| |
Vrije tribune
Vlaanderen-West
In Vlaanderen (nummer 112, mei-juni 1970) verscheen op bladzijde 202 een nogal ongenuanceerde bespreking door Albert Setola van het door de Uitgeverij Lannoo (Tielt-Utrecht) uitgegeven fotoboek Vlaanderen-West. Hoewel de heer Setola zich in zijn bespreking niet over de in het fotoboek opgenomen teksten uitlaat, en ik mij bijgevolg als een van de tekstverzorgers, samen met K. Jonckheere en A. Demedts, niet door zijn bespreking kan gepikeerd gevoelen, meen ik dat de heer Setola zich heel éénzijdig heeft geinformeerd in verband met het tot stand komen van ‘Vlaanderen-West’. Ik wil hier niet als verdediger van wie dan ook optreden. Ik geloof doodgewoon dat de feiten anders zijn als de recensent de lezer wil doen geloven. Ziehier waarom:
1. | De drie kunstfotografen (W. De Mulder, J. Mil, R. Vansevenant) zijn volkomen vrij geweest in de behandeling van het aan ieder afzonderlijk na overleg toegewezen gebied. Hen werd alleen (en op hun verzoek!) een soort ‘rode draad’ meegegeven. Maar die was nergens bindend. De vrijheid van de scheppende artiest was wel degelijk gewaarborgd. |
2. | Dat de redaktie van het fotoboek en dus ook de uitgever een beroep hebben moeten doen op werk van andere dan de drie hierbovenvermelde fotografen, hebben ze lang niet plezierig gevonden. De verschijningsdatum van het boek moest reeds verschoven worden omdat de drie kunstfotografen om diverse redenen een of ander gebied hadden verwaarloosd of omdat uit hun eerste inzending bleek dat het fotoboek niet evenwichtig zou kunnen worden
|
| |
| |
| opgebouwd. Als dan uiteindelijk - omdat men moet aannemen dat een uitgever zich aan een datum van uitgave kan gebonden voelen - het fotoboek toch ter perse moest, bleken bepaalde leemten, op herhaald (!) verzoek van de redaktie en de uitgever, nog niet te zijn aangevuld. Tenslotte werd dan een beroep gedaan op andere fotografen of op archieffoto's. En dit gebeurde tegen de zin van de redaktie en de uitgever. |
3. | De heer Setola stelt alsof de kunstfotografen de dupe zijn geweest van de onderneming en een ‘harde dobber’ hebben moeten verwerken. De waarheid is anders. Uitgever en fotoredaktie hebben tegen hun zin minder geschikte foto's moeten opnemen van andere fotografen, gewoon omdat het niet verantwoord is een of ander belangrijk aspekt van de menselijke bedrijvigheid in West-Vlaanderen in zo'n fotoboek over het hoofd te zien. Van onbetaalde ‘reklame’ heb ik nooit iets gemerkt, door geen enkele firma. Maar als een bedrijf van vitaal belang voor de industrie in West-Vlaanderen niet in de door de kunstfotografen toegestuurde foto's was opgenomen - ondanks de suggesties van de redaktie en de uitgever - moest dan wel noodgedwongen een beroep worden gedaan op andere fotografen. |
4. | Het is inderdaad juist dat de fotografen geen deel hebben genomen aan de keuze van de foto's. De verklaring hiervoor is eerder pijnlijk en niet zo vreemd aan bepaalde artiestenmilieus. Het bleek namelijk ondoenbaar de drie fotografen gezamenlijk bij deze keuze te betrekken omdat hun onderlinge verstandhouding niet altijd even vriendschappelijk bleek te zijn. Dan hebben de uitgever en de fotoredaktie het maar alleen moeten doen. |
Tenslotte nog dit: ik begrijp best dat een recensent (en ook de gewone koper van dit fotoboek) geen rekening moet houden met de moeilijkheden bij het tot stand komen van een werk. Wat mij echter in de bespreking van de heer Setola hoog zit is de nogal schreeuwerig verwekte indruk als zouden de kunstfotografen - eens te meer (?) - het slachtoffer en de dupe zijn van een gangsterbende die hun ‘image’ (!) heeft willen bemodderen.
Wat ik ook vreemd vind is de manier waarop bepaalde artiesten via derden hun eigen tekortkomingen afreageren op anderen. Ook het fotoboek van Vlaanderen-West is niet volmaakt. Maar er werd ernstig aan gewerkt. Als de onderlinge samenwerking tussen de fotografen niet is geweest wat ze had kunnen zijn, dan heeft de uitgever daar geen schuld aan. En de slijmerige opmerking over het royaal honorarium aan het adres van de uitgever heeft uiteindelijk niets te maken met de wezenlijke kwaliteit van het boek. Ik ben van oordeel dat een artiest zelf mondig genoeg moet zijn om zijn financiële belangen te verdedigen. Hij moet dat niet via zijn recensent, die alleen over het boek zelf moet schrijven, en niet over de roddelpraatjes rond het boek.
Sans racune. Maar waarom niet openhartig zijn? Voor mij niet gelaten!
Jozef Deleu, Rekkem
P.S. Hartelijk dank aan J. van Remoortere voor de vriendelijkheden aan het adres van de tekstschrijvers.
| |
Wijwatervrije pen
In dank ontving ik ‘Vlaanderen’. Mijn zeer opréchte bewondering voor de voorname zorg die aan die publikatie werd besteed. Uw tijdschrift is wel uniek in ons land - en naar ik gis ook daarbuiten - en het verheugt me diep dat de staf mede- en samenwerkers van ‘Vlaanderen’ zo'n prestigerijke verwezenlijking op hun aktief hebben en houden. Mijn beste wensen voor de verdere Durchhaltung van Uw gemeenschappelijk werk! U gelieve deze wensen te gelegener tijd aan de Redaktie over te maken, a.u.b.
Voor het ‘Pelgrim’-nummer mijn zeer bijzondere bewondering en waardering. Wàt een labeur schuilt er achter de samenstelling van die uitgave!
Mag ik u even een paar feiltjes aanstippen, die ik in nr. 110 (blz. 22) vond? Ik lees in de bijdrage van dhr. Verkarre dat ‘Vandevelde zijn pen in wijwater heeft willen dopen door de tekst te schrijven voor het H. Bloedspel’. De tekst van dit spel - dat weet toch iederéén - werd vóór de jongste oorlog geschreven door wijlen pater Jozef Boon. De schrijver heeft nadien, anno 1939, mij verzocht zijn spel te willen monteren. Dat is toen ook geschied. Ik beschouwde Boons tekst als een stramien, een scenario, waarop de aktie van het spel geïnspireerd werd. En of ik ooit met wijwater zou geschreven hebben, màg ik misschien betwijfelen.
Elders heet het dat wijlen Herman van Overbeke het Lam Godsspel te Gent monteerde, anno 1930. Fout. Van Overbeke zaliger heeft toen - anno 1948-49 - een scenario geschreven, in samenwerking met een kanunnik wiens naam mij nu ontgaat, met louter evangelische tekst. En ik heb dit spel gemonteerd, vollédig, in de eigen dekorbouw (zoals ook te Brugge) op het Baafsplein.
Of die vergissingen, die toch nogal markant zijn, een corrigendum verdienen in ‘Vlaanderen’... ach, ik laat het aan de redaktie van het tijdschrift over.
Los van die paar bemerkingen bevestig ik mijn diepe waardering voor Uw aller werk. Misschien schrijf ik wel eens een bijdrage voor ‘Vlaanderen’; ofschoon ik totnogtoe niet behoor bij de staf medewerkers (ik ken de voorwaarden voor dit lidmaatschap niet) zou mijn pen - totaal vrij van zelfs een schijn van wijwater, wees gerust! - wel een of ander kunnen verwoorden, dat in genade werd aanvaard?
Anton van de Velde, Schoten
| |
De Pelgrim-Beweging (7)
In Uw uitstekend Pelgrimnummer, en meer in het bijzonder ‘De Architekten van de Pelgrim’ is wel een en ander misgelopen als gevolg van de gekende en meestal gewaardeerde fantasie van de goede Flor Van Reeth. Meegesleept door F.V.R.'s misschien wel goed bedoelde oratio pro domo wil steller suggereren dat mijn vader Jef Huygh een zwak compromis-mens was en dus in zekere zin, al wordt de term niet gebruikt, een verkocht kunstenaar.
De insinuaties over ‘gemis aan combativiteit’ en ‘volgzaam gehoorzamen’ e.d.m. vind ik jammer, vooral daar zij als inleiding dienen voor de passus over de St.-Laurentiuskerk. In dat gedeelte van de tekst immers zijn we een heel eind naast de waarheid beland.
De St.-Laurentiuskerk te Antwerpen is het nog steeds fel gewaardeerd resultaat van een eerlijke wedstrijd. Wedstrijden zijn dit inderdaad niet altijd. Maar in mijn archief berust nog het oorspronkelijk projekt, en het bewijs dat noch de Diocesane, noch de Koninklijke Commissie voor Monumenten er wijzigingen hebben aan doen toebrengen.
De Pelgrim situeert zich in een periode toen kunsten en letteren naar nieuwe uitdrukkingsvormen zochten, periode die bij uitstek vruchtbaar was voor fumisten en verdachte profeten (hiermee is niemand specifiek bedoeld). Dat mijn vader de toen opkomende en - laat mij toe - vaak stuntelige resultaten van een nieuwe strekking met skepticisme volgde, wil overigens niet zeggen dat hij negatief stond tegenover de progressieven. Zelf onthield hij zich van experiment, maar hij was wèl geboeid door de vernieuwing die hij vooral apprecieerde bij Frank Lloyd Wright (de FFF. van form follows function), Neutra, Aalto, Mies van der Rohe, Gropius, Rietveld, Oud, Van de Velde. Als richtingevers voor de functionalisten noemde hij steeds vooral Le Corbusier, de anti-schoolse zuivere denker. In die richting zette hij zijn leerlingen, en hij drukte hen wél op het hart dat alle ballast van het neoclassicisme overboord moest. Dat hij voor eigen werk niet overhaast aan het vernieuwen ging, was zeker geen gebrek aan moed. Hij studeerde voortdurend, maar geloofde terecht niet in overhaaste gekke sprongen. Hij liet zich ook door tegenwerkingen, en die waren legio, niet verbitteren.
Tot daar, wat ik even over Pelgrim Huygh wou toelichten.
Architekt Herman Huygh, Wilrijk
| |
| |
| |
De Pelgrim-Beweging (8)
Waarschijnlijk is het mede door Uw bemiddeling dat ons het tijdschrift ‘Vlaanderen’ 112 werd toegestuurd. 'k Ben er U ten zeerste dankbaar voor. Naar aanleiding van Uw verzoek om clichés van onze Annuntiatiekapel had ik de wens uitgedrukt de tekst van het artikel te bekomen waarvoor ze moesten dienen. En nu krijgen we een heel boek!
Wat een pracht van een tijdschrift is ‘Vlaanderen’! Zowel wat inhoud als vorm betreft! De bibliothecaresse van onze centrale bibliotheek moet daar beslist kennis mee maken!
Zr. Melanie Chr. De Laet, Heverlee.
| |
De Pelgrim-Beweging (9)
Bij mijn thuiskomst van een reisje vind ik - tot mijn grote vreugde - het ‘Pelgrimnummer’ van ‘Vlaanderen’.
Ik heb het in één trek uitgelezen! En zal het nog dikwijls ter hand nemen, want het is uitermate interessant de film van die glorieuze tijd voor de geest te zien ontrollen.
Ik verneem van verschillende vrienden dat ze dit nummer met belangstelling lazen. Voor velen is het een revelatie, want ‘De Pelgrimbeweging’ is voor de meesten van nu onbekend.
Het is dan ook een gelukkig initiatief geweest van uw redactie dit nummer samen te stellen. Ik feliciteer en dank U daarvoor.
Hoe kort en hoe voorbijgaand ook de Pelgrimbeweging geweest is, toch moet er rekening mee gehouden worden wanneer men de kultuurgeschiedenis van Vlaanderen uit de dertigerjaren bestudeert. Al mogen we niet spreken van een ‘Pelgrim-school’, misschien zelfs niet van ‘een beweging’, dan zeker toch van een ‘Pelgrimgeest’. Die merkwaardig en belangrijk was, en zeker niet eng-provincialistisch. En dat is ook belangrijk. En het is goed dat dit eens geboekstaafd werd.
Jos Phillippen, Diest.
| |
De Pelgrim-Beweging (10)
Ik dank u zeer oprecht voor de opname in nr. 113 van ‘Vlaanderen’ van de rechtzettingen omtrent mijn vader Albert Van huffel, architect van de basiliek van Koekelberg. Ongelukkig is er nog een foutje geslopen in de schrijfwijze van de naam van mijn vaders opvolger. Deze heette niet Ronse, maar Rome.
In ‘Vrije Tribune’ meent een zekere heer Xavier De Win dat mijn vader ook de architect was van de Kristus-Koningkerk te Antwerpen. Dat is niet juist. Architect Smolders heeft deze kerk op zijn actief en, als ik mij goed herinner, is hij ooit bij mijn vader geweest om zijn plannen voor te leggen. Ongetwijfeld spruit de vergissing van de Heer De Win daar dan uit voort.
E. Gallet-Van huffel, Oostende.
| |
Korte Golf-rectificaties
Er wordt ons meegedeeld dat in onze ‘Op korte golf’ - Vlaanderen nr. 113 een paar fouten geslopen zijn:
pag. 252, 1e kol.: Remi Lens sprak niét op de ‘Kempische Kunstdag’ te Zoersel (11 juli). Hij had eerst wel toegezegd, nadat Frans Mertens niet had kunnen aanvaarden; tenslotte heeft Emiel van Hemeldonck dan maar het onderwerp behandeld, en zeer behoorlijk.
Op pag. 258 wordt de spreekbeurt van E. van Hemeldonck wél vermeld, maar hij sprak, na Robin Hannelore, in de voormiddag en niet in de namiddag.
| |
Voorkeuraanbieding aan alle lezers van ‘Vlaanderen’
Einde september verscheen bij de Josef Keller Verlag in Starnberg mijn bloemlezing ‘Gedichte aus Flandern 1920-1970’ (178 pag., groot formaat, tweekleurendruk, in luxe-vormgeving). Bij wijze van dank aan het tijdschrift ‘Vlaanderen’, dat door een oproep bijgedragen heeft tot het inzenden van gedichten (22 van de daarvoor ingezonden gedichten werden in de bloemlezing opgenomen!) zou ik graag aan alle lezers van het periodiek de mogelijkheid openstellen om op de bloemlezing in te tekenen onder gunstvoorwaarden. In akkoord met mijn uitgever, Josef Keller, bekomen de ‘Vlaanderen’-lezers het werk, indien zij vóór 31.12.1970 bestellen bij de uitgeverij (813, Starnberg/Obb., Postfach 40, B.R.D.), aan dezelfde prijs als deze, waaraan de dichters het kunnen kopen. De door de uitstekende grafieker Hermann Zapf geconcipieerde luxe-uitgave in leder ingebonden, kost normaal 200 DM (prijs voor de ‘Vlaanderen’-lezers: 175 DM), de normale uitgave, in vollinnen band en eveneens onder bibliofiele vormgeving van Herman Zapf, kost in de handel 90 DM en voor ‘Vlaanderen’-lezers 75 DM.
Deze bloemlezing zal decennia lang in heel de wereld hét representatieve werk voor de Vlaamse lyriek van deze periode blijven. Men moet er tevens rekening mee houden, dat de tot op 1.000 exemplaren begrensde oplage spoedig uitverkocht zal zijn, zodat het aanbevelenswaard is de bestelling zeer spoedig over te maken aan de uitgeverij, indien men dit eenmalige boek wil bezitten. Een tweede druk zal niet verschijnen, daar de bibliofiele maatstaven zeer streng worden nagekomen.
Dit boek wordt niet alleen - zoals de Duitse pers het nu reeds aankondigt: ‘De mooiste verzameling gedichten, die in de jongste tien jaar bij een Duitse uitgever verschenen’, maar ook het mooiste boek in heel de wereld, dat Vlaamse gedichten in vertaling gebracht heeft of brengt, of in de eerstvolgende jaren zal brengen. Liefhebbers van het mooie boek zullen er overal ter wereld vreugde aan beleven.
Dit eenmalige boek is tegelijkertijd mijn afscheidsgeschenk voor de Vlaamse literatuur, voor de vertaling waarvan ik mij twintig jaar lang heb ingespannen; voortaan zal ik mij nog uitsluitend toeleggen op de literair-historische bekendmaking ervan in heel de wereld. De bloemlezing is mijn laatste vertalingsarbeid en tegelijk de bekroning ervan. Aan alle Vlaamse auteurs mijn dank en een afscheidsgroet.
Georg Hermanowski, Bad Godesberg.
| |
Merkteken (1)
In Vlaanderen nr. 113 verscheen onder de kop: merkteken, een artikel dat een overzicht wilde geven over de werkzaamheden - hoe een teken ontstaat - en een poging tot verantwoording van het ereloon in verhouding met het geleverde werk.
Hierbij zou ik toch willen opmerken dat het beschreven werkoverzicht zeer onvolledig is en de indruk verwekt dat de prestaties te leveren voor een teken enkel bestaan uit ontwerpen alleen; dat er enkel esthetische en grafische problemen op te lossen zijn.
Dit is helemaal niet zo. Wie enigszins op de hoogte is van de huidige toestand wat tekens betreft, weet dat er momenteel een overvloed aan tekens is. Praktisch alle firma's, ondernemingen enz... (om kulturele groeperingen en privépersonen maar buiten beschouwing te laten) hebben wel een teken, merk, symbool, logo, dat in gebruik is. Deze tekens zijn meestal gebaseerd op de naam van de firma, bv. door initiaalletters of afkortingen, ofwel op de aktiviteit van de firma, ofwel op een abstrakt symbool, ofwel op een kombinatie van een der opgesomde mogelijkheden.
Het is nu wel mogelijk dat de tekens van verscheidene firma's overeenkomsten of gelijkenissen met elkaar vertonen door het feit dat ze in dezelfde branche werkzaam zijn, dat hun aktiviteit door een zelfde symbool uitgedrukt is, dat ze dezelfde naam dragen of dat hun naam uit dezelfde initiaalletters bestaat, dat er werkelijk plagiaat gepleegd is, ofwel dat een ontwerper lichtzinnig te werk gegaan is. Dit laatste gebeurt nu jammer genoeg te dikwijls.
Daarom moet een ontwerper, bij iedere opdracht tot het ontwerpen van een nieuw teken, zich vooraf grondig informeren over de mogelijk reeds bestaande tekens of symbolen die in gebruik zijn.
Dit om onaangename gevolgen, zowel voor zijn opdrachtgever als voor zichzelf te vermijden. Het resultaat van dit onderzoek motiveert dikwijls reeds tegenover de opdrachtgever de keuze van de ont- | |
| |
werper voor bepaalde grafische mogelijkheden.
Na het onderzoek kan dan pas het eigenlijke ontwerpen beginnen. Het ontwerpen van een teken impliceert dat tegelijkertijd de toepasbaarheid van het teken zoals op briefpapier, verpakkingen, wagens, gevelpanelen en dergelijke uitgetest wordt.
Ook dit is een belangrijk onderdeel van de totale opdracht. Tevens moet onderzocht worden of de grafische vorm van het teken extreme vergrotingen of verkleiningen toelaat. Meestal moet aan een teken, dat dikwijls klein zal te gebruiken zijn, korrekties aangebracht worden. Het kleurgebruik met het teken dient onderzocht te worden, bv. kan een tweede kleur in het teken verwerkt worden en welke kleur.
Het spreekt vanzelf dat zowel het informatieonderzoek als de studie van de toepassingsmogelijkheden met het teken, als onderdelen van de opdracht, volgens uitgebreidheid en moeilijkheidsgraad, te honoreren prestaties zijn, naast de te honoreren ontwerpprestatie.
Tevens treedt vanaf 1971 de nieuwe Beneluxwet op het deponeren en gebruik van merken en tekens in werking. Ook het vervullen van deze wettelijke verplichtingen zal kosten met zich brengen.
Zoals U zelf kunt uitmaken is het ontwerpen van een teken geëvolueerd tot een kompleks geheel, waarbij evenveel rekening moet gehouden worden met juridische als met grafische en esthetische argumenten.
Wat nu de honoraria betreft voor het ontwerpen van een teken, is het alleen reeds vanuit de kompleksiteit van de opdracht gezien, onmogelijk voor het bedrag van 5.000 fr. ernstig en doordacht werk te leveren.
Het basishonorarium voor een teken bedraagt volgens de tarieven van beroepsverenigingen in Europa minimum 15.000 fr.
De schrijver van het betreffend artikel in Vlaanderen is ofwel al jaren niet meer op de hoogte van de evolutie in zijn beroep ofwel incompetent en de beroepsvereniging die dergelijke standpunten onderschrijft, bewijst dat ze werkelijk alle kontakt met haar leden, beroepsmensen die hun vak ernstig opnemen, verloren heeft.
Luk Mestdagh, grafisch ontwerper, Brugge.
| |
Merkteken (2)
Een vaste europese basisprijs voor merktekens bestaat er tot hiertoe nog niet. Het honorarium verschilt vanzelfsprekend van land tot land volgens de aldaar geldende omstandigheden en de onderlinge samenwerkingsgraad van de grafiekers. De tot hiertoe enige gepubliceerde honorariumtabel in België (J. De Wolf) geeft als basisprijs voor een produktmerk: 4.500 fr.; voor een handelsmerk: 7.500 fr., dit kan echter volgens de belangrijkheid van de firma oplopen tot 45.000 fr. en meer, óók volgens allerhande omstandigheden. Wij zijn dus wél op de hoogte van de ‘alhier’ geldende prijzen. Albert Setola, Sint-Michiels.
| |
Steentje bijdragen
Met deze kan ik U meedelen dat ik een 6 à 7 tal nieuwe leden abonnementen op ‘Vlaanderen’ zal binnenbrengen, waaronder mijn kunstbroeders uit Amersfoort (Nl.).
Graag zou ik van U vernemen of de uitgave 1970 nog beschikbaar is voor de ‘nieuwen’ en eventueel de inlichtingen voor 1971 wat betreft de uitgaven.
Bij elke tentoonstelling leg ik het ‘Bruegel’-nummer ter inzage (dit schijnt wel te ‘werken’) en zodoende denk ik hierdoor ook mijn steentje bij te dragen tot de uitbreiding van ‘Vlaanderen’ in het kader van het C.V.K.V.
André Van Achte, beeldhouwer, Bassevelde.
| |
Betere verpakking?
Tot mijn spijt moet ik vaststellen dat de laatste nummers van het tijdschrift ‘Vlaanderen’ welke mij werden toegestuurd zeer verfomfaaid in mijn brievenbus zijn terecht gekomen.
Daarom zou ik voorstellen in de toekomst het tijdschrift dubbel te laten kartonneren. Als abonnee op het tijdschrift ‘Ons Erfdeel’ stel ik vast dat de uitgave van dit blad de laatste tijd zeer verbeterd is. Daarom ben ik van mening of het niet mogelijk zou zijn dit in de toekomst ook voor het tijdschrift ‘Vlaanderen’ van toepassing te brengen.
Hopende dat met mijn voorstel rekening zal worden gehouden, dit in het voordeel van onze talrijke lezerskring, verblijf ik met de meeste hoogachting.
Jozef Vandromme, Reningelst
Sedert wij de nieuwe omslagen gebruiken voor de verzending van onze nummers - en dat is reeds verscheidene jaren - is dit de eerste klacht in die aard, die ons toekomt. Indien de omslag (met het nummer erin) niet gevouwen wordt - en een verzoek om niet te plooien staat op elke omslag afgedrukt - dan zien wij echt niet in hoe een nummer ‘verfomfaaid’ kan toekomen. Is de brievenbus van onze geachte lezer wel voldoende groot? Kan hij de postbode vragen telkens het nummer eenvoudig af te geven, in plaats van het in de brievenbus te proppen?
| |
IJzeren-Gordijnpraktijken
Wij willen onze lezers onze ervaringen niet onthouden met de ‘Ambassade de la République Socialiste Tchecoslovaque, 152, Avenue A. Buyl, Bruxelles’, aan dewelke wij voorgesteld hadden een aantal Tsjechoslowakijenummers aan te kopen (bestaande uit het corpus van nr. 113). De ambassade liet ons telefonisch weten, dat er wellicht 100 exemplaren zouden aangekocht worden (nadat wij vooraf een volledige drukproef hadden gezonden, proef die natuurlijk de goedkeuring van Praag moest krijgen). Vanzelfsprekend konden wij die 100 nummers niet apart drukken en daar de schriftelijke bevestiging van de bestelling al té lang uitbleef, hebben wij onze drukker opdracht gegeven in één keer alles door de persen te halen, inbegrepen de 100 corpus-exemplaren, die dan nadien werden overgemaakt aan de ambassade. Wij kregen er 98 terug, met de melding (die wij vertalen uit het Frans...): ‘Wij betreuren dit zeer, te meer daar wij bij het doorbladeren van een nummer hebben kunnen vaststellen, dat er sprake is van P. Kohout en L. Mnacko, personen die niet van de welwillendheid van de Tsjechoslowaakse autoriteiten genieten omwille van hun vijandige stellingname tegenover het land. Nadat wij twee exemplaren van Vlaanderen behouden hebben bij wijze van documentatie, zien wij ons ertoe verplicht de overige terug te laten zenden, waarvan wij, spijt alles, de presentatie hebben kunnen appreciëren.’
Voor nieuwsgierige lezers, willen wij nog verklappen, dat Kohout vermeld wordt op pag. 240, 1e kolom, en de naam Mnacko vindt u op pag. 242, 2e kolom.
Van Praagse lente naar Siberische kou is het maar één stap...
| |
Tsjechoslowakije-nummer
Wat het nummer van ‘Vlaanderen’, gewijd aan de hedendaagse kunst in Tsjechoslowakije betreft, komt het mij onbegrijpelijk voor dat de muziek volledig onbesproken is gebleven, dan wanneer dit land komponisten van internationaal gehalte als een Alexander Moyses, een Jan Cikker, een Eugen Suchon, e.a. bezit.
Frits Celis, Edegem.
Het ontbreken van een muziekartikel in het genoemd nummer, was inderdaad een grote lacune. We hébben gedaan wat we konden en tot het allerlaatste ogenblik toe werd ons nog bevestigd, dat het artikel over de muziek beslist zou toegezonden worden. We moeten het nog altijd ontvangen...
Zo ontbrak ook de film. Artikel en foto's lagen klaar om opgezonden te worden... tot onze medewerker bezoek kreeg van heuse inbrekers, die o.m. ook de klaarliggende omslag meepikten. De medewerker bezat helaas geen dubbel van zijn bijdrage, noch een
| |
| |
kladwerk, en de foto's waren unieke stukken... Wat doe je dan, een paar dagen vóór de aflevering in druk moét?
| |
Zoekertjes
Bibliothecaris Robert Pletinckx, Steenweg, 63, 1580 Moerbeke, meldt ons dat één van zijn leden ‘Vlaanderen’ nr. 86 (Mijlpalen in de evolutie van de Westeuropese schilderkunst) verloor. Wie helpt hem aan een nieuw exemplaar, uiteraard tegen betaling?
Julien Van Remoortere, Pontonstraat, 12, 8400 Oostende, tel. 059/771.81, verzoekt al degenen, die in het bezit zijn van schilderijen, gekleurde tekeningen e.d.m. van Felix Timmermans, met hem contact op te nemen.
|
|