Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 18
(1969)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 391]
| |
Kunst is rotzooiGeëngageerde kunst bestaat niet, alleen geëngageerde kunstenaars. Engagement kan bedreven worden op politiek of moreel vlak, doch dan blijft het gewoon politiek of moraal. Engagement staat in tegenstelling met kunst, want kunst is esthetisch, is gewoon spel, zij heeft geen betekenis. Men kan boodschapper willen zijn van nieuwe ideeën, of militant, anarchist, syndicalist of desnoods betweter, maar men kan met kunst niemand overtuigen, alleen iemand die al overtuigd is kan er zijn gading in vinden. Niet de kunst, zoals sommigen abuiselijk denken, beïnvloedt de maatschappij (daar zijn direkter en alomvattender media voor) maar de maatschappij beïnvloedt de kunst. Het is noodzakelijk en tegelijk zielig ontroerend te zien hoe kunstenaars zich steeds weer als wereldhervormers willen opdringen; daardoor behoudt de kunst weliswaar haar elan en evolueert zij schijnbaar, wat tenslotte wel een positief punt is. In het besef dat tegen de integriteit van de ‘esthetische’ kunst geen stormloop of zelfs geen gewoon loopje te nemen is, heeft men de anti-kunst geschapen (welk juist woord!), om toch nog het etiket ‘kunst’ te kunnen kleven op allerhande ziekelijke uitspattingen en er klinkende munt uit te slaan. Wij willen allemaal iets nieuws brengen, revolutioneren. Sommigen zien zichzelf als naakte, debiele, aalgladde en bovennatuurlijk begaafde reptielen, die over het naakte witte vlak kruipen en met overgevoelige zenuwsprieten tasten naar de kern van ons aller utilisatorische, existentiële, gemetamorfoseerde, psychochemische en psychoplastische, biologische, chaotisch-structurele integratie van de antipode, nl. de uiterlijke verinwendiging van dit roerloze dynamisme hetwelk de complexiteit van de kunst voorstelt, als u begrijpt wat ik bedoel. Anderen gebruiken de kunst heel eenvoudig als toiletpapier voor hun grote en kleine boodschappen. Er worden zoveel heethoofdige nonsens over kunst geliteraturiseerd, dat zelfs de integeren niet meer au serieux genomen worden. Het ‘kunst is rotzooi’ opent een diepere dimensie die totnogtoe ontbrak en die ontstaat door de imaginaire tussenkomst van de critici, die de verheffing van het banale tot een psychisch hoger niveau bewerkstelligen. Wanneer ik nu nog VBKC aan mijn naam kon toevoegen, zou dat een referentie zijn die mijn geloofwaardigheid of competentie zou kunnen staven maar dat kan ik niet, ik ben geen gediplomeerd kriticus... Albert Setola | |
Kreativiteitdodende kunst?Kijken naar modern ballet. Zichzelf de vraag stellen: in welke mate heeft deze danskunst onze beleving van de lichamelijkheid-in-de-ruimte gewijzigd? Om zich heen kijken en vaststellen: in generlei mate. Béjart zet ons veel minder tot een nieuwe beweeglijkheid aan dan anonieme go-go-girls. Overwegen wat er gebeurd is met de collages. Deze techniek was een creatieve reactie op het feit, dat we bedolven worden onder geïllustreerd drukwerk: zoals een kind de taal en het bewustzijn betreedt door met de woorden van de volwassenen te gaan spelen, zo konden wij door een oneerbiedige behandeling van bedrukt papier doordringen tot een bewuste beeldentaal. Meteen niet verwonderlijk dat de kunstenaars er als de eersten bij waren. Maar dan zijn hun collages tentoongesteld en verkocht. Gevolg: het is de meesten onder ons niet meer mogelijk aan een collage te beginnen zonder inhiberende bijgedachte aan Kunst, aan collage als een claim van de Kunstenaars, zodat we de collages dan toch maar liever overlaten aan de Kunstenaars-die-het-toch-zoveel-beter-weten-en-doen. Zo hebben de Kunstenaars ons feitelijk de weg naar die beeldentaal versperd. (Dat kunsthandelaars en -verzamelaars niet weinig blij hebben moeten zijn, is nog een ander aspect van de zaak.) Extrapoleren: Architecten zorgen ervoor dat wij geen bewuste, kritische aandacht hoeven te besteden aan de manier waarop we wonen. Plastische Kunstenaars besparen ons de moeite, zelf vormen en kleuren te besteden aan ons eigen leven. Letterkundigen behoeden ons ervoor, zelf ons eigen leven bewust en verplichtend te verwoorden. Enz. enz. | |
[pagina 392]
| |
Kortom: het ziet ernaar uit dat de creativiteit van enkele individuen (die we dan gauw tot Zonderlingen promoveren, tot Kunstenaars) ons hier en nu veeleer een voorwendsel is, een alibi, opdat wij zo weinig mogelijk zelf creatief zouden kunnen leven. Voor veruit de meesten onder ons zou de Kunst dus als een enorme Domper fungeren over ons leven. (En deze hypothese laat zich nog op een andere manier althans gedeeltelijk verifiëren: in sociale groepen, die niet toegankelijk waren voor Cultuur en Kunst, hebben zich als vanzelf, doorgaans via het entertainment, nieuwe, niet-conventionele, parallele vormen van creativiteit ontwikkeld. En alles wijst erop dat die parallele kunst heel wat sterker, existentiëler en socialer dan de officiële Kunst in de concrete levenswijzen ingrijpt.) Nu bepalend voor de levenswijzen van ons allen zijn politiek, industrie, design, onderwijs, publiciteit, massamedia, bureaucratie - en technologie in de meest gevorderde samenlevingen. De vaststelling dat Kunst nu niet ingrijpt in de concrete levenswijzen van de overgrote meerderheid, kan tot de bedenking leiden dat we gemiddeld, uit conventie, snobisme of onderscheidingsdrang, eigenlijk maar doen alsof Kunst ons wat kon schelen. Ze verplicht in ieder geval tot de erkenning dat deze Kunst niet behoort tot de feitelijke cultuur van onze feitelijke samenleving. Het ontwerpen van een bewust gedrag hangt in de eerste plaats af van ons oordeel over de thans gangbare levenswijzen. Achten we die goed genoeg? Dan is het maar best dat Kunst onze feitelijke cultuur niet kan verstoren. Laten wij er dan maar mee doorgaan, die Kunst een schimmig, ongevaarlijk bestaan te verzekeren. Laten we zoveel mogelijk de malcontenten, die anders misschien toch ooit gevaarlijk zouden kunnen worden, de gelegenheid bieden om hun ontevredenheid in de Kunst af te reageren; laten wij ermee doorgaan de Kunst te gebruiken als een veiligheidsklep om eens stoom af te blazen die anders misschien wel onze maatschappelijke orde zou verstoren. Meer nog, laten wij de wetenschappen, die zo onvergelijkelijk gevaarlijker zijn voor het status-quo, zoveel mogelijk op een analoge wijze ontkrachten; zo o.m. door de wetenschapslui af te schilderen als naïeve, dromerige, onverantwoordelijke kinderen, door de stoutmoedige, al te consequent wetenschappelijke projecten naar een utopische science-fiction te verwijzen enz. Of achten we onze huidige levenswijzen niet goed genoeg? Dan moeten ze dus gewijzigd worden? Dan moet een authentieke culturele revolutie worden verwekt? Door de politiek, de technologie, de wetenschappen, het onderwijs. Ook door de Kunst? Daniël Robberechts | |
Protestkunst: consumptieartikelProtestgedichten, geëngageerd toneel of proza hebben hoe langer hoe minder zin in onze westerse samenleving: het belang ervan wordt alleen door schrijvers-kontesteerders en schoolmeesters overschat. Politieke commentaren en manifestaties via de massa-media vormen een mogelijkheid tot het uitdrukken van het onbehagen op een veel directer en efficiënter manier dan het schrijven en verspreiden van versjes. Daarom maken protestgedichtjes zo weinig indruk. Zij hebben alleen zin in een samenleving, die normale, vrije, politieke uitingen onmogelijk maakt. Protestliteratuur vindt pas gehoor en resorteert effect als de onvrijheid door een grote basis als onbehagen ervaren wordt. In het westen voelt de massa géén onbehagen: wij pessimisten trachten haar wijs te maken dat zij onbehagen moét voelen. Met duidelijk gebrek aan succes. Dat het protestgedicht of -lied (Boudewijn de Groot, Bob Dylan) omgezet kàn worden tot ontspanning, d.i. tot een consumptieartikel, komt omdat wat er in uitgedrukt wordt niet echt au serieux genomen wordt door de verbruikers. De neutralisatie door commercialisering en integratie wordt er voor de gezagsstrukturen des te gemakkelijker door. De voortdurend door het onbehagen van de maatschappij gekwelde auteur zal daarom nu geen protestgedichtjes of geëngageerd proza meer schrijven. Doet hij dit toch, dan is hij een geïntegreerde. De écht gekwelde auteur zal vluchten, door het produceren van volstrekt nutteloze ‘voorwerpen’ - die helaas maar al te vaak toch weer consumptiegoederen worden, en aldus het verzet, besloten in het nutteloos zijn, meteen neutraliseert. De echte schrijver, die neurotisch angstig deze wereld ervaart, zal zwijgen | |
[pagina 393]
| |
- of zoeken naar nieuwe expressiemogelijkheden voor de cybernetische mens, die wij morgen allemaal zullen zijn. A. Rooms | |
ConflictkunstWij leven in een maatschappij, die zich in een conflictsituatie bevindt. In deze maatschappij drukt de mens zich uit en gebruikt hij de symbooltaal om de conflicten tot uiting te brengen en ze te overkomen. Een symbolische expressie is een bij uitstek menselijke spraak en houdt steeds een zekere hoop in, zelfs in de meest wanhopige omstandigheden. De conflicten zijn talrijk in de maatschappij van heden. Conflict is, zo lijkt het, in zekere zin voorwaarde voor menselijke vooruitgang. In hun sociale dimensie beschouwd, hebben de conflicten heden verscheidene oorzaken: overheersingsstructuren, decalage tussen het technisch haalbare en het politiek nagestreefde, wanverhoudingen in het gebruik van ruimte en tijd, culturele achterstand in een zich snel wijzigende maatschappij, e.a. De conflicten zijn binnen de consumptiemaatschappij zelf aanwezig. Zij zijn vooral diep geankerd in de strijd van volkeren voor hun ontwikkeling. Zij hebben nationale en internationale dimensies. Deze conflicten verwekken in de tegenwoordige tijd een symbolische en bepaald artistieke spraak, die een grote rijkdom bezit. Technisch kan zij ook allerlei vormen aannemen: artistieke, zowel als religieuze en wijsgerige. Maar ook het sociale conflict kan er een vorm van zijn. Meerdere vormen kunnen trouwens onderling vermengd verschijnen. Een greep uit de talrijke artistieke conflictsuitingen van heden: de poëzie (bv. Afrikaanse poëzie in het Portugees), toneel (bv. het ‘Guerilla Theatre’ in de U.S.A.), chansons (bv. de Amerikaanse negerliederen, de chansons over de atoombom en de oorlog), affiches (men denke aan Harvard, Parijs, Berkeley, Columbia e.a.), dans (het ballet van Béjart), film (het filmfestival van Cannes bracht een reeks dergelijke realisaties; er is ook de Tjechische film, Buñuel...), schilderkunst, muziek, architectuur (de mens en zijn waarden uitdrukken in de stadsbeschaving). F. Houtart Vormen en hervormen van mensen en strukturen, om te komen tot algehele persoonsontplooiing van eenieder, is belangrijker dan naar schilderijen kijken. Ik concludeer dat de betekenis van de kunstenaar voor een revolutie niet ligt in het feit dat hij kunstenaar is, maar in zijn marginale positie. Vandaaruit kan hij gemakkelijker beginnen zich te ‘verzetten tegen wat ze met ons werk doen’... dan anderen, wier werk tenslotte evengoed dienstbaar gemaakt wordt aan het systeem. Macht krijgt hij pas wanneer die anderen gaan meedoen; een kunstenaarsstaking zal weinig meer effect hebben dan de stakers brodeloos te maken. Wat de kunst zelf betreft, die heeft althans voor een belangrijk deel het karakter van een zeer individuele onderneming, of we dat nu nodig en leuk vinden of niet. De theorie is dan dat ze toch meer dan individuele betekenis kan krijgen doordat ze ‘algemeen menselijk’ wordt: het privé-avontuur van één mens wordt het avontuur van alle mensen. Ergens tussen het individuele en het ‘algemeen menselijke’ ligt de concrete samenleving waarin de kunstenaar werkt. Individueel schiet hij daar onderdoor, ‘algemeen menselijk’ schiet hij er overheen. Klopt de theorie, dan zou daar wel eens de oorzaak kunnen liggen van de vrijblijvendheid van de kunst. Omstreeks 1948 werd het kunstleven (in Hongarije) nog beheerst door allerlei bourgeois-vuiligheden. Het formalisme, de zucht tot navolging van de Westerse kunst bloeiden. De voorstanders van het socialistisch realisme... waren in minderheid of in het defensief gedrongen. Maar thans kunnen we vaststellen dat de jonge, gezonde krachten van het socialistisch realisme de bovenhand nemen. L'arte povera ne fleurit que dans les pays riches... Literatuur en kunst zijn, zoals Lenin zei, ‘tandwielen en schroeven’ in de machinerie van de revolutie. Wij moeten zorgen dat literatuur en kunst op de juiste wijze een samenstellend deel van de revolutionaire machine als geheel vormen, dat zij dienen als een krachtig middel om de vijand aan te vallen en te vernietigen. Al onze literatuur en kunst is er ten behoeve van de grote massa... Zij worden geschapen om door arbeiders, boeren en soldaten gebruikt te worden... Onze werkers in literatuur en kunst moeten daarom een proces van onderdompeling in de massa ondergaan... Wij worden geconfronteerd met een leger genieën die hun talent hoofdzakelijk voor hun eigen propaganda inzetten. Alleen wie blind is kan de enthousiaste zelfmoord van de kunst over het hoofd zien. |
|