74
Eric Heidbuchel
Hendrik van Veldeke-prijs voor poëzie
In 1962 debuteerde Eric Heidbuchel (geboren te Sint-Truiden in 1938) met de bundel ‘Euthanatos’. Dit jaar werd zijn nieuwe bundel ‘Stand-in’ bekroond met de Hendrik van Veldeke-prijs voor poëzie, uitgeschreven door het Van Veldeke-Leenkomitee te Hasselt.
De titel van deze bundel, ‘Stand-In’, roept de gedachte op aan een plaatsvervanger, het andere IK. Dit thema, zo zal de lezer wellicht denken, is niet nieuw. We zijn inderdaad al lang vertrouwd met het beeld van de dubbele persoonlijkheid van de dichter, die achter zijn aards omhulsel, dat zich enigszins onwennig onder gewone stervelingen beweegt, een hoger wezen verbergt, dat op wondere wijze in verbinding staat met een wereld van goddelijke schoonheid en wijsheid, die zonder zijn tussenkomst voor de meesten verborgen zou blijven. Hier wordt dit thema echter niet op zulke romantische wijze aangewend. De ‘traditionele’ dichter blijft, ook in de ogenblikken van diepe bewogenheid, bewust van de afstand tussen het poëtische en het aardse levensgebied; vaak geeft hij expliciet uiting aan zijn pijn over het bestaan van die kloof. Maar deze distantie is er niet in deze verzen: de dichter neemt de plaats van zichzelf in, hij wordt zijn poëtische plaatsvervanger, zijn eigen stand-in, die bevrijd is van alle hinderlijke bindingen aan een logisch vatbare en beschrijfbare wereld en die nu op zoek gaat naar de ontdekking van zijn ware IK.
Het is opvallend hoe deze poëzie steeds om haar eigen as blijft draaien; soms spreekt de dichter wel van een niet nader omschreven tweede persoon waarin we de vrouw herkennen, maar in essentie is deze poëzie vooral geaxeerd rond het proces persoonlijkheidssplitsing. Gedeeltelijk is dit toe te schrijven aan het feit, dat de dichter afziet van het overvloedig, vaak exclusief beeldgebruik van vele moderne dichters. Hij bewaart het evenwicht tussen gedachtelijkabstracte en plastisch-suggestieve elementen. Deze stijl past inderdaad goed bij de mijmerende zelfbespiegeling die we als het hoofdstramien van deze verzen beschouwen. Ieder gedicht is een vernieuwd bezinnen, een telkens andere benadering van een levenssituatie van de ‘plaatsvervanger’. Deze poëzie transcendeert echter de bezinning en de mijmering, doordat ze de onuitspreekbaarheid van op ander niveau ervaren levensmomenten tracht te verwoorden. Dat deze gedichten niet helder zijn, kan men in dit verband haast vanzelfsprekend noemen. Toch menen we in deze bundel een waarachtige en persoonlijke benadering van de poëzie aan te treffen, die vaak verrassend nieuwe perspectieven van menselijke bewustwording en penetratie in de verborgen zin der dingen opent. In Eric Heidbuchel is ongetwijfeld de essentie van een waarachtig dichterschap aanwezig.
R.P.