die donkere tijden meemaakte, zal bij de lezing van het boek ergens wel een stukje van zichzelf weervinden.
Maria en Daniel Haelvoet fristen het boek met enkele pentekeningen op.
Armand Boni: De Doos van Pandora, 12,5 × 19 cm., 272 pag., uitg. Davidsfonds, Leuven, 1969, ledenprijs: 70 fr. gen., 95 fr. geb.; handelsprijs: respect. 105 en 135 fr.
Armand Boni, de literator-kunstschilder-pastoor uit Kohlscheid-Pannesheide, een klein Duits mijnwerkersdorp, heeft allang gulden sporen verdiend met zijn reeks geschiedkundige romans.
Zijn ‘De Doos van Pandora’ is andermaal een schitterend boek geworden, dat zich afspeelt ten tijde van de Reformatie, een periode waarover de auteur zowat alles schijnt af te weten. Daarin heeft hij de hoofdpersoon van zijn werk, Lieven van der Maude, een Gentse kartuizer en vriend van Erasmus, gesitueerd, een gekwelde figuur, een humanist, die vrede trachtte te vinden in de studie, maar die voortdurend geconfronteerd werd met de feiten van alledag, vooral met het tragische leven van zijn broer Jan, die, kartuizer geworden zoals hij, uittreedt en Luther volgt.
De gelijkenis tussen de gebeurtenissen - en vooral de inzichten - van het begin der zestiende eeuw en deze van de huidige tijd, is in dit werk opvallend: een haast onverbiddelijke strijd tussen conservatief en progressief en misschien is het ergens wel de wil van de schrijver geweest, dit aan te tonen. ‘De geschiedenis herhaalt zich’, schijnt Boni te glimlachen en mensen blijven mensen, al leven zij omstreeks de jaren 1550 of in dit ruimtetijdperk.
Het boek werd geschreven in een schitterende stijl en een uiterst rijke taal. Van ‘literaire come-back’ is Boni nu beslist een ‘gevestigde waarde’ geworden. Wij weten dat hij eens wijs zal glimlachen als hij dit onder ogen krijgt. In feite heeft hij overschot van gelijk.
Lambert Swerts: Dagboek van een Zware Tijd, 13,5 × 21,5 cm., 176 pag., uitg. De Nederlandse Boekhandel, Kapellen, 1968, 155 fr. (gen.), 180 fr. (geb.).
In de reeks ‘Mens en Tijd’ - onder de redactie van Prof. Dr. K. van Isacker - verscheen enkele tijd terug dit ‘Dagboek van een zware tijd’, geschreven door de bekende Limburgs-Antwerpse auteur Lambert Swerts. Met die ‘zware tijd’ worden dan de repressiejaren 1944/1950 bedoeld, tijdens dewelke Swerts, als duizenden anderen aangehouden werd en door de rechtbank (?) veroordeeld. Het is het ontroerend verhaal van een echte kruisweg en de auteur is er voortreffelijk in geslaagd zijn doel - het beeld vast te houden van de gemoedsstemmingen en van het denken en verlangen waaraan hij tijdens zijn gevangenschap onderhevig was - te bereiken. Hij doet dit op een uitzonderlijk gave wijze, zeer gevoelig, diep menselijk en echt. En om die reden is het boek niet alleen een tijdsdocument geworden, dat ooit misschien van belang kan zijn voor een eerlijke geschiedschrijving, maar o.i. in de allereerste plaats een spiegel van zoveel mensen, die door andere mensen vernederd en bemind worden - met in het centrum de auteur zelf, die alles om zich heen aandachtig gadeslaat, verwerkt en optekent en het ons doorgeeft in een klare, directe taal, zoals zij voor een dagboek is aangewezen.
Alleszins een werk, dat de ruimste verspreiding verdient en dat jong en oud van de eerste tot de laatste bladzijde in zijn ban zal houden.
Lambert Swerts: Drie Eeuwen Leven, 21,5 × 27 cm., 70 pag., in eigen beheer (offsetdruk), 1968.
De auteur noemt dit werk zelf een ‘proeve van induktieve familiegeschiedenis’. In dit geval gaat het uiteraard om de geschiedenis van het geslacht Swerts, dat in de opgang en ontwikkeling van het Vlaamse volk een vrij voorname rol heeft gespeeld.
Lambert Swerts is erin geslaagd met zijn ‘tijdmachine’ - d.i. een ongekend aantal jaren studie - door te dringen tot in 1650 en ontdekte er Blasius Swerts, de oudst bekende stamvader van het geslacht. Dit werd het vertrekpunt voor ‘drie eeuwen leven’, dat in geen geval een dorre opsomming is van namen en data, vermits de auteur de uitstekende idee had in zijn studie tevens de grote historische gebeurtenissen te verwerken, het tijdsbeeld waarin zijn voorvaderen leefden.
Kortom: genealogisch speurwerk van hoog niveau, dat de steeds groeiende schare van familiekundigen tot voorbeeld mag strekken.
Pros van de Maele: Het paradijs aan de Hertenrivier, 12,5 × 18,5 cm., 165 pag., uitg. Davidsfonds, Leuven, 1969, ing., ledenprijs: 50 fr., handelsprijs: 75 fr.
Met dit werk behaalde de auteur de Provinciale Prijs van West-Vlaanderen voor het Jeugdboek 1967 (zie ‘Vlaanderen’, nr. 98). Het is een van de allerbeste jeugdboeken, die wij de jongste tijd hebben gelezen: een verhaal, dat boeit en davert van actie, bevolkt met échte, levende personages, die raak en met een enorme dosis humor getekend werden. Is het inderdaad waar, dat, na Fenimore Cooper, na Mayne Reid en Karl May, niemand nog banale indianenverhalen mag schrijven - zoals pater Emiel Janssen het treffend zei - dan staan wij hier, met de ‘Hertenrivier’ toch bij een boek, dat o.i. naar inhoud en naar vorm beslist kan wedijveren met de beste werken van de voornoemde ‘klassieken’. Misschien is dat kras uitgedrukt, maar de ‘Hertenrivier’ is een heerlijk boek. Loop het vlug kopen voor uw jongen of meisje vanaf twaalf jaar!
Hendrik Jespers: Het Geheim van Goudborst en Zilverspoor, 21,5 × 28,5 cm., 31 pag. geb. met geplastificeerde omsl., uitg. Altiora, Averbode, 1968.
Hendrik Jespers is een overbekende naam in onze Vlaamse kinderliteratuur. Hij schrijft niet alleen heerlijke verhalen, maar streeft tevens naar dé presentatie, die bij zijn boeken past. Hij is een gelukkig man, want hij heeft een zoon, Gerbrand, die precies weet hoe een kinderboek moet gepresenteerd en geïllustreerd worden. Uit die samenwerking vader-zoon is ‘Het geheim van Goudborst en Zilverspoor’ ontstaan, een pracht van een kinderboek, waarin het wemelt van dieren en leuke kinderen en waarin twee fazanten een hoofdrol vertolken: Goudborst en Zilverspoor.
Onder alle opzichten een aanwinst voor onze eigen kinderliteratuur!
R.C. Gitsberg: De Figuur van de Onderwijzer en de Onderwijzeres in de Zuidnederlandse Literatuur, 15 × 19 cm., 148 pag., gen., uitg, Zwijsen, Tilburg, 1963, f. 4.40.
R. Callewaert, schoolhoofd te Gits, publiceerde onder zijn pseudoniem R.C. Gitsberg, deze bundel literair-critische opstellen (zij verschenen reeds eerder afzonderlijk in ‘Christene School’). De auteur streefde er met dit interessante werk naar de visie en het oordeel van de Vlaamse schrijvers omtrent de onderwijsmens even te belichten. Het is revelerend te ontdekken, dat tal van vooraanstaande auteurs hun antipathie t.o.v. onderwijzers niet onder stoelen of banken steken in hun boeken, zodat, zegt Gitsberg, ‘men zich wel soms eens afvraagt, welk pijnlijk ressentiment hier wel mag nawerken’. Hij haalt als voorbeelden aan: Walschap, Marnix Gijsen, L.P. Boon en F. De Bruyn. Maar er zijn ook meer sympathieke geluiden (Claes, Timmermans, van Hemeldonck, Demedts e.a.m.). Gitsberg illustreert deze vaststellingen duidelijk en boeiend aan de hand van talrijke uittreksels uit het werk van een 25-tal Zuidnederlandse schrijvers.
Hij toont zich een veelbelezen man en formuleert zijn beschouwingen in een uitstekende taal, hetgeen - mogen wij ook eens een prikje geven? - niet van elke onderwijzer mag gezegd worden...
j.v.r.