Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 19
(1970)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
Nader kennis makenIn het vorig nummer verscheen een eerste bijdrage over het V.V.G. Ziehier dan meer bijzonderheden, te beginnen met een stukje uit de statuten verschenen in het Belgisch Staatsblad van 13 april 1967: art. 2: ‘de vereniging heeft tot doel buiten en boven alle partijpolitieke en wijsgerige beschouwingen, in België de ontwikkeling en de bloei van de grafische kunst te bevorderen, op dat gebied de belangen van haar leden te behartigen en hun alle mogelijke bijstand te verlenen’. Daartoe zal zij vergaderingen houden, tentoonstellingen inrichten, publicaties laten verschijnen, met propaganda en opbouwende kritiek de goede richting trachten aan te wijzen. Het verbond wenst vooral onderlinge contacten van allen die zich beroepshalve of anders op hetzelfde kunstgebied beijveren en daardoor een goede geest van collegialiteit te doen ontstaan zodat door gedachtenwisseling en wederzijdse beïnvloeding een diepe stroming zou ontstaan ter bevordering van die moderne, jonge kunsttak die het grafisch-ontwerpen is. In volgende bijdragen zullen wij zowel artistiek-technische als commercieel-praktische voorstellen uit studievergaderingen laten verschijnen die in de eerste plaats het vak ten goede komen. Daardoor wil het V.V.G. helpen bij het starten na de studiejaren zowel als nadien. Om dit volledig te kunnen bereiken doet het V.V.G. beroep op de medewerking van ouderen in het vak, met faam en ervaring. Het V.V.G. wil jong en oud samenbrengen in vriendschap en wederzijdse waardering. Het wil een praktische en artistieke erkenning van deze kunsttak. Al is de kunstenaar meer idealistisch ingesteld hij beseft althans dat hij en zijn gezin zullen moeten kunnen leven, en dit zal alleen kunnen wanneer hij zich volledig zal kunnen inzetten, en wanneer enkele hinderende beslommeringen hem worden ontnomen. Voor een vlot verloop van zijn werking zal hij moeten beschikken over honorariumtabellen, leveringsvoorwaarden, te rade gaan voor speciale gevallen. Daarom was het de bedoeling van enkele mensen met het V.V.G. van wal te steken en zoveel mogelijk jong en dynamisch te denken om door bestendige ruime gedachtenwisseling met zijn leden steeds met beide voeten in de werkelijkheid te staan en zo voor de belangen van die leden in te staan. | |
De graficus, een te weinig benutte krachtEen drukwerk de wereld in helpen, gebeurt doorgaans op de gekste manieren. Vaak is het een laborieus geval en staat het gewrocht schots en scheef; maar even vaak is het een toevallige worp en ziet de makelij er volkomen wispelturig uit: om het even, arbeidsrationalisatie en methodische werkontwikkeling zijn er meestendeels helemaal vreemd aan. De opdrachtgever en de uitvoerder zijn als het ware in een elementaire ambachtelijke mentaliteit blijven steken en het ganse gebeuren omtrent een drukwerk kent een versteend traditioneel verloop, waaruit men bezwaarlijk loskomt. Het hoeft nochtans geen betoog dat alles wat tot het ontstaan en het bestaan van het drukwerk bijdraagt, dat de globale grafische werkzaamheid in duidelijk te onderscheiden arbeidsfases uiteenvalt en dat het drukwerk derhalve een equipewerk is. In grote trekken kent deze bedrijvigheid omtrent het drukwerk enerzijds creatieve en anderzijds mechanische arbeidsfases, die respectievelijk rechtstreeks met de uitbouw en met de realisatie van het drukwerk verband houden. Behoren tot de creatieve arbeidsfases, het werk van de copywriter, die voor een gave tekst instaat, en het werk van de graficus, die voor een geslaagde vormgeving zorgt; maken deel uit van de mechanische arbeidsfases, het werk van de zetter, die tekst en vormgeving in matrijzen neerlegt, en het werk van de drukker, die naar diverse technieken de druk zelf realiseert. Het is verder evident dat elk van die arbeidsfases een specialiteit uitmaakt en dat zij samen slechts zelden in een zelfde persoon culmineren. Alleen maar is het besef dat die specialiteiten voor het leveren van gaaf drukwerk noodzakelijk zijn, nog niet of nog niet voldoende tot de leek doorgedrongen en behoort het dus nog niet echt tot de gebruiksgewoonten op die afzonderlijke specialisten beroep te doen; doorgaans laat men het ganse geval in het vage over aan wie men ‘de drukker’ pleegt te noemen, en dat met de voorvaderlijke bedenking dat hij er wel zal voor instaan. Dat kon wellicht voorheen, maar thans kan het, gezien de zeer hoge grafische en buiten-grafische eisen die aan het drukwerk gesteld worden, niet meer zonder de bijdrage van vakspecialisten. Eén van die vakspecialisten is nu de graficus. Vrij algemeen genomen zien wij in hem een kunstenaar die de tekenkunst en haar verveelvoudigingstechnieken (houtsnede, ets, zeefdruk, lithografie, enz.) beoefent; iemand die dus met specifieke middelen een eigengeaard deel van de artistieke bedrijvigheid bestrijkt en daarmee tot de zuivere kunstwereld behoort. In de hier bedoelde zin gezien, is hij echter een functioneel kunstenaar met doelgebonden opdrachten; iemand die zich op het vlak beweegt van de toegepaste kunst als directe vormgeving in functie van concrete drukwerken, en wiens werkzaamheid dus een compromis inhoudt tussen de esthetische eisen en de eisen van de buiten-artistieke visuele communicatie. Het ligt dan ook voor de hand dat hem in die hoedanigheid speciale eisen gesteld worden: hij moet een hoge graad van tekenvaardigheid bezitten om met een minimum aan vormgeving een maximum aan efficiënte visuele mededeling te kunnen bekomen; hij moet bovendien een grondige kennis hebben van fotografie, typografie, reprografie, druktechnieken en allerlei secundaire technieken volkomen beheersen om de gewenste vormgeving aan te kunnen en haar uitvoering met bevoegdheid te kunnen leiden; verder moet hij een voortdurend nauw contact houden met het actueel kunstgebeuren en erin ingeleefd zijn om in zijn opdrachten creatief te kunnen doordringen; niet in het minst moet hij een degelijk psychologisch doorzicht hebben en het marktbeleid in al zijn schakeringen kennen om de sociale verantwoording voor zijn werk te kunnen opnemen. Maar het ligt anderzijds evenzeer voor de hand dat de graficus geen ingemuurde specialist kan zijn: dat hij de sollicitatie van opdrachtgevers zoekt en zijn specialisatie in samenwerking wil uitoefenen. Hij kan vakbekwaam een eigen terrein aan en wenst dan ook door de leek op zijn werkterrein erkend en aangezocht te worden; onze opdrachtgevers voor drukwerken moeten beslist de graficus leren ontdekken en hem de vormgeving van hun drukwerken leren toevertrouwen; zij zullen het prestige en het rendement dat van zijn werk uitgaat, dan concreet weten te waarderen en de voldoening smaken die gave drukwerken geeft. Tot het welslagen van de opdracht zal de graficus trouwens steeds in overleg met zijn opdrachtgever, de verkoopsdeskundige, de copywriter, de fotograaf en de drukker wensen te werken; voor welke opdracht ook (en de opdrachten die de graficus aanpakt, bestrijken van het verfijnd familiedrukwerk tot het berekend publicitair drukwerk, gans de waaier van grafische werken: merktekens - folders - affiches - | |
[pagina 192]
| |
verpakkingen - zaakpapieren - gelegenheidsgrafiek - boekillustraties - lay-out - etalages - enz...), zal deze samenwerking een vruchtbare modaliteit zijn voor de bedrijvigheid van de graficus, die werkelijk, in de volle zin van het woord, een dienend kunstenaar wil zijn. Hiermee hopen we iemand belicht te hebben, die bij ons te veel in de schaduw staat, een te weinig benutte kracht, die in onze zeer complexe samenleving onvervangbaar een eigen plaats inneemt: wat de graficus doet, is een specialisatiewerk dat alleen door de graficus volwaardig kan opgenomen worden. Hij heeft dan ook de gerechtvaardigde beroepsfierheid in exclusiviteit voor zijn werkterrein te kunnen instaan. Mochten onze opdrachtgevers hem daar leren vinden. J. Zutterman en P. Malbrancke Na het gegeven voorbeeld in het vorig nummer zou men gaan menen dat men in teatermiddens met voorliefde een stap achteruit zet. Nu heeft ook de Beursschouwburg een typisch staaltje van ondeskundigheid geleverd. Hun merkteken, dat destijds in een zeer mooie vorm werd gegoten door Geert Setola, is door een analfabeet in het vak op een dergelijke manier verminkt dat dit een voorbeeldige terechtwijzing verdient. Er kunnen twee zaken zijn gebeurd: ofwel heeft de bewerker gewoon de onbeschaamdheid gehad plagiaat te plegen en er zich voor te laten betalen, of hij heeft een verantwoord bestaand merk verknoeid achter de rug en zonder de toestemming van de auteur. In beide gevallen is dit een gebrek aan fair-play en kan hij bovendien hangen, volgens de wet op de auteursrechten. De directeur van een door de staat gesubsidieerde schouwburg dient zich op de hoogte te stellen van wat hij wel en niet mag inzake grafiek. Hij kan dus zijn werk door een ‘bevoegde’ grafieker laten uitvoeren of hij kan bij het V.V.G. terecht. Een ‘grafieker’ moet eveneens op de hoogte zijn van wat hem te doen staat zodat men hem niet onverwachts de rekening presenteert. Ook hij kan terecht bij het V.V.G. Wanneer de officiële instanties, de industriesector en de cultuurmiddens meer respect zouden hebben voor andermans werk, en speciaal voor dat van de grafiekers, dan zouden zij niet regelmatig deze blunders de wereld insturen. Een mooi schoolvoorbeeld van wat onverenigde vakmensen elkaar kunnen aandoen. |
|