33
Gust Kulche
75
‘Waaraan heb ik het verdiend dat ik zo lang mag leven en volop begrijpend mag genieten van de schoonheden om ons heen en dat ik heerlijk mag geven aan anderen wat mezelf het dierbaarst is? Ik mag de kleuren van de bloemen nog zien, de vogels nog horen fluiten en nog zoveel ander schoons, dat ik me vraag: En dat alles gratis? Is er dan geen keerzijde van de medalje? Dat mysterie maakt me dikwijls stil en dan vraag ik mij af: Is het dàt, wat je doet voelen dat je ouder wordt?’. Dit schreef zo pas Gust Kulche. Maar wie, van die hem kennen, ziet hem ouder worden? Zeker, men zegt ons dat hij 75 is. Maar hij staat daar nog als een boom in de volle pracht van zijn levenskracht, hij heeft de stap van een jonge verliefde en zijn artistieke produktie kan bezwaarlijk rijker opgedreven worden. Werd dit onlangs niet schitterend bewezen door zijn tentoonstelling in het Museum Mw. Jules Dhondt-Daenens? Van 1963 tot 1969: in de kataloog een lijst van 77 beelden!
Geboren te Rotterdam, liep hij van school weg op 12 jaar, zwierf na allerlei beroepen door Europa en kende in Duitsland vooraanstaande kunstenaars als Beckman, Kirchner, Nolde, Pechstein, Chagall, Franz Marc, Kandinsky, Klee en vele anderen. Hij heeft het geluk gehad in zijn jeugd de gloriejaren van Futurisme, Dada en Expressionisme van nabij te beleven en hij zal de koorts van die tijd zijn leven lang als een onovertrefbare herinnering meedragen. Hij schreef novellen en gedichten, maakte schilderijen, akwarellen en tekeningen, doch voor ons is hij ten volle de beeldhouwer. Teruggetrokken uit de zakenwereld, wijdt hij zich sinds tien jaar totaal aan de beeldhouwkunst in de juiste betekenis van het woord ‘beeldhouwen’. Hij heeft van geen materiaal schrik: zandsteen, perehout, brons, Carraramarmer, ebbenhout, gelakt aluminium, blauwe marmer en wat nog. Gust Kulche kent nauwgezet de mogelijkheden en grenzen van al die verschillende soorten materialen, eerbiedigt ze en stelt ze talentvol in dienst van zijn plastische inzichten.
Zoals vele anderen, ging Kulche geleidelijk en logisch over van de figuratieve kunst naar de non-figuratieve en verder door naar de abstrakte. Van een zekere lyriek evolueerde hij naar meer statiek, doch men kan moeilijk zeggen waar ergens de grens ligt. Men kan nog minder beweren dat zijn statische beelden niet dynamisch zouden zijn. Er is een zonderlinge samenloop van menselijke geest en biologische, vegetale materie. De organische vormenwereld wordt zachtaardig naar de redelijke ordening geleid. Het vertikalisme is in evenwicht met de zwaartekracht, het ritme brengt een lichtval voort alsof het niet anders kon.