spreek daar niet graag over.’
Na de oorlog zal Joseph Hanoulle zich ontplooien. In 1918 (tot 1944) wordt hij leraar voor muziek en muziekgeschiedenis aan het St.-Amandscollege te Kortrijk. In 1920 komt hij voor het eerst in contact met de stad Roeselare, als pianoleraar in het klein Seminarie. Er gaan op dit ogenblik te Roeselare stemmen op tot oprichting van een school voor muziekonderwijs. Onder impuls van J. Hanoulle zal de school starten, en, met alle wel en wee aan dergelijke inrichting verbonden, zal ze groeien, bloeien en gedijen onder de directie van haar oprichter, van 1921 tot 1964. Zijn school kon als modelschool doorgaan. Naast de gewone theoretische en praktische vakken, richtte hij als eerste in het Vlaamse land cursussen in voor Nederlandse voordracht, muziekgeschiedenis en kamerzang. Dat de oprichting en uitbouw van een muziekacademie in de twintiger jaren met heel wat moeilijkheden gepaard ging, waarvan wij nu geen benul meer hebben, laat zich wellicht raden. Zo de sociaal en financieel ongunstige toestand van de arbeidersklasse, tegenwerking van het privé leraarschap, dat in het georganiseerd onderwijs een geduchte concurrentie zag, het gemengd bijwonen van de cursussen, dat in die tijd praktisch onaanvaardbaar leek. Het doorzettingsvermogen van J. Hanoulle haalde het op de heersende tijdsgeest en mag beslist als voortijdse democratisering bestempeld worden. Naast Roeselare en Kortrijk werd Hanoulle ook actief in diverse aangrenzende steden. Van 1923 tot 1954 werd hij leraar aan de rijksmiddelbare school te Menen. In 1930 werd hij titularis van het Jules Anneessensorgel in de katedraal te Ieper, tot 1944. Hij breidde tevens zijn leraarschap uit tot het Ieperse atheneum, van 1930 tot 1954. Tenslotte opende Izegem in 1939 zijn muziekacademie onder zijn directie, die hij blijft waarnemen tot 1949. Wanneer men even stilstaat bij het huidige leerlingenaantal van de twee door hem georganiseerde muziekacademies in midden-Vlaanderen - Roeselare: 2150, Izegem: 1250 - dan kan
men misschien het belang van zijn organisatorisch werk benaderend schatten.
Naast alle beroepsactiviteiten, vond de uitvoerende musicus nog tijd om orgelconcerten te geven; hij stichtte te Roeselare het koor van de ‘Kunstconcerten’ waarmee hij, naast het baroken klassieke repertorium, ook eigentijdse werken programmeerde als Absil, Decadt, Demeester, e.a. Sinds zijn heengaan moet Roeselare zijn ‘Kunstconcerten’ ontberen...
De musiceervreugde van directeur Hanoulle werkte aanstekelijk op de begaafden uit zijn invloedsfeer. Talrijk zijn degenen die onder zijn hoede hun stappen naar de muziek richtten. Doch ook in zijn eigen kinderrijk gezin werd duchtig gemusiceerd. E.H. Paul Hanoulle bouwde met het Brugse ‘Ons Dorado’ een model uit voor jeugdige muziekbeoefening. Monique werd kunstzangeres, Bernadette violiste, Geneviève en Henriette muziekleraressen.
Zijn werkkracht, zijn doorzettingswil en aanpassingsvermogen, maakten hem tot een volledig geïntegreerd Westvlaming. Aldus belandde hij in tal van provinciale en bisschoppelijke muzikale Commissies en is hij een graaggeziene verschijning in beroepsmiddens, een vriend.
Joseph Hanoulle, nog veel muzikaal genot. Mocht vooral midden-Vlaanderen niet vergeten wat het u schuldig is!
Herman Roelstraete