links: J.F. Semey
In deze periode kreeg ik de kans de binneninrichting te ontwerpen voor het eerste uitgesproken moderne passagiersschip met vrachtaccomodatie, het m.s. ‘Bloemfontein’ van de Verenigde Scheepvaart Maatschappijen. Daarna volgen spoedig de m.s. ‘Klipfontein’ en verscheidene andere schepen, waaronder de ‘Nieuw Amsterdam’, het vlaggeschip van de Holland-Amerikalijn (ontwerpen en inrichten van de eerste en tweede klas-eetzalen).
De mooiste opdrachten voor mijn weefatelier zijn de wandtapijten geweest, bestemd voor de aula van de Utrechtse Universiteit. Zij werden ontworpen door kunstschilder W. van Konijnenburg uit Den Haag. Ook voor de Provinciale Kamer te Haarlem kreeg ik verscheidene wandtapijten uit te voeren, naar ontwerpen van kunstschilder Arondeus. Jammer genoeg waren al deze opdrachten, verspreid over de twintig jaren tussen beide wereldoorlogen in, niet voldoende om de weverij een constante levensmogelijkheid te geven en werd ik verplicht de kunstweverij te sluiten.
In 1947 kreeg ik de opdracht een filiaal op te richten in Den Haag voor de firma Eckhart te Rotterdam, waarvan de meubelmagazijnen aan de Lijnbaan zijn gelegen en de meubelfabriek te Schiedam. Deze leiding had ik op mij genomen voor de duur van tien jaar. Het filiaal was zeer mooi gelegen in het centrum van Den Haag naast het Koninklijk Paleis. In deze periode kreeg ik weer de opdracht van de Holland-Amerika Lijn mede te werken aan de inrichting van het nieuwe vlaggeschip van de Nederlandse
rechts: J.F. Semey: ‘Paarden’. Dit schilderij is zeer typisch voor J.F. Semey. In deze negendelige wandschildering treedt, in alle bewegingen en kleuren, steeds weer hetzelfde paard naar voren. Het paard is hét motief in Semey's schilderwerk; hij is van oordeel, dat het paard als decoratief element al té weinig wordt gebruikt en dus neemt hij elke gelegenheid te baat om het zelf te doen.
Koopvaardij de s.s. ‘Rotterdam’ nl. het inrichten van de Clubroom. En hier kon ik dan weer vier gobelins plaatsen, ontworpen door Gisèle van Waterschoot van der Gracht. Tevens wou ik de naam van Erasmus, in Rotterdam geboren in 1466 en in 1536 overleden, in herinnering brengen. Aan mijn jongste zoon, Herbert Semey, beeldhouwer en wonende in Denemarken, gaf ik de opdracht uit ‘De Lof der Zotheid’ zeven gesneden panelen te maken, die de zeven dienaressen voorstellen, die de wereld regeren. Deze panelen vormen een decoratieve wandversiering boven een open haardpartij.
Mijn derde periode is deze van de schilderkunst. Ik ga van het standpunt uit, dat het schilderij opnieuw zijn dienende functie moet innemen, d.w.z. niet meer los en vrijstaand van de architectuur, maar dienende aan de architectuur, hetzij binnen, hetzij buiten het gebouw. Als binnenarchitect ben ik van oordeel, dat het schilderij in het interieur de functie heeft van ‘finishing touch’, met het vooropgezette doel ‘rust’ de bereiken. Wanneer van het interieur ‘rust’ uitgaat, dan blijft het zijn voorname schoonheid behouden, zowel in een klassieke, als in een hedendaagse, moderne vorm.
Riouwstraat, 179, 's-Gravenhage, Nederland