Onze nieuwe eredekens
Sedert verscheidene jaren was ons Verbond slechts maar één Eredeken meer rijk: de onverwoestbare Stijn Streuvels. Constant Permeke en baron Joseph Ryelandt waren ons, zoveel tijd terug, ontvallen. Onze Raad van Beheer heeft nu ook de vervangingen opgelost en met vreugde hebben wij vernomen, dat kunstschilder Felix De Boeck en componist Renaat Veremans aanvaard hebben respectievelijk de plaatsen van Permeke en Ryelandt in te nemen. De korte bijdragen, die volgen, wezen een dankbare welkomgroet.
Na zijn dood is Renaat Veremans zo mogelijk nog aktiever geworden dan vóór 1962, jaar waarin Leone Gras telegrafisch aan Hendrik Daems het plotse overlijden meldde van de ‘Vlaanderen’-komponist.
De nieuwe eredeken van het C.V.K.V. toont dat inmiddels beduimelde, historische telegram aan iedere bezoeker, en dan lacht hij zijn goede ziel bloot. Op 2 maart 1969 heeft de ‘druivensappige’ vriend van Felix Timmermans met zeven artistiek-vette jaren zijn eigen dood overleefd! Als bewijs van zijn onaangetaste scheppingsdrift, bracht de 75-jarige Renaat Veremans in de eveneens 75-jaar jonge Koninklijke Vlaamse opera op 14 september '68 zijn ‘Lanseloot en Sanderien’ voor het voetlicht. De opera in vijf taferelen, naar een libretto van Joris Diels en onder de regie van Anton van de Velde, eindigde in een dreunende hulde aan een springlevende meester Veremans.
Hij heeft nog drie andere opera's geschreven. En ruim tweehonderd liederen, een massa filmmuziek, oratoria, cantates... Je mag wel zeggen dat hij de toon aangeeft in alle genres. Drieëntwintig jaar lang was hij dirigent van de Vlaamse Opera en eenendertig jaar professor aan het Conservatorium... Eigenlijk zou hij gerust de armen mogen kruisen, zijn vleugel dichtklappen en vragen: wie doet het mij na? Maar op bierviltjes en ander geïmproviseerd partituurpapier werden z'n laatste muzikale invallen genoteerd, en zopas tot een Moderne Symfonie verklankt. Hij zit boordevol plannen en... zijn muze weet van geen ophouden... En Veremans, de Mens?
Van het onvoorstelbaar aantal prominenten en kleinere goden die hij kent of heeft gekend, schijnt hij louter de gaven en de fraaie kanten te onthouden. Geen enkel woord van misprijzen, geen enkel woord dat kwetst! Hij is een levenskunstenaar die je na een gesprek naar huis stuurt met een hart vol liefde!
‘Ik heb maar één trots’, zegt hij, ‘en dat is m'n onverzettelijke trouw aan mijn volk. Ik heb maar één vreugde, en dat is te kunnen werken voor dat volk.’
Herman Vos
Sinds Felix De Boeck zeventig jaar geworden is, loopt hij in de kijker. Het begon met de luxueuse viering op een Flandriaboot te Antwerpen, dan kwam de grote retrospectieve tentoonstelling te Hasselt, die zal gevolgd worden door tentoonstellingen in België, Nederland en Duitsland. Het Kunstenaarsverbond heeft hem nu als ere-deken verkozen in opvolging van wijlen Constant Permeke. Sinds diens afsterven was deze ere-post vakant gebleven.
Felix De Boeck is een van de zeldzame kunstenaars, die in alle middens aanvaard worden. Men kan ideologisch verdeeld zijn, taalkundig tegenover elkaar staan of qua kunstrichting extremistisch zijn ingesteld, doch boven alle verschillen ontmoet men elkaar in de eerlijke erkenning van de waarachtige kunst van Felix De Boeck.
Hij zelf is de eenvoud in persoon. Hij verbergt zijn landelijke aard niet. Sinds 1924 boert hij op het vaderlijk erf in Drogenbos. Toen zijn vader stierf, onderbrak hij zijn studies aan de universiteit van Brussel en werd van de ene dag op de andere boer in plaats van hoogstudent in kunstgeschiedenis. Maar zijn intellectuele geest, zijn humaniora-studies kon hij niet verloochenen. Hij was een geletterde boer, die bovendien in de twintiger naoorlogse jaren een levendig contact onderhield met de avant-garde van die periode. Want Felix is ook kunstschilder, al had hij zijn beroepsbezigheid en zijn kunst gescheiden. Zes dagen in de week werkt hij op het land zonder een penseel aan te raken. Op zondag schildert hij. Aan die harde leefregel heeft hij vijftig jaar nauwgezet de hand gehouden.
Alhoewel hij als kunstenaar nauwelijks 52 dagen per jaar werkzaam is, is zijn produktie enorm. Toch is dit te begrijpen. Zes dagen lang is de vinnige geest van Felix De Boeck - bewust en onbewust - bezig met het kunstwerk dat hij op de zevende dag in een meesterlijke worp op het doek zal vastleggen. Het werk rijpt in hem in vele facetten, kleurvariaties en gezichtshoeken. Daarom wordt in zijn werk vaak eenzelfde thema hernomen waardoor prachtige reeksen ontstaan. Daarom bereikt de meester van Drogenbos vaak een hallucinerende voorstelling, die een doordenken van het thema tot op de graat, tot in de meest essentiële kern verraadt. Daarom blijft hij ook zichzelf. Hij kan ongestoord zijn weg gaan. Hij heeft geen telefoon, geen auto en doet zijn bezoeken, ook uren ver, te voet. Maar de oneindige wereld, de ongelooflijke veelzijdige wereld van de kunst heeft hij tot in de grenzen verkend, doordacht, beleefd, uitgepuurd. Zijn zuivere, eerlijke kunst is daarvan het ontroerende bewijs. Die kunst heeft hij niet in een school geleerd. Hij heeft nooit schilderstudies gedaan. De enige opleiding die hij kreeg, was toen hij als knaap zondags - altijd