echter als wezenlijk bestanddeel van het kunstwerk aangewend (Dine, Warhol, Hamilton, Wunderlich, e.a.).
| |
Fronte nuovo delle arti
Groepering progressieve Italiaanse kunstenaars (1946), die in een manifest de voorrang van het menselijke en het sociale in de kunst beklemtoonden; een anti-abstract milieu bijgevolg. Maar de groep viel weldra uiteen in abstracten (Corpora, Vedova, Turcato, Santomaso) en sociaal-realisten (Guttoso, Pizzinato).
| |
Functionele kunst van de 21ste eeuw
Objectkunst van Curt Stenvert zonder de bedoeling het object in de kunst in te schakelen (zie objectkunst); integendeel het object krijgt in plaats van een materiële een immateriële functie. Door schokeffecten wil de z.g. functionele kunst van de 21ste eeuw de aandacht van de mens vestigen op de psychologische, biologische en filosofische omstandigheden waarin hij leeft (ongewone combinaties en surrealistische overdrijvingen).
| |
Für statik
Titel van een manifest in 1959 door Jean Tinguely op 150.000 ex. vanuit een vliegtuig boven Düsseldorf uitgeworpen; het ganse opzet was bedoeld als publicitaire stunt voor zijn eigen kunst.
| |
Gallery of modern art
Museum in New-York opgericht door Hartford, die de z.g. hedendaagse kunst (te beginnen met de abstracte kunst) als ontaard beschouwt en mogelijk doordrongen van communistische infiltratie. Om tegen het ‘bedrog van de hedendaagse kunst’ in te gaan, stichtte Hartford (leider van een groot concern in voedingswaren) een museum dat hij Gallery of Modern Art noemde; hierin brengt hij naar zijn smaak ‘gezonde kunst’ t.w. realistische, zonnige en optimistische getinte kunst van deze tijd.
| |
Gallots
Groep gesticht te Barcelona in 1960 met Sabadell, Slepian, Morvay, Duque, Bermüdez e.a. en die happenings organizeerden o.m. door levende in verf gedompelde hennen als penseel te gebruiken voor straatschilderijen (voorlopers van Yves Kleins ‘body prints’).
| |
Geflect
Een groep Duitse kunstenaars, in 1965 gesticht met als kern de leden van de vroegere groepen ‘Spur’ en ‘Wir’. De aangesloten schilders streefden er naar om hun schilderijen te ‘verräumlichen’, terwijl de beeldhouwers de ‘objekthaftichkeit’ van hun werk met aanwending van kleur probeerden in te perken.
| |
Graffiti
Inscripties, inkrassingen, grove tekeningen op muren en dergelijke aangebracht door volkskinderen of ongecultiveerden. Dit werd door een aantal kunstenaars als een neo-primitief procédé toegepast (Dubuffet).
| |
Gruppo 70
Groep uit Florence, aanleunend bij Pop-art en nieuw realisme. Werkt ook met fotografische technieken.
| |
Guggenheim museum / museum of modern art
Het Salomon R. Guggenheim Museum werd in 1937 te New-York gesticht en droeg eerst de naam ‘Museum of Non-objective painting’; de stichter was de mecenas wiens naam het nu draagt. Het speelde samen met het Museum of Modern Art een belangrijke rol in de Amerikaanse kunstontwikkeling van de naoorlog en bereidde het leadership der USA in de kunstwereld na 1955. Het Museum of modern Art bestond reeds sedert 1929 en heeft met haar directeurs R. d'Harnoncourt en Alfred Barr vooral aan kunstactivering gedaan.
| |
Gutai
Groep in 1954 te Osaka opgericht door Jiro Yoshihara. Heeft sinds 1957 talrijke happenings uitgevoerd.
| |
Happenings und fluxus
Tentoonstelling, die in oktober 1970 te Keulen geopend werd als de eerste globale tentoonstellilng van de anti-kunst van 1959 tot 1966. Een documentaire tentoonstelling (de catalogus vermeldt nagenoeg alle happenings, die overal ter wereld werden opgevoerd), waarbij ook enkele happenings voorzien waren en filmen van vroegere happenings zouden gedraaid worden. Wansmakelijke happenings en walgelijke filmen leidden echter tot optreden van de politie. Zie ook Fluxus.
| |
Happening news
Tijdschrift in 1965 te Antwerpen gesticht door Panamarenko, Hugo Heydman, Yoshio Nakasima, Bernd Lohaus en Wout Vercammen. In het geheel verschenen vier nummers.
| |
Helhesten
Deens tijdschrift dat vanaf 1941 de Deens experimentele jongeren groepeerde (A. Jorn, Carl Henning, Pedersen, H. Heerup, Egil Jacobsen). Zij waren de echte voorlopers van de Cobra-beweging. Kenmerkend was hun verbondenheid met de natuur en met het Skandinavisch bijgeloof en mythologie.
| |
Hennie-onstad foundation
In 1965 te Hovikodden nabij Oslo gebouwd door de schaatskampioene Sonja Hennie en haar echtgenoot, de Noorse reder Onstad. Het is de grootste privé-gift, tot op heden door een particulier aan een staat geschonken. Behalve een museum bevat het Centrum ook een schouwburg, een concertzaal, een bibliotheek en een ontmoetingshome voor artisten met studeervertrekken en flats. Het licht in de tentoonstellingszalen valt langs opaline plastieken dakkoepels binnen. Onder de koepels werd ook kunstlicht aangebracht: dag- en kunstlicht worden gefilterd door een witte polyester filter. Het aldus bekomen licht schijnt ideaal te zijn voor het bekijken van schilderijen. De collectie omvat schilderkunst van de laatste vijftig jaren; het oudste doek is ‘Le Journal’ van Juan Gris uit 1918.
| |
Hermetisme / orphisme
Er werd reeds aan hermetisme gedaan door het Orphisme (ca. 1912; R. en S. Delaunay). Het stelde door de kleur de werkelijkheid in een toverachtige sfeer: het schilderij moest toegang geven tot
| |
| |
een hermetisch gesloten dichterlijke kleur- en klankwereld.
Dit hermetisme vindt men na 1945 terug zowel in de abstractie als in de figuratie, maar meer nog in het grensgebied tussen beide. Dit laatste werd bewandeld door Fransen (J. Villon, Bazaine, Manessier, Bissière, Nic. de Staël, Ch. Lapicque), Italianen (R. Birolli, G. Santomaso), Engelsen (R. MacBryde, L. Le Brocquy, J. Craxton, I. Hitchens, W. Scott), Duitsers (W. Heldt, W. Gilles). Veelal is de natuurbeschouwing bij hen het uitgangspunt.
(L')HOMME TÉMOIN
Zie Existentialistische kunst.
| |
Horizontaal-verticaal systeem
De Stijl-Groep (van Doesburg) hield voor dat het kunstwerk statisch diende gebouwd te worden. De natuurverhoudingen moesten dus verbroken worden, om rigoureus de elementaire beeldverhoudingen te doen domineren en een zuiver menselijke harmonie te scheppen. Wat vorm en lijn betreft zijn de horizontale en de verticale het elementaire. (Zie ook Absolute kunst)
Het horizontaal-verticaal systeem beheerst het grootste deel van de naoorlogse architectuur, maar ook een belangrijk deel van de geometrische en konstructivistische abstractie.
| |
Hortisculpture
Ferdi (echtgenote van de beeldhouwer Tajiri) begon in 1966 hortisculptures te maken in metaal, schuimplastic en stof. Sindsdien werd in verschillende Europese steden de hortisculpture getoond. In 1970 (een jaar na het overlijden van Ferdi) reisde een tentoonstelling gans Nederland rond. Uit een catalogus van 1968 (Eindhoven): ‘Ik wil environment creëren, mijn atelier moet totaal vol worden met mijn werk: bloemen, planten, fantastische vormen, die de ruimte ingroeien, grote vormen, die met het leven te maken hebben... een zachte wereld waar je kunt lopen, staan, liggen, vallen...’ (Ferdi)
| |
Humanistische kunst
Deze term wordt in diverse betekenissen gebruikt. In de plastische kunsten gaat het meestal om kunstenaars, die de mens centraal stellen en de menselijke waarden in hun werk willen uitdrukken. De voorstanders van de humanistische kunst staan vaak in oppositie tegen een belangrijk deel van de hedendaagse kunstevolutie, omdat zij brak met de Europese kunsttraditie, die precies op het humane gecentreerd is. Zij verwerpen kunstvormen, die uitsluitend het functionele en decoratieve nastreven of het kunstwerk op zichzelf als doel stellen.
| |
Ideeënkunst
Het komt niet meer op de uitvoering van het kunstwerk aan, maar de verbale beschrijving wordt even en zelfs meer belangrijk geacht. Of het kunstwerk al of niet wordt uitgevoerd, is bijzaak. Zie ook katalogus-kunst.
| |
Image of a woman / women
De Imago van een vrouw is het thema dat W. de Kooning te New-York in 1953-54 - hoogconjunctuur van de abstracte kunst - steeds maar behandelt. Uit kontrasterende, heftig expressieve bewegingen van de schildershand ontstaat telkens de figuur van een vrouw: een zotte, grijnzende, demonische en erotische gestalte, produkt van obsessie en hallucinatie. Zo ontstond zijn meest bekende derde serie ‘Women’ (Vrouwen), die uit een vijftiental doeken bestaat. Zij hadden een beslissende invloed op de geboorte van de Amerikaanse Pop Art omstreeks 1960.
In het oeuvre van de Kooning zijn er ten minste zes afzonderlijke serieën ‘Women’, naast een serie ‘Men’.
| |
Imago
Het internationaal centrum Imago, te Champigny s/M (nabij Parijs) opgericht, houdt zich bezig met de studie en het verzamelen van documentatie over geëngageerde kunst (drietalig: frans, engels, duits).
| |
Information
Typisch voor de laatste strekkingen in de kunst is de tentoonstelling, die tijdens de zomer 1970 in het Museum of Modern Art te New-York werd ingericht ‘Informatie, kunst van de laatste drie jaar’. Er waren geen traditionele kunstwerken meer te zien, maar projecten, plannen, fotos, filmen, klankopnamen, kranten, enz.
| |
Inscapes / great invisibles
‘Inscape’ is een neologisme van de Chileen Matta Echaurren; het is afgeleid van ‘landscape’ (ned. ‘Landschap’), waarvan men reeds ‘seascape’, zeegezicht, had afgeleid. Matta gaf die naam aan halfautomatisch uitgevoerde werken, die bevreemdende ruimten voorstellen met raadselachtige objekten en vegetaties; het zijn a.h.w. gezichten op het innerlijke, de psyché (1942). Hij had zich voordien verdiept in de oud-Mexicaanse kunst.
Vanaf 1945 kwam hij ertoe in de ruimte hallucinatorische anthropomorhpe apparaten te plaatsen, die als een soort mythische wezens zijn van het technologische tijdvak: ‘the great Invisibles’. Men heeft dit in verband gebracht met Science-fiction.
| |
Interaction of color
Aanschouwelijk-voorgestelde en didactisch uitgewerkte theorieën en lessen van Josef Albers over de waarde van de kleur (U.S.A.).
| |
Instituut voor creatief werk (i.c.w.)
Gevormd door zes kunstenaars uit Finsterwolde (Ned.). Kunst is bij hen tot bijzaak gedegradeerd en is o.a. slechts aanleiding om discussies over het huidig maatschappelijk stelsel uit te lokken, waarbij de consumptiemaatschappij wordt aangeklaagd.
| |
Kataloguskunst / binnen en buiten het kader
De kataloguskunst is ontstaan in het kader van de conceptual art. De kunstenaar beperkt zich tot een beschrijving van het kunstwerk, hij denkt zelfs niet aan een uitvoering.
Deze kataloguskunst (het kunstwerk schrijdt niet buiten het kader van een katalogus) had reeds in enkele grote internationale tentoonstellingen burgerrecht verkregen (o.a. ‘Prospect 1969’ te Düsseldorf e.a.).
In september 1970 organiseerde het Stedelijk Museum te Amsterdam een tentoonstelling ‘Binnen en buiten het kader’, waarin jonge Nederlanders precies de gelegenheid kregen om aan kataloguskunst te doen. In het voorwoord lezen wij: ‘Het Stedelijk Museum heeft aan de deelnemers van deze tentoonstelling de gelegenheid geboden om environments en situaties binnen of buiten het Museum te realiseren of om projecten te publiceren in de katalogus’.
| |
Kitchen-sink-realism
De naam ‘gootsteenrealisme’ werd gegeven aan een groep sociaalrealistische Engelse schilders uit de vijftiger jaren (J. Smith, Derrick Greaves, J. Bratby e.a.), waarvan het werk door ruw primitivisme is gekenmerkt. Men rangschikt hen bij de neo-realisten.
| |
Klang-szene
Een initiatief om twee kunstdisciplines te versmelten; in 1970 te Düsseldorf verwezenlijkt door een Berlijnse componist en de Düsseldorfse beeldhouwer Günter Uecker. Klang-Szene is een electronische opera, uit te voeren door zes Hammondorgels, waarop drie lichtorgels aansluiten, geregeld door Uecker en die meespelen naargelang het klankvolume en de toonaard van de muziek. De lichtorgels zorgen voor de zogezegde kunstlichtkunst.
| |
| |
| |
Kosmische kunst
Kunst, die aan de realiteit wel vormen ontleent, maar sterk symbolisch geladen is en een metafyische neiging bezit om door te dringen tot het mysterie van bestaan en natuur. Dit zijn natuurlijk zwaar-tillende woorden, maar de z.g. kosmische kunstenaars staan op het standpunt dat de toeschouwer deze metafysische zegging moet aanvaarden en ondergaan; anders is geen communicatie mogelijk (Baele, Pelton, Brunner, Krebs, Beotty, e.a.).
| |
Kritisch realisme
Inspiratie, thema, voorstelling en uitbeelding worden geleverd door alledaagse voorwerpen, het gewone banale leven van iedere dag en de wereld van de massamedia, maar doordrenkt en gekenmerkt door een sociaal en/of politiek engagement.
| |
Kunstlicht-kunst / art of lumina
Het succes van de environments heeft speciaal (hier spreekt men liever van ambiance) de kunstlicht-kunst beroerd en het is wellicht in deze zin dat de meeste toekomst voor Art of Lumina ligt. Het is opvallend dat in de kunstlicht-kunst veel aan groepswerk wordt gedaan. Deze groepen namen vaak aan tentoonstellingen deel niet onder de naam van de kunstenaar, maar onder de groepsnaam. Uiteraard zijn met de lichtkunstenaars ook technici verbonden, want er is nog veel research te doen, maar ook sociologen, psychologen, enz. In vele gevallen is de aandacht van de kunstenaar meer op het beeldende onderzoek gevestigd dan op het scheppen van een kunstwerk.
Door elkaar worden TL-buizen, gloeilampen en neonlicht gebruikt, hetzij in rechtstreekse straling of via projectie door matglazen schermen. Het licht wordt behandeld met kleurfilters, reflecterende, vaste en beweeglijke oppervlakten. Soms wordt ook geluid ingeschakeld. Zie ook Luminisme.
| |
Laser
Een eerste kunsttentoonstelling met behulp van laserlicht verwezenlijkt werd in 1968-69 in Stockholm gehouden; in 1969 volgde ‘Laser à la main’ te Parijs (dreidimensionele tekeningen en ruimtearchitectuur). Het Scientific Center van Los Angeles experimenteert reeds enkele jaren om kunst met laser te scheppen. De Zweed C.F. Reuterswärd heeft op dat gebied baanbrekend werk geleverd.
| |
Leder-objekte
Horst E. Kalinowski (Düsseldorf) gebruikt sedert 1960 Ieder als kunstmateriaal en als symbool. Hij maakte plastieken zoals zijn ‘Caissons’ (kisten waaraan hij geheimzinnige titels geeft en die hij voorziet van agressieve elementen nl. kettingen, haken e.d.m.); in dezelfde geest ontstonden ook de ‘stèles’, raadselachtige zuilen. Bedoeld als fantastische kunst.
| |
Lichtschildering
De Nederlandse stichting ‘Lichtschildering’ werd op 2 februari 1965 opgericht onder impuls van Livinus. De Stichting had als doel de kinetische kunst, maar vooral de zgn. bewegende lichtschildering te bevorderen. Daaarvoor heeft het Rijksnijverheidslaboratorium trouwens een verplaatsbare apparatuur gebouwd.
| |
Light-show
Luministisch procédé, waarbij dia's met kleurgrafismen worden geprojecteerd, terwijl erbij passende muziek wordt geïmproviseerd. Ontstaan in 1965 in de U.S.A. en voor het eerst vertoond te Parijs in 1971.
| |
Linienkunst
Reeds H. van de Velde had tentijde van de Jugendstil (een bij uitstek lineaire richting) verklaard dat de lijn een kracht is, die ontleend is aan de energie van wie haar trekt.
Op dit beginsel heeft de Duitse abstracte kunstenaar Hartung in de naoorlogse tijd een zeer rijke lijnen-kunst ontwikkeld. Lijnen zijn voor hem psychische improvisatiemiddelen, psychografische tekens, die zich naar gelang de affectieve instelling van de artiest op zeer gevariëerde wijze uitspreiden tegen een heldere achtergrond. Hoort bij het abstract automatisme en de gestuele kunst.
| |
Little bay
Naam van een kuststrook nabij Sidney in Australië. Christo pakte hier in november 1969 305.000 m2 kunst in, waaronder rotsen van 84 voet hoog. Het geheel vergde 17.000 werkuren!
| |
Maanlanding / space-art-objects
De landing op de maan heeft vele kunstenaars geïnspireerd (Nesbitt, Indiana, Rauschenberg, Van Hoeydonk, enz.), zodanig dat ‘Bilder zur Mondlandung’ een van de vier onderverdelingen is, waarin de uitgebreide collectie Ludwig over de kunst van de zestiger jaren wordt gekatalogeerd (de andere drie zijn: Pop-art, nieuw realisme, nieuwe abstractie). De V.S. nodigen trouwens altijd kunstenaars uit bij de lancering van satelieten. Verschillende kunstenaars (o.a. de Nederlander Toni Burgering) zetten hun ervaring om in objecten zodat men tentoonstellingen van ‘Space-Art-Objects’ krijgt.
| |
Magie picturale / schilderkundige magie
Tendens, die ook na 1945 in een aantal surrealistische werken aanwezig is, om een duistere raadselachtige wereld te scheppen. Allerlei elementen dragen hiertoe bij: erotische (Picasso), vegetale (W. Lam), heraldische (V. Brauner), ikonische (Svanberg), gruwelijke (Matta), dierlijke (Toyen).
| |
Magisch realisme
Strekking, die zich tussen de twee oorlogen vooral in Duitsland ontwikkelde (O. Dix) en waaraan expressionisten deelnamen. Technisch ligt het in de verlenging van het expressionisme o.m. wat het palet betreft; maar ook het surrealisme speelt mede omdat men een ongewone, bevreemdende, beklemmende realiteit uitbeeldt. De Amerikaanse magische realisten, de ‘Immaculates’, streefden vooral naar grotere zakelijkheid.
Na W.O. 2 vindt men het magisch realisme terug bij Georges Ségal, Gr. Sutherland, Sidney Nolan, L. Cremoni, R. Diebenkorn e.a.
| |
Manierisme
Voornamelijk voor de laat-renaissancistische navolgingsstijl gebruikte benaming. Men heeft haar op hedendaagse kunststijlen toegepast. Aldus is het miserabilisme van Buffet, Fr. Gruber e.a. een laat-expressionistisch manierisme. Het laat-kubistisch beeldhouwwerk van Laurens, Lipchitz, Archipenko, Zadkine kan ook als manierisme doorgaan.
| |
Metamorphosen / transfiguration
‘Metamorphosen’ heette de tentoonstelling over hedendaagse surrealisme in 1965 te Leverkusen. Daarmede wordt beduid dat het surrealisme ‘transfiguratie’ is geworden, d.i. figuratief niet meer ontraadselbaar en dus op zijn eigen manier abstract. Ten bewijze golden werken van H. Kalinowski, W. Lam, B. Schultze, J. Camacho, J. Lacomblez en de Franse groep ‘Phases’.
| |
Mid
In 1964 te Milaan opgericht (Barrese, Grassi, Laminarca, Marangoni). De groep werkt uitsluitend met licht (vooral stroboskopisch licht) om zijn objekten en ambiances te verwezenlijken. Daarnaast is MID bedrijvig op gebied van grafische ontwerpen, film en architectuur.
| |
| |
| |
Migof
Naam ontleend aan het toneel van Beckett en door de Duitser B. Schultze gegeven aan zijn skeletachtige kleurplastieken (1960). Zij doen aan fantastische wangedrochtelijke levende wezens denken. De verwijzing naar Beckett (ook in andere serieën als Molloy en Mahood) is een verwijzing naar het absurde, dat door Schultze wordt beoogd.
| |
Miracolo
Naam gegeven door de Italiaanse beeldhouwer Marino Marini aan zijn groepen van ruiters en/of paarden: sculpturen die als uit elkaar vallen en waarin archaïstische en expressionistische tendensen voorkomen.
| |
Mixed media art
Het door elkaar gebruiken van verschillende kunstvormen en hulpmiddelen (Pop art). Bijv. Great American Nude nr. 54 van Wesselman bestaat uit een schilderij, hangend aan een wand waarvoor enkele interieurstukken zijn opgesteld, terwijl een bandopnemer achter de wand opgesteld, straatgeluiden reproduceert.
| |
Mobiles lumineux
Mobiles, waarin electrische lichtbronnen worden verwerkt. ‘L'utilisation de l'électricité dans le domaine de l'art plastique me paraît la chose la plus importante de notre siècle’ (Nino Calos).
| |
Multi-art press
Publiceert en realiseert met internationale kunstenaars multiples op basis van papier en karton onder de vorm van boeken, kalenders, wenskaarten, drie-dimensionale objecten, enz. (Antwerpen).
| |
Mur du soleil / mur de la lune
Grootse keramiekwerken die door Mirò met Artigas uitgevoerd werden voor het Unescogebouw te Parijs (1958). Hoogtepunt van Mirò's grote activiteit als keramist, die omstreeks 1953 inzet en waarin hij een speels surrealisme vertoont.
| |
Mythiek van de werkelijkheid
Aldus kan men het werk van de Amerikanen Matta Echaurren en Arshile Gorky betitelen. Matta schiep inderdaad werken, vervuld met mythische wezens, die a.h.w. aanwezig zijn in onze technologische wereld (Inscapes, Great Invisibles). Arshile Gorky creeerde een poëtische natuurmythiek, geïnspireerd door Matta en eveneens gegroeid uit de angst.
| |
N (enne)
Gruppo N is in 1959 te Padua gesticht en ontbonden in 1965. Experimenten met licht. De groep behaalde de eerste prijs op de Biënnale van San Marino in 1964. (Alberto Biasi, Ennio Chiggio, Toni Costa, Eduardo Landi, Manfredo Massizoni). Zie ook Enne 65.
| |
Nach-abstrakte gegenständlichkeit
Duitse strekking, die na 1960 van de lyrische abstractie overstapte naar de uitbeelding van dramatisch vervormde gestalten binnen de chromatische chaos van de abstractie. Enigszins afgekeken van W. de Kooning en nagevolgd o.m. door Burssens.
| |
Nanas / coeurs de mère
Niki de Saint Phalle, een Franse popartiste, wil het moederschap geselen met haar ‘Nanas’, monsterachtige polychrome soms als een fontein spuitende vrouwenfiguren vol wilde vrolijkheid. Zij doet zulks ook met haar ‘Coeurs de mère’. Dat is wat Restany, de manager van de Franse Pop-art, ‘art-moral’ heet.
| |
Neo-expressionisme
Zie Expressionisme.
| |
Neo-primitivisme
Naam, die men soms geeft aan de hedendaagse naïeven. Soms ook toegepast op kunstenaars met sterk infantilistische tendensen, zoals Jean Dubuffet, satiricus van de hedendaagse beschaving. Er is verder nog het Skandinavisch primitivisme van de Denen H. Heerup en C.H. Pedersen, dat invloed had op de Cobra-groep. Ook informelen vertonen primitivistische inslag (o.m. Wols).
| |
Neo-realisme
De term werd eerst toegepast op de realistische reactie tegen het expressionisme in de dertiger jaren. Vooral de realistische reactie tegen de naoorlogse abstractie kreeg nadien die naam, die men evenwel van het ‘Nouveau réalisme’ moet onderscheiden, dat meer bij de Pop-art aanleunt. De naoorlogse neo-realisten zijn immers dikwijls neo-expressionisten. Aldus de jongste Engelse expressionisten der vijftiger jaren E. Middleditch, J. Bratby, Jack Smith, D. Greaves (het zogenaamde Kitchen-sink-realism); ook de Franse groep ‘Témoin de l'homme’ en de Amerikaan Ben Shahn.
| |
Neue kunst in deutschland
Rolf Gunter Dienst heeft het begrip ‘Neue Kunst in Deutschland’ ingang doen vinden, maar hieronder is geen eenheid van stijl of school te vinden. In vergelijking met het buitenland zijn er toch verschillen aan te geven. Die neue Kunst onderscheidt zich door het breken met de traditie, een intellectuele berekening, engagement, afwezigheid van sentiment, van kritische distanciëring, een zekere ironie en ondanks de schijnbaar volledige veramerikanisering het behoud van een Europese ondertoon (o.a. Antes, Bubenik, Graubner, Reickert, Dienst, Richert, Richter, Macke, Breuste-Petersen, Klapheck, Nierhoff, Wintersberger, enz.).
| |
New-babylon
Imaginaire stad van de Nederlandse Cobra-schilder en schrijver Constant (Nieuwenhuys); hij droomt ervan door zijn visionair en utopisch urbanisme een stad van het geluk voor de collectieve mens van morgen uit te bouwen. Zijn ideeën vertonen enige overeenkomst met deze van Vasarely in zijn ‘Plasti-cité’. Zie ook Verschimmelung.
| |
New images of man
Tentoonstelling samengesteld door Peter Selz in 1959 (Museum of Modern Art, N.Y.) ten volle in de ‘boom’ van de abstracte kunst. Zij was niet zonder invloed op het ontstaan van de Amerikaanse Pop-Art. Ongewild werd het een verzameling van fantastische en gruwelijke voorstellingen van de mens, een protest tegen de welvaartmaatschappij. In dezelfde geest hadden ook elders grote tentoonstellingen plaats (Idole und Dämonen, Wien, 1963; ‘Zeugnisse der Angst in der modernen Kunst’, Darmstadt, 1963).
| |
New-york-school (Recent)
Na 1968 hebben een aantal jonge schilders, die van overal uit de U.S.A. naar New-York verhuisden, de evolutie op gebied van inzicht en kleurwaarde door de New Abstraction of New American painting (1963) ingezet, verder doorgetrokken. Vertrekkend van het verworven standpunt dat de kleur de realiteit van het doek vormt, dat kleur geen symbool is en geen inhoudelijk begrip bezit, meenden de jongeren dat de schilderkunst in wezen onfiguratief is, dat voorwerp en middel van de schilderkunst de kleur is en dat kleurvlakken en doekvorm een onderlinge verhouding moeten bezitten. Binnen het kader van deze opvatting ontwikkelen zich twee stromingen: 1) uitmondend op een dynamisch kleurengebruik, waardoor een zekere sfeer, een ritme, een kleur- en lichtruimte, een ruimteillusie, een beweging kan opgeroepen worden (Young, Pettet, Christensen, Poons); 2) zich beperkend tot minieme en berekende kleuraanbreng binnen het kader van de doekvorm (Baer, Cote, Stein, Lozano).
| |
| |
| |
NIeuwe Coloristen
Groep gesticht in mei 1970 te Antwerpen door Fons Dejonck, Rik De Vos, Herman Jacobs, André Jespers, Charles van Gisbergen. Zij zijn tegen de kunstmarkt en de kunstspeculatie van het ogenblik. Wensen groepswerk te maken en werwezenlijkten o.a. Project I te St.-Martens-Latem, Project II Inktpot te Koksijde en Project III Antwerpen (Kon. Museum voor Schone Kunsten).
| |
Nuagistes
Groep gevormd door schilders van verschillende nationaliteiten, maar met Parijs als ontmoetingsplaats (Duvillier, Graziani, Benrath, Laubrès, Lerin). Hun schilderijen herinneren in zekere zin aan ernorme einders vol wolkenspel. De oorsprong ligt echter in een geestelijke ingesteldheid. Tegenover de onbewoonbare stad ontstaat een drang naar zon, lucht, sneeuw, stand en de wijde oneindigheid.
| |
Nucleaire beweging / peinture nucléaire / nuclear art
Gesticht in 1951 door Enrico Baj, die in 1952 het eerste ‘manifeste de la Peinture Nucléaire’ publiceerde (Brussel) en in datzelfde jaar een reeks tentoonstellingen organiseerde te Milaan, Como, Brescia, Turijn, Venetië, Palermo, Brussel, Luik, e.a. Daarmee was de ganse beweging afgelopen. Het jaar daarop stichtte Enrico Baj samen met Asger Jorn een andere beweging ‘Mouvement International pour un Bauhaus Imaginiste’.
| |
Onirisme
Kunst, die dromen uitbeeldt of in een droomsfeer gedompeld is. Het is een der essentiële ingrediënten van het surrealisme. Het werd in de naoorlog o.m. verdedigd door het tds. ‘Phases’ in de vijftiger jaren (Ed. Jaguer). Het volledig-figuratief surrealisme vooral beweert hoofdzakelijk op droom te berusten; bv. Tanguy en Kay Sage. Soms is het onirisme hallucinatorisch, zoals de Mythiek van de werkelijkheid van Matta E. en A. Gorky. Een voorbeeld van informeel onirisme is het werk van Wols. Er zou zelfs bij sommige geometrische abstracten onirisme aanwezig zijn (vb. Yves Laloy).
| |
Optochromi
Behoort tot de op-art; is geen schilderkunst, noch beeldhouwkunst, maar in wezen een optische architectuur. De Zweed Eric Olson weet zijn optische objecten zo te stellen en het licht zo te wenden dat zelfs een kleurweergave zichtbaar wordt alhoewel geen kleur aanwezig is.
| |
Organische fantastiek
Synthese van het organische (planten en dieren vooral) met de fantastiek. Men treft het in het vooroorlogse werk van Max Ernst. Na 1945 zijn er talrijke vertegenwoordigers. Graham Sutherland brengt voorstellingen van planten, die door allerlei uitwassen een agressief karakter krijgen. De Duitse Ursula en de Oostenrijker Hundertwasser hebben eveneens organische fantastiek, de laatste met elementen uit planten- en dierenwereld, die tot ‘Spiralen’ uitgroeien. In de zin van Max Ernst werkten o.m. Leonor Fini, Chr. d'Orgeix en R. Oelze.
| |
Paranoia
Geestesziekte gekenmerkt door waanvoorstellingen, die meestal een gespleten persoonlijkheid (schyzophrenie) en opgeslotenheid in zichzelf (autisme) vergezellen.
Reeds vóór 1945 heeft paranoia, naar hij beweert en men graag zal aannemen, een grote rol gespeeld in de kunst van S. Dali; zij werd het uitgangspunt van zijn ‘paranoïsch-kritische methode’. De Deen W. Freddie heeft deze verder ontwikkeld tot een ‘paranoïschmaterialistische methode’.
| |
Pars pro toto
Tendens om een deel van de figuur uit te beelden en daarmee de illusie of de herinnering aan het geheel op te roepen. Alleen een kop, een been of romploze menselijke gestalten worden geschilderd, soms is de voorstelling zelfs beperkt tot bijv. een hand, die uit een vormloze massa te voorschijn komt en de mens moet suggereren, die onzichtbaar onder de massa bedolven is.
| |
Peintres de la réalité poétique
Een groep in 1945 te Parijs ontstaan met o.a. Brianchon, Oudot, Legueult, die zich tegen de artistieke ongebondenheid van de hedendaagse kunst opstelden en het technisch meesterschap verdedigden. Hun ideaal is Bonnard.
| |
Peinture-mots / woord-schilderijen
Genre dat door Mirò op speelse wijze beoefend werd en door Cobra werd overgenomen. Woorden of brokstukken van verzen (kreten) worden op het doek aangebracht in stuntelig schrift. Alechinsky, Michaux e.a. ontwikkelden het tot een half-abstract halfoosters beeldschrift. Ook Jorn en Lucebert deden veel aan ‘peinture-mots’. Zie ook Lettrisme en Mots-trouvés.
| |
Peinture partagée
Schilderijen gemaakt door een of meer schilders. In 1959 had te Oslo een grote internationale tentoonstelling van ‘peinture partagée’ plaats.
| |
Phases
Tijdschrift van de Franse dichter Ed. Jaguer, dat het Onirisme verdedigde. Errond groepeerden zich surrealisten als J. Camacho, J. Lacomblez, B. Requichot, J. Zimmermann. Men vindt ongeveer dezelfde tendens in het Duitse tds. Meta. Zie ook Metamorphosen.
| |
Physiognomics
Afgeleid van de begrippen ‘physiognomie’ en ‘Comics’; het betreft de omhulling en het ontmantelen van de figuur. De kunstenares Gerlinde Beck omschreef het begrip met de volgende vergelijking: ‘Zoals we in steeds toenemende mate door de evolutie van de nijverheid en het levensmilieu gedwongen worden om beschermmaskers en beschermkledij, die ons als het ware ommantelt, te dragen en wij ons ondanks deze opgelegde uniformiteit toch van elkaar onderscheiden, zo moet men ook de nieuwe kunst van de physiognomics zien’.
| |
Picassisme
Benaming, die men soms geeft aan de navolgers van Picasso, die na W.O. 2 vrij talrijk zijn, ten gevolge van zijn ongehoorde populariteit. Geen echt belangrijke figuren; Picasso's verbluffende diversiteit en vitaliteit stelt hen volkomen in de schaduw.
| |
Pink morris productions
Twee Haarlemse kunstenaars samen met een chemicus en een fotograaf hebben hogergenoemde vereniging opgericht. Doel is het z.g. autoproject: de auto op een niet-technische manier tonen en dit modern object een menselijk aspect geven in schilderijen, film, foto's, geluiden, plastieken, enz.
| |
Plaisir de peindre / peinture de l'essentiel
Voor de surrealist A. Masson is de schilderkunst geen middel tot kennis, maar een voorwerp van genot, een uitdrukking van geluk, ‘le plaisir de peindre’ (1950). Hij beweert daartoe gekomen te zijn door de kennismaking met de serene Chinese kunst. Hij wil wat hij noemt ‘une peinture de l'essentiel’ en ontdekt in het naoorlogse werk van Mirò en Ernst dezelfde tendens.
| |
Plakatmuseum
De affiche werd gedurende lange tijd niet als kunst beschouwd, doch in de naoorlogse jaren is daarin in toenemende mate ver- | |
| |
andering gekomen. Terwijl in Kasteel Wilano nabij Warschau reeds een museum van de affiche bestond, werd in 1970 te Essen een Plakatmuseum geopend. Eigenlijk is het museum te Essen het eerste en (tot op heden enige) museum dat de affiche zowel op wetenschappelijk als op kunsthistorisch gebied behandelt. Alle affiches worden gefotografeerd en op kleurdia's gebracht. Deze dia's worden aan een computer toevertrouwd zodat men op ieder ogenblik een volledig stel afbeeldingen kan krijgen van affiches volgens thema, volgens instelling (handels- of kunstkarakter), enz. De op kunst- of op historisch gebied waardevolle affiches worden opgeslagen en gebruikt voor wisselende tentoonstellingen. Zie ook Poster.
(vervolg in het e.k. nummer)
|
|