nagetekend. Jarenlang. En evenveel jaar heeft hij geworsteld, niet alleen om zich los te rukken van diens fascinerend voorbeeld, doch ook om een eigen trek en trant te veroveren. Hij tekende karikaturen en moest uiteraard gaan vissen naar het pittoreske en plezante detail.
Het bracht hem naar het geïllustreerde spreekwoord eerst op papier, daarna op glas.
Ontelbare kunstenaars hebben de eeuwen door hun hart aan spreuk en spreekwoord verloren. De grootste onder hen was Brueghel. In dit Breughel-jaar 1969 mogen we gerust getuigen: na Brueghel heeft het geen een zo goed gedaan als onze Frans Van Immerseel. En dat om dezelfde reden die Brueghel heeft gedrongen en gedwongen: zijn Vlaamse honkvastheid. Van Immerseel toch denkt en droomt, haat en bemint, zingt en drinkt, bidt en vloekt als zijn volk. Hij is dat volk. En dat is de kunst die de eeuwen weerstaat, die bij niemand angst of gruw of ergernis wekt, maar die allen gelukkig maakt.
De verbondenheid met al wat zijn volk vermeit en vermant, heeft hem gesmeed tot de ideale stoetenbouwer van Vlaanderen: Ieper, Zwevegem, St.-Niklaas, Lier...
Als vanzelfsprekend heeft Van Immerseel zijn volk aangesproken met een nog direkter middel: het glasraam. Van meetaf aan heeft hij ondervonden en bewezen dat hij zich in dat genre op meesterlijke wijze zou uitspreken. Zijn glasraamkunst is dan ook zijn grootste triomf geworden. Het is een verrijkende gelegenheid hem aan het werk te zien (atelier Muizenstraat, 17, Antwerpen), met hem te spreken. Ik zei: ‘Je moet een glasraam zien schitteren in de zon.’ Hij antwoordde: ‘Je moet het eens tegen een grijze hemel houden, dan zie je pas hoe zonnig het kan zijn.’ Ik vroeg: ‘Is dat niet het “bleu de Chartres” waarover de gids proklameert: Ce bleu n'existe plus!’ Hij antwoordde: ‘Ja, maar het leeft ook in mijn ramen. In de Chartres-époque brachten ze het heel ver met hun gering getal kleuren. Wij brengen het verder. Ik heb 400 verschillende kleuren en tinten op mijn atelier.’
Je hoort en ziet het: een volmaakte technische vaardigheid.
Maar hun kunstwaarde hebben zijn ramen op de eerste plaats te danken aan de gaafheid van tekening, aan de verbazende kleurenrijkdom, aan de indrukwekkende composities en aan de onweerstaanbare bezieling, die ervan uitgaat.
Bezieling! De keuze van zijn onderwerpen stemt ons al geestdriftig: Reinaart de Vos, Uilenspiegel en Nele, de soldaat Johan, de Lievevrouw der Kempen, Gudrun, Ros Beiaard, Pallieter, de Ieperse nar, Lange Wapper, Manten en Kalle, de boeren van Olen en andere meer, stuk voor stuk gulden bladzijden uit het Vlaamse sagenboek, in het vroede, zotte en amoereuze, die evenzeer tot ons hart als tot ons oog spreken. In geuren en kleuren weerstralen ze de edelste karaktertrekken van ons volk, niet het minst ons onverwoestbaar optimisme en mede de olijke spot en kruimige wijsheid van ons volk, de perterij van Uilenspiegel en Reinaart.
Zijn ramen getuigen voor zijn volk. Vlaanderen is verslingerd op Van Immerseels ramen, omdat het zichzelf in dat werk terugvindt. Want ons volk is rijp. Het weet wat het wil. Het eist zijn eigen taal en teken. En dat schenk je ons, Frans Van Immerseel. Nu je 60 bent, zeggen we kort en oprecht: we danken. En we wensen dat je in lengte van jaren je roezige werklust en je robuste gezondheid mag bewaren. Want in deze verwarrende tijden ben je en blijf je voor ons allen een blakende baken.
F.R. Boschvogel