Montreal Habitat. Arch. Moshe Sofdie. Project en Realisatie
In de gesloten historische gemeenschappen gebeurde die geestelijke organisatie van de aarde door een monument op te richten, een tempel, een kathedraal, een paleis, een stad, dat als centrum van de gemeenschap én tegelijk van de hele wereld kon fungeren. In de principiëel open gemeenschap van vandaag, die uiteraard een universele gemeenschap is waarin het onderscheid van ras, volk, kleur, stand of religie nog slechts een relatieve waarde heeft, kan men geen delen van de aarde, van het universum, meer uitstoten, niet eens isoleren. We wonen niet meer in een stad, een land, maar op de aarde. Daar houden de utopisten in hun plannen rekening mee.
5. Hoewel er een hele stap te zetten is van de utopie naar de realiteit, toch is het utopische denken in zoverre realiteitsbetrokken dat de mogelijke realisatie in de utopie verdisconteerd zit. Ze integreert daardoor op vanzelfsprekende wijze de nieuwe technische mogelijkheden en de nieuwe technische waarden, snelheid, efficiteit, economie, verbruik, flexibiliteit, polyvalentie. Ook op dit punt overstijgt de utopie de taboes, waarin bijvoorbeeld sommige economische structuren vastzitten en gaat ze hier weer vragen stellen naar de betekenis van bepaalde overgeleverde gewoonten. Ze stimuleert op die wijze het onderzoek, ze lokt tegenspraak uit, ze zet zinloze opvattingen op de helling.
6. De utopie trekt ook de consequenties die de tegenwoordige situatie voor de opvatting en de organisatie van het architectenberoep meebrengt: de architect bouwt immers niet meer voor zichzelf evenmin als voor zijn bouwheer-opdrachtgever. Allen bouwen ze samen aan het algemeen milieu van de mens opdat die er zo vrij mogelijk zijn plaats zou kunnen bepalen. Dit veronderstelt dus dat het architectenberoep niet langer uitsluitend op individuele ervaring en prestatie berust, maar op een gezamelijke, collectieve inspanning en afspraak. Dit betekent geen uitsluiting van het creatieve individu, maar het tegendeel: het creatieve individu krijgt hier eindelijk zijn kans.
7. En als we tenslotte door de nevelen van heel wat formalisme, dat ook de utopieën nog blijft aankleven, tot op hun kern doordringen, zien we dat ze een vrij scherpe uitdrukking zijn van het statuut van het vrije individu in de open gemeenschap. Ze ontwerpen een structuur waarin de vrijheid en de toekomst-dimensie van het individu principiëel, zo niet altijd praktisch, kan gaan spelen.
Daarbij doet zich het verschijnsel voor dat het vrijworden, het persoonlijk worden van de menselijke persoon, als consequentie een depersonalisatie van het gebouwde milieu met zich meebrengt. Men kan stellen dat de voorwaarde voor de verpersoonlijking van de mens een zekere anonimiteit van de architectuur betekent. Die anonimiteit is de buitenkant van de verinwendiging van de persoon. De moderne mens wil leven, geen slaaf zijn. Hij wil leven, bewust en dynamisch. Alles wordt aan dit feit dienstbaar, ook de architectuur. Hij ervaart de architectuur dan ook niet langer als de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Zijn verhouding tot de architectuur is dezelfde als die ten overstaan van de natuur en het technisch comfort. Ze zijn geen doel, maar middel van zelfverwerkelijking. Natuur, architectuur en techniek vormen samen het algemene, kunstmatige d.w.z. gehumaniseerde levenskader, waarin hij zich vrijelijk beweegt.
We moeten ons ontdoen van achterhaalde utopieën, ze demythologiseren. Maar zonder mythologie is er geen leven. We mogen de utopie niet loslaten, maar moeten ze op ons leven betrekken.