Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 16
(1967)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op korte golf
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingenPaul Brondeel romanprijs 1966 West-VlaanderenBekroningen met een belangrijke romanprijs komen niet zo vaak voor, maar àls een dergelijke onderscheiding dan te beurt valt aan iemand, die nog nooit een roman heeft uitgegeven, dan staan we zeer zeker voor een zeldzaam feit uit de annalen van de literatuur. Dit hoeft dan nog niet te betekenen, dat Paul Brondeel - laureaat van de Provinciale Romanprijs 1966 van West-Vlaanderen - een bezienswaardigheid is, in de zin van de vele ‘bezienswaardigheden’, die Brugge rijk is, hoegenaamd niet, want als nauwgezet en plichtsgetrouw ambtenaar bij de R.T.T. en als vader van vier flinke Brondeel's, heeft hij beslist wat anders te doen, dan te poseren. Hij wordt dit jaar veertig - dit is tegelijk én jong en niet meer zó jong; dit laatste heeft dan betrekking op een werkelijk debuut als schrijver, want de meeste romanciers hebben al zelfstandige uitgaven op hun geweten, vóór ze Brondeels leeftijd bereiken. Maar de leeftijd heeft Paul Brondeel niet weerhouden in zeer korte tijd drie onderscheidingen te behalen: het begon in 1965 met de eerste premie in de provinciale verhalenwedstrijd van West-Vlaanderen (met de novelle ‘Schuld’), een jaar later volgde de romanprijs met ‘Dagboek van een nacht’ en dadelijk erna de verhalenprijs, uitgeschreven door het Nieuw Vlaams Tijdschrift, wat wél bewijst, dat Paul geen literaire eendagsvlieg is. Voorheen werden reeds enkele losse verhalen gepubliceerd in ‘Dietsche Warande en Belfort’, ‘Literair Akkoord’, ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’ en ‘West-Vlaanderen’ en binnenkort worden twee werkjes opgenomen in een verhalenbundel, uit te geven door de Afrikaanse Pers-Boekhandel in Zuid-Afrika. Toen wij bij Brondeel op bezoek waren, hadden wij het vanzelfsprekend over de bekroonde roman ‘Dagboek van een Nacht’. Het gegeven speelt zich af in Kongo - waar Paul verscheidene jaren in dienst was als (Belgisch) staatsambtenaar. Een jonge koloniaal wacht, helemaal alleen, een inval van de zwarten af. In een reeks flash-backs overschouwt hij zijn leven en wel dié gebeurtenissen, die determinerend waren voor zijn leven. Nacht en angst overheersen alles en culmineren ten slotte in de waanzin, die de man overvalt. Zomaar een ‘koloniale’ roman te meer in de vloed, die na de Kongolese onafhankelijkheid kwam opzetten? Wij geloven het niet: de degelijkheid van de wedstrijd-jury staat er borg voor en de lezing van enkele fragmenten uit het handschrift heeft ons overtuigd, dat Paul Brondeel een werk van formaat heeft geschreven, dat naast de kongoromans van André Claeys mag staan. (Men zal zich herinneren, dat Claeys eveneens de Westvlaamse provinciale romanprijs behaalde met zijn werk ‘Het Duistere Rijk’). Maar laten wij de gebeurtenissen niet vooruit lopen en wachten op de publicatie van ‘Dagboek van een Nacht’, dat waarschijnlijk dit jaar van de pers komt. Inmiddels is Paul Brondeel reeds volop bezig aan een nieuwe roman met sociale inslag. Ook hier waren wij in de gelegenheid enkele passages in handschrift te lezen. Andermaal trof ons de bijzonder goede stijl, waarin de auteur zijn werken schrijft - zonder franjes, maar recht op de man af. Wij wensen hem het succes toe dat hij verdient, én de volle vreugde van het scheppen en het slagen. Bekroningen zijn een stimulans en lauweren geen rustbed. Maar wij weten, dat er bij Brondeel geen sprake is van rusten; hij begint nog maar pas. Wij hopen dat zijn werk ééns zal uitmonden in de levensvreugde, die ook voor elke auteur te vinden is. Julien Van Remoortere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingenFrans Verstreken pluim voor ‘Hoedje van papier’Op het zevende Nationaal Festival van Belgische Films ging de ‘Grote Prijs voor de Dokumentaire Film’ naar kineast Frans Verstreken. ‘Hoedje van Papier’ is zijn derde dokumentaire die werd gelauwerd. (In 1963 kreeg hij ook de ‘Gerard de Boe’-Prijs van Sabam voor gezamenlijk filmwerk!) Dit alles houdt dan weer het gevaar in, dat je op deze Lierenaar het etiket van dokumentarist gaat kleven. Na de bekroning van ‘Steltlopers in de Polders’ en van ‘De grote Vlucht’, werd Frans Verstreken hier en daar verkeerdelijk voor een filmend ornitoloog versleten, en eigenlijk zat hij wel wat verveeld met dit nog zo vleiend attribuut. Niet dat hij ooit het dokumentaire genre helemaal wenst af te zweren. Hij wil alleen onder het etiket uit! Hij wil helemaal geen etiket. Tenzij dit van hardwerkend, gewetensvol vakman. En toch dankt hij zijn reeks prijzen niet enkel aan louter vakmanschap. Niet alleen aan zijn in de loop der jaren verworven routine. En ook niet alleen aan het rigoureus eerbiedigen van het draaiboek en zijn meticuleuse werkwijze. Iedere prent van Verstreken weerspiegelt een fragment van zijn veelzijdige Lierse kunstenaarsziel, maar hij vervalt God zij dank nooit in een steriel poëtisch gemijmer. ‘Hoedje van Papier’ is niet zomaar een boeket van kinderspelen, op staatskosten gefilmd. Frans Verstreken filmde echter wel in opdracht van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, en meer precies voor de Cinematografische Dienst. Het hele opzet zag hij zo: ‘Het lag niet in mijn bedoeling De Kinderspelen van Bruegel te benaderen van kunsthistorisch standpunt. Wij bestudeerden het paneel als ikonografisch dokument. Dr. Jozef Weyns, die overigens voor zijn werk de prijs kreeg van het beste scenario op datzelfde festival, onderzocht de vraag: wat blijft er in de wereld van het kind nog over van de 16de eeuwse kinderspelen, zoals zij in 1560 door Pieter Bruegel werden voorgesteld?’ De kineast reisde naar Wenen, om er in het Kunsthistorisch Muzeum het bewuste paneel grondig te bestuderen. Met de haast irriterende nauwkeurigheid die hem eigen is, liet hij het schilderij tot in de kleinste details fotograferen. De direkteur van het muzeum kontroleerde de platen op hun kleur, en met een uniek ‘dossierkinderspelen’ keerde Verstreken naar Vlaanderen terug. ‘Spijt’ zijn artistieke gaven is de Lierenaar een perfektionist, die pas in uiterste nood beroep gaat doen op toeval en improvisatie. Het verweven van statische en levende beelden impliceert een zenuwslopende karwei. De schilderijsekwenties moesten uiteraard eerder statisch blijven, en zij werden in kleuren gefilmd, maar alles wat leeft, beweegt, speelt en danst, werd in het ‘Hoedje van Papier’ sober zwart-wit gehouden. ‘De overgang van zwart-wit naar kleur is een verrijking’, zegt Verstreken, ‘maar bij een omgekeerde volgorde krijg je meteen een verarming. Om toch een harmonie tussen beide te bereiken, heb ik alle sekwenties die in zwart-wit werden gedraaid, met een kleurfilter gekopiëerd, zodat zij een perkamentachtig patina kregen. Dat geeft aan je beelden het archaïsch karakter van een kopergravure. Telkens werd daarenboven een tussenbeeld bevroren, met toevoeging van de dominante kleur van het daaropvolgende schilderijfragment. Bij het omgekeerde procédé, dus van kleur naar zwart-wit, werd het tussenbeeld ontdooid’. Bij borrel en sigaar vertelt Frans Verstreken nu graag over zijn lijdensweg aan de truuktafel, waarop het vreemde huwelijk tussen kleur en zwart-wit ontstond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op korte golf
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op korte golf
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingenDertig nog algemeen bekende kinderspelen waren de hoofdvertolkers van zijn ikonografisch kindrfeest. Toen Bruegel zijn kinderspelen penseelde, had hij de keuze tussen ruim achthonderd spelletjes die door de toenmalige jeugd op de trafiekvrije straten werden beoefend, maar hij registreerde daarvan hooguit één tiende! De hemel weet waarom. Door de fotografische detailstudie van onze Vlaamse kineast is nu gebleken, dat het schilderij allesbehalve juist werd geïnterpreteerd. Zo wordt overduidelijk bewezen, dat niet één, maar twee volwassenen voorkomen op Breugels ‘landdag van het kinderspel’, zoals Gaston Durnez zo mooi zegde in zijn kommentaar. Er zijn trouwens nog heel wat kontroversen rond dit schilderij opgelost, en eigenlijk is het wel te betreuren, dat het detektivewerk van Verstreken en dr. Weyns niet in een rijk geïllustreerde paper-back wordt vastgelegd. De titel is van Frans Verstreken zelf. Hij gapte hem van een eeuwenoud kinderliedje, dat gelukkig nog niet helemaal is weggewaaid door het juke-box-lawaai. Maar het was niet de taak van de kineast om te jammeren over wat teloorging. Wel om een tijdsdokument te maken, een greep uit de hedendaagse kinderspelen. zoals Bruegel het deed in 1560. In ‘Hoedje van Papier’ zie je hoe ernstig de jeugd het met het spel nog meent. ‘De lach van de kinderen’, kommentarieert Gaston Durnez, ‘zit in hun armen en benen’. ‘Hoedje van Papier’ is geen rechtstreekse aanklacht tegen het intense verkeer, dat onze kinderen (soms letterlijk!) van de straten veegt, maar ergens voel je hoe meedogenloos onze jongens en meisjes verjaagd worden naar de inspiratiedodende, fantasieloze kreaties van moderne pedagogen en urbanisten. De brug over vier eeuwen kinderspel voerde naar een in alle opzichten verdiende bekroning. Het versmelten van Bruegels kleuren met het aktieve bewegend zwartwit van onze kindertijd, is een werkstuk geworden dat de vele mogelijkheden van kineast Verstreken heeft onderstreept. Hij loopt niet naast zijn schoenen van trots. Vraagt om wat kritiek, een beetje hulp. Soms ga je denken, dat hij écht verrast was door de bekroning, en meteen noemt hij in één adem al de medewerkers op die delen in het sukses. Die ten andere stuk voor stuk ‘Hoedje van Papier’ aan z'n pluim hebben geholpen! De handige montage is van Jef Bruyninckx, en Pieter Verlinden zette het hele hoedje op klank en konkrete muziek. De animatie is van Raoul Servais, die met zijn ‘Chromophobia’ ook op bovengenoemd festival in de bloemen werd gezet. Rose Gronon zorgde voor een uitstekende Franse vertaling die de verdienste heeft helemaal geen vertaling te zijn! De Nederlander Ton Lutz zegde de frisse kommentaar van Gaston Durnez, en de levende beelden waren kamerawerk van Paul De Fru. Scenarist dr. Weyns was reeds vernoemd, en daarmee zijn de voornaamste medewerkers opgesomd. ‘Hoedje van Papier’ is een geestdriftige ode aan het kinderspel. Vijftien minuten blijmoedige ernst in de kinderwereld, ‘een glimlach op celluloïd’ zoals Verstreken zegt. Passend bij heel de film is deze zin uit zijn kommentaar: ‘Altijd weer wordt de wereld van de volwassenen op zijn kop gezet. Altijd weer groeit uit de duizeling van het spel de echte kleur van het leven’. Herman Vos | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Provinciale Prijzen LimburgUitslag romanprijs 1966
De Provinciale Prijs voor Schone Kunsten, ten bedrage van 25.000 fr. en uitgeschreven door de Provincie Limburg, werd in 1966 voorbehouden aan een onuitgegeven roman. 16 inzenders dongen mee met verscheidene lijvige manuscripten. De jury, bestaande uit de hh. J. Droogmans (Hasselt), A. Demedts (Kortrijk) en Z.E.H. Smeets (Oostende), heeft bij de Bestendige Deputatie advies uitgebracht en, steunend op dit advies, heeft het Provinciaal College beslist de Prijs toe te kennen aan het manuscript ‘De Servische Vlinder’ ingezonden door J. Colson uit Tongeren. Wij wensen de winnaar langs deze weg van harte geluk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingenDirk Vansina ter gedachtenisOpname F. Tas - foto A.M.V.C.
Zijn naastbestaanden en vrienden, zij hebben het gevreesd dat Dirk Vansina geen aardse lente meer zou beleven. En toch heeft het hen verrast en geslagen, toen hij op maandag 16 januari jl. door de dood werd gehaald en het ineens erop leek alsof er met het uitdoven van zijn geest minder licht en warmte op de wereld was. Vansina werd op 25 mei 1894 te Antwerpen geboren en maakte als vrijwilliger de eerste wereldoorlog mee. Aan de IJzer heeft hij de verontrechting van ons volk en zijn leed leren kennen en tijdens die jaren ook is de vriendschap voor Cyriel Verschaeve ontstaan, die over alles heen stand heeft gehouden tot de kapelaan van Alveringem in ballingschap was gestorven. Vansina heeft in ons cultureel leven een belangrijke rol gespeeld. Hij was enige tijd redacteur van de maandschriften ‘Dietsche Warande en Belfort’ en ‘Volk’. In 1929 richtte hij het kwartaalblad ‘De Pelgrim’ op, dat hij gedurende twee jaar heeft bekostigd. Als scheppend kunstenaar maakte hij naam in de jaren 20 met gedichten en toneelstukken, die hem een vooraanstaande plaats bezorgden onder de jonge katholieke expressionisten uit die tijd. Twee eigenschappen waren erin verenigd, de bezieling van een traditioneel, maar verantwoord en zelfs strijdend geloof, met de vrije en spontane, enigszins dwepende uitdrukkingswijze die voor de expressionistische stroming in haar geheel kenmerkend is geweest. Maar Vansina heeft ook essay's geschreven, zo over Dostojefski, Hölderlin en Pascal. Dat is het werk waar wij het meest van houden, omdat zijn begaafdheid, die meer wijsgerig en beschouwend dan artistiek scheppend gericht was, er het natuurlijkst in tot uiting kon komen. Steunend op een brede eruditie en geleid door een drang naar grootheid die hem toeliet ver en hoog te zien, diep te peilen en te bewonderen, zoals alleen de grote zielen dat kunnen, is hij doorgedrongen tot de kernen, de laatste beweegredenen en innigste overtuigingen waardoor zijn uitverkoren meesters werden beïnvloed. Dostojefski, Hölderlin, Pascal, er bestaan gelijkenissen, ongetwijfeld. Ze bestaan ook met hem en met Verschaeve, aan wie Vansina ten slotte zijn beste, persoonlijkste en ontoereikendste boek heeft gewijd. Dikwijls hebben wij de indruk gehad dat de schrijver van die gedegen essay's enig onrecht werd aangedaan. Wij zullen niet beweren opzettelijk doodgezwegen, maar toch verwaarloosd. Vansina heeft zich nooit opgedrongen, nooit getracht succes te halen op een andere manier dan door te werken en dat is een methode die tijd vergt zoals Gods molens die langzaam malen. Maar fijn. Nog veel jaren zal Verschaeve een teken van tegenspraak blijven, tot uiteindelijk de geschiedenis met een objectief oordeel het laatste woord zal krijgen. Nu reeds weten wij nochtans dat, wie over Verschaeve wil meespreken, het niet mag en niet kan zonder Vansina's boek te hebben gelezen. Dat hem voor dat werk, drie weken voor zijn overlijden, de prijs van het Verschaeve-Genootschap werd toegekend, moge hem nog een vreugde zijn geweest. In onze literatuurgeschiedenis zal hij onder de wijsgerige, de nationaal bewuste en godsdienstige auteurs vermeld worden. Als scheppend en betogend kunstenaar hechtte hij meer belang aan de inhoud dan aan de verwoording van zijn werk. Als denker ging zijn aandacht vooral naar hetgene wij de menselijkheid van een kunstenaar kunnen heten, naar de wereldbeschouwing en levenshouding, die hij in verband bracht met het zijn en handelen van andere groten op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op korte golf
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op korte golf
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingenhet veld van filosofie en letterkunde. Vansina biedt geen gemakkelijke lectuur. Maar wie hem aandachtig leest, doorborend tot de onderste lagen van zijn wezensgrond, ervaart, met de geestelijke verrijking die hem te beurt valt. de vreugde die de ontdekking van waarheid en schoonheid schenkt. Wij mogen en zullen Vansina niet vergeten. André Demedts | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Begin met Eva’ door Flor BarbryFlor Barbry en Andrea Denuwelaere in ‘Begin met Eva’
Na ‘De Harlekijn’, ‘In Attendant’ en ‘Kerstavond’ heeft Flor Barbry, leider en regisseur van het terecht zeer bekend geworden ‘Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen’, een vierde toneelstuk geschreven voor Frans-Vlaanderen. Met ‘Kerstavond’ schreef hij tot op heden zijn beste volkstoneel en met ‘Begin met Eva’ deed hij een poging om de rechtlijnige uitwerking van een bepaald dramatisch of komisch gegeven te verlaten voor een meer magisch-realistische situatie. Flor Barbry voert in zijn nieuw stuk een baron ten tonele, die zich door zijn optreden als kandidaat voor de benoeming van burgemeester, weet aanvaardbaar te maken. De baron blijkt uiteindelijk de duivel te zijn. De toeschouwer wordt getuige van een maskerade waarin kleine verlangens en intriges aan het licht komen. De baron stimuleert gretig deze sinistere verlangens. Hij zet de klok dertig jaar vooruit, waar ze in het dorp dertig jaar achteruit liep. Zo wordt ‘Begin met Eva’ een ontmaskering van het menselijk streven naar geluk, dat uiteindelijk niet in ons bereik ligt. Maar de liefde haalt het op de hypokresie. Men kan allicht tegen dit stuk inbrengen dat de situaties te doorzichtig zijn. En dat is ook zo; maar men moet ermee rekening houden dat het voor een speciaal publiek werd geschreven, met name voor de Frans-Vlamingen, die de situatie makkelijk moeten kunnen begrijpen, want er ontsnapt hun wel wat van het (zij het in dialekt gespeelde) stuk. Dat vindt zijn eenvoudige verklaring in hun gebrekkige woordenschat, waarmee de schrijver van het stuk ook dient rekening te houden. De vertoning die ik bijwoonde had heel wat sukses. Flor Barbry weet in ieder van zijn stukken veel wijsheid van de man van de straat te integreren, zodat het geheel ondanks zijn ietwat geforceerde gegeven, toch vrij levensecht aandoet. De vertolking van ‘Begin met Eva’ was zoals steeds verzorgd. Men beschikt in het ‘Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen’ over een aantal spelers, die veel amateurskringen hen kunnen benijden. De regie van Flor Barbry was navenant, zodat ook dit nieuwe stuk zijn weldoende invloed zal hebben in de Noordfranse Westhoek. En dit is voor de Nederlandse zaak in dit gewest van grote betekenis. Het is ook de reden waarvoor wij Flor Barbry en zijn mensen erg dankbaar moeten zijn voor hun idealistisch werk. Jozef Deleu | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingenBij de 65ste verjaardag van Drs. Jef NotermansOp 30 april 1963 is Drs. Jef Notermans te Maastricht vijfenzestig geworden. Bij die gelegenheid werd hem een Liber Amicorum aangeboden, dat pas nu is uitgekomen (Maastricht, Boekhandel Veldeke, 1966, 60 blz.). Daarin komen een aantal hartelijke ‘ontboezemingen’ voor in proza en poëzie. Er is een gedicht van Bertus Aafjes, een acrostichon van Docrus van den Treumpert, een gedicht van Trudo Hoewaer en een felicitatie van Pierre Kemp. Naast het curriculum vitae zijn er huldebijdragen in proza van Mr. A. Auwjong Peng Koen, een oud-leerling uit Indonesië - van 1931 tot 1949 was Drs. Notermans leraar in het toenmalige Nederlands Oost-indië - van Dr. Ernest Claes, Broeder Cornelius, Michel Debats, Jozef Droogmans, Drs. Alph. Houben S.J., Mathias Kemp, Drs. André Munnichs, de Redaktie van ‘Palet’ (het schoolblad van de Kat. H.B.S. te Wijk-Maastricht), Dr. Charles Thewissen, Albert Westerlinck, Frans Wetzels en Mr. Drs. Hub. Wouters. Al deze prominente vrienden spannen zich in om Jef Notermans te feliciteren, te danken en vruchtbare rustjaren toe te wensen. Zij eren hem als leraar, als trouwe vriend, als uitstekende studiekameraad, als ijveraar voor de toenadering tussen Belgisch en Nederlands Limburg, als gemeenteraadslid, als boekenvriend en bibliofiel, als heraut van Sint-Servaas en kenner van onze literatuur (inzonderheid alles wat met van Veldeke heeft te maken), als kunstzinnige geleerde, produktieve schrijver en nog meer andere titels. Twee bijdragen, die nl. van Drs. Jan Deschamps en Dr. Gabriele Schieb (Leipzig en Berlijn), hebben betrekking op zijn grote specialiteiten: de H. Servatius en van Veldeke. Alles bijeen wordt het voor een buitenstaander een indrukwekkende ontmoeting met een beminnelijke en bewonderenswaardige man, die als mens, als kultuurschepper en vooral als kultuurverspreider velen kan worden ten voorbeeld gesteld. Wie nader wil kennis maken met Drs. Jef Notermans en zijn verbazingwekkende bedrijvigheid als auteur en publicist, beschikt thans over een bibliografie, ‘die een wegwijzer bedoelt te zijn in de doolhof van tijdschriften en periodieken, waarover de auteur in de loop van veertig jaar zijn pennevruchten heeft verspreid’. De ‘Lijst van publicaties van Jef Notermans, ingeleid en samengesteld door Mr. Drs. H.H.E. Wouters’ (Maastricht 1966, 23 blz.) geeft een idee van het aantal en de variëteit van de bijdragen en studies, waarin van Veldeke en Sint-Servaas de bekende kernpunten vormen. Het is een blijvend blijk van waardering voor het vruchtbare schrijverstalent en de veelomvattende kennis van Drs. Jef Notermans. Uit onze studietijd te Leuven hebben we zelf na bijna dertig jaar een beste indruk aan hem bewaard. Tijdens zijn vakantie in Nederland (1937-1939) studeerde hij aan onze Katholieke Alma Mater, nam aktief deel aan het studentenleven en legde in 1938 cum laude het doctoraal examen in de Nederlandse taal- en letterkunde af. Hij was dan even de veertig voorbij en had reeds vele tientallen publikaties op zijn naam. De bibliografie, die eindigt in 1963, moet ondertussen opnieuw met een aantal nummers worden aangevuld. We ontvingen een mooie en rijkelijk uitgegeven brochure over ‘Kunstzinnig en spiritueel klimaat in het Mosaanse Land tijdens en voor Henrie van Veldeke’. (In eigen beheer: Maastricht, Grote Looiersstraat 26, 1966, 14 blz. en 8 buitentekst-verluchtingen). Tentoonstellingen in Parijs, Luik en Rotterdam hebben bewezen dat het Maasland ‘een gebied is geweest van kulturele vruchtbaarheid en schoonheid in velerlei opzicht’. J. Notermans bewijst dit op zijn beurt aan de hand van het prachtwerk ‘Kunst van het Maasland in de XIe en XIIe eeuw’ (Uitgeverij ‘De Arcade’, Brussel). Zijn eigen kennis van dat onderwerp komt daarbij goed tot haar recht. De 65ste verjaardag van Drs. Jef Notermans ligt reeds meer dan drie jaar achter de rug. Hij werkt onverminderd voort voor alles wat den volke goed is. Moge het nog vele jaren zo blijven! Remi Van de Moortel
Stortte u reeds uw leesgeld voor 1967? Zo nee, doe het dan NU: 200 fr. op giro 9576 van de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen, te Roeselare; vermeld als reden van betaling ‘abonnement VLAANDEREN 1967’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op korte golf
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op korte golf
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingenRecente poëzie en prozaEen dichtbundel die geheel de poëtische oogst van een jaar kan goed maken is Groei-Pijn van WILLY SPILLEBEEN (Brugge-Utrecht, Desciée De Brouwer-reeks: ‘Noorderlicht’ - 1966, 86 blz.). De dichter publiceerde eerder de bundels Spiraal (1959) en Naar Dieper Water (1962), die zeer gunstig werden onthaald, maar nu bereikte hij een eerste hoogtepunt dat hem voorgoed een plaats verzekert onder de belangrijkste vertegenwoordigers van de jongere generatie. Van de eerste bladzijde af horen we in een soort motto de stem van de vitalist opklinken: Mens zijn is met velen leven
maar slechts vechten met die éne
maar genezen met die éne
om te sterven met die éne.
Het gedicht ‘Visie’, dat onmiddellijk volgt, geeft ons een kijk op de dichter en zijn gebruik van de taal; het gedicht sluit in zekere zin ook aan bij de bundel van Jan Veulemans, besproken in ons vorig nummer: Van het hoofd naar de hand
sijpelt de taal.
Het ondergronds water
verlegde zijn bedding.
Er buitelde een bron op
een drenkplaats voor dieren:
als oermotieven trokken hun hoeven
de sporen voorbij het papier
en werden naar vele
richtingen verstrooid.
Dit heet geschiedenis:
ik schrijf voor mijn zoon.
Het land wordt moeras
dat zal barsten van droogte
en de bron stuift dicht
met gruis en met grint.
Dan zal ik slapen
languit in haar water
dat de beenderen schoonschuurt
van alle vlees.
Maar mijn spoor zal nog niet
worden weggewist.
Dit heet geschiedenis:
ik schrijf voor mijn zoon.
Daarom leg ik mij
languit in de taal
slaap ik en hoop ik naar later.
Maar de wondere vonk van geluk
de zon die mij diep in het water
de dieren van gisteren doet zien
en zien mijn zoon van morgen
dooft uit
en het water weerkaatst
de hiërogliefen de oermotieven
de sporen van het vreemdste beest:
het naamloos gelaat van een mens.
Naar het eigen woord van de dichter wil Groei-Pijn hoe de groei van de mens als ik, als individu en historisch wezen, gepaard gaat met de pijn van het voortdurend afscheid nemen en het ruggelings naar de toekomst gaan. Op de kaft van de bundel lezen we: ‘Groeien doet hoe dan ook pijn, betekent winst én verlies, onderwerpen en onderworpen worden, jager zijn én wild. De jager is een heerser, onderwerpt de aarde, de vrouw, de woorden en gelooft onvoorwaardelijk in de kosmische vruchtbaarheid; maar hij is ook en sterker nog een opgejaagde: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingenverschroeid door de zinnen, gekweld door de woorden, bereden door existentiële angst en eenzaamheid, voortdurend gekonfronteerd met de dood’. Dat is, in weinig woorden uitgedrukt, het geestelijk klimaat van de gedichten. Ge kunt deze poëzie alleen begrijpen in de lijn van onze tijd en zijn grote stromingen. De verbeeldingswereld van de dichter wordt erdoor beheerst. Zinnende schrijf ik verder en verder
aan de zin die ik schrijvend verlies.
Staande voor de muur die geen uitweg vertoont, opgesloten in de kamer van het ego, vindt de dichter enkel uitkomst in het kreatieve werk, het schrijven. Groei-Pijn is een geslaagde poging om die eigen realiteit, zoals de dichter ze met een tragisch levensgevoel heeft ervaren, onder woorden te brengen. De bundel is zo rijk en zo rijp dat hij in een korte voorstelling niet tot zijn recht kan komen. Hoe vorm en inhoud tot één geheel zijn versmolten worden we best gewaar in de eerste van twee elegieën, die we ten besluite nog willen voorleggen omdat ze voor niemand moeilijkheden oplevert: Ouder wordend weet ik steeds minder.
Vader waar zijn de paarden
die wij in de avond bereden.
Waar is de dreef met het gotisch gewelf
het mozaïek dat me een leven leerde
waarvoor ik het leven vergat.
In de herinnering nestelt een vogel
telkens verjaagd door de knaap met de boog
die de namiddagen open schoot
naar de roos het hart van vandaag.
Vader waar zijn de paarden
waarop wij reden naar de avond
aandachtig voor de roep van fazanten
totdat ik moe sliep in je arm.
Vader ik slaap steeds minder
en ik vergeet steeds meer
Er is geen plaats meer naast je
voor mijn weerbarstig groot lichaam.
Nu slaapt mijn zoon in mijn arm
en maak ik jouw gebaren.
Vader waar zijn de paarden.
Ik durf het jou enkel vragen op papier
met een stem die telkens hapert
met een hart heel ver van hier
met de lippen die barsten van droogte
met ogen blind als spiegels
met een lichaam jouw lichaam vader
dat met de dag aftakelt
dra regen opslorpt en aarde wordt.
Vader waar zijn de paarden.
Zelfs moeder weet het niet.
Zij vraagt het iedere avond
terwijl zij de luiken sluit
en staart in de ziel van het landschap
naar de bomen - maar ze zijn er niet.
Zij vraagt het iedere avond
ze zijn er niet meer vader.
Jouw adem dwaalt over het graan.
Je roept me toe met de koekoek.
En ik herken het gehinnik van paarden
en mijn kinderstem mijn zoon
zegt mij hoe moe ik ben.
KAREL MAARTEN DE LILLE, geboren te Maldegem in 1932 als tweede zoon van dokter Eugeen De Lille, is als letterkundig regent werkzaam in het onderwijs en woont te leper. Hij is tevens zeer bedrijvig als letterkundige, historicus en heemkundige. Hij streeft er blijkbaar naar het Westvlaamse verleden te doen kennen en de Westvlaamse traditie tot nieuw leven op te wekken. Zo is hij reeds | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunstecho'sAntwerpen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ANZ-NieuwsHet Algemeen Nederlands Zangverbond heeft beslist dat zijn zangfeest op 28 mei zal doorgaan, traditiegetrouw in het Antwerps sportpaleis. Minder bekend is de diepgaande en brede culturele werking van het A.N.Z. Zo starten op 15 maart de zg. ‘open zangstonden’; gelijk welke vereniging kan een dergelijke zangstonde aanvragen (één uur samenzang o.l.v. Leo Van Nevel - daarnaast optreden van het ANZ-instrumentaal ensemble en het koor Audite Nova van Antwerpen). Verder is er, zoals reeds vroeger vermeld, de kadervorming: de eerste cursus voor koordirigenten begon te Antwerpen in september jl. (40 cursisten!), in september start men te Hasselt en in 1968 in West-Vlaanderen. Vermelden wij nog de ateliers en de reeks trefdagen voor koren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.T.B.-nieuws 5de Wedstrijd voor amateurfilmsV.T.B.-V.A.B. schrijven andermaal een filmwedstrijd uit voor formaten 8 en 16 mm. Er worden 4 reeksen voorzien: toerisme of folklore, documentaires, animatiefilms en fictiefilms. Prijzen ter waarde van 75.000 fr. Omstandig reglement bij V.T.B.-V.A.B., St.-Jacobsmarkt, 45-47, Antwerpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweejaarlijkse prijs voor Vlaamse humorDe V.T.B. herinnert aan zijn tweejaarlijkse prijs voor Vlaamse humor. Voor 1968 (inzenden vóór 16 december 1967) zijn drie onderwerpen voorzien: ‘Tieners’ (roze humor), ‘Beroepsmisvorming’ (zwarte humor) en ‘De vreugden van het toerisme’ (grauwe humor). Telkens prijzen van 3.000 en 2.000 fr., globaal dus 15.000 fr. Alle inlichtingen bij V.T.B.-secretariaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede scenariowedstrijd V.T.B.Einde 1966 werden de prijzen, verbonden aan deze wedstrijd, uigereikt. Roland Pat- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunstecho'steeuw (Rumbeke) en Aimé Vercruysse-Tierens (Puurs) kaapten de hoofdprijzen weg. Er werden nog een 5-tal onderscheidingen en premies toegekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prijs Vlaamse Provinciën 1966Frank Baur, professor em. van de rijksuniversiteit te Gent en de auteur Ward Ruyslinck zijn de laureaten 1966 van de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies. Eerstgenoemde werd bekroond om zijn gezamenlijk oeuvre, Ruyslinck voor zijn roman ‘Het Reservaat’. Wij wensen de beide laureaten langs deze weg van harte geluk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brugge
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Provinciale wedstrijdenHet Provinciaal Bestuur van West-Vlaanderen herinnert eraan, dat de inzendingen voor de Provinciale prijskampen 1967, Volkskunde en Fotografie, uiterlijk op 30 juni 1967 moeten toekomen bij de Dienst voor Culturele Aangelegenheden, H. Losschaertstraat, te Brugge, alwaar alle nadere inlichtingen te bekomen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brussel
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingennu een stevige schakel in de lange ketting van onderwijsmensen, die willen leven en werken in dienst van hun volk. In 1963 lazen we van Karel M. De Lille een boeiende en leerrijke biografie van Alfons Van Hee. Thans verscheen van hem een nieuw boek: Jan Francies De Zutter (leper, Cartonstraat 40, 1966, 134 blz. - geïllustreerd met talrijke foto's). Die Jan Francies De Zutter is de overgrootvader van de auteur en behoort tot een familie, die wijdvertakt is over West- en Oost-Vlaanderen. In ‘een woord vooraf’ krijgen we volgende toelichting: ‘Een stamboom opmaken, de gevonden gegevens ordenen en bondig neerschrijven in een studie, is een werk van jaren. Slechts drie maanden kon ik aan 't genealogisch onderzoek rond Jan Francies De Sutter besteden en twaalf dagen aan het opstellen van de tekst, daar het boek vóór de familiebijeenkomst te Kanegem op 28 augustus 1966 moest klaar zijn’. Het zijn de afstammelingen van Jan Francies die de uitgave hebben mogelijk gemaakt. Daaraan hebben ze goed gedaan, want het boek loont de moeite voor mensen die zich interesseren voor de ‘goede oude tijd’, waarover we onze eigen ouders en grootouders zo dikwijls hebben horen vertellen. Het eerste hoofdstuk handelt over de voorouders van Jan Francies De Zutter. Het begint bij Pieter de Suttere, die in 1667 te Zomergem is overleden en die de oud-grootvader van Jan Francies is geweest. Die eerste familiegeschiedenis speelt zich hoofdzakelijk af te Zomergem, Bellem, Knesselare, Lotenhulle en Waarschoot. Het zijn allemaal overbekende namen die in de stamboom voorkomen: Van Overbeke, Rotsaert, Claeys, Standaert, Vermeire, Steyaert, Kerckaert, Willems, Huysman, Van Brantegem, De Decker en nog vele andere. De vader van Jan Francies De Suttere was Joannes Josephus De Suttere, die in 1754 te Lotenhulle werd geboren als vijfde van elf kinderen. Hij huwde te Ruiselede een eerste maal in 1781 (zes kinderen) en een tweede maal in 1790 (negen kinderen). Hij stierf te Kanegem, waar hij in 1813 was komen wonen. Zijn naam was nu geworden De Zütter of De Zutter. Op de pachthoeve liet hij een weduwe met tien kinderen na. Zijn jongste zoon Jan Francies was 21 jaar. Jan Francies De Zutter verlaat in 1846 de gemeenschap op de hoeve, werd molenaar en olieslager en huwt in 1853 met de ‘bijzondere’ Maria Meihaeghe te Ruiselede. Reeds volgend jaar overleed de vrouw van Jan Francies te Kanegem. In 1858 trad hij opnieuw in het huwelijk met de landbouwster Rosalie Van Overbeke van Kanegem. Hij was 48 en zij 27 jaar. Op het Molenhof werden twaalf kinderen geboren. Jan Francies overleed op zijn hoeve in 1897. Bij zijn plechtige uitvaart gingen honderd man aan tafel en zij aten ‘54 kilo vleesch’. Rosalie Van Overbeke overleed eveneens op de hoeve in 1916. Na haar begrafenis waren veertig man aan tafel om ‘aardappelen met hennen, eiersaus en hesp en sala’ te eten. Van de twaalf kinderen van Jan Francies De Zutter zijn er twee vroegtijdig gestorven. Het negende was Octavie Marie De Zutter (1867-1940), die in 1894 te Kanegem huwde met Victor De Lille (1863-1940). Zij zijn de veelzijdige begaafde ouders van de grote familie De Lille uit Maldegem. Op het ogenblik zijn er reeds 69 afstammelingen (9 kinderen, 22 kleinkinderen en 38 achterkleinkinderen). Victor De Lille en Octavie Marie De Zutter hebben grote invloed uitgeoefend op hun omgeving. Er was eerst en vooral hun weekblad ‘'t Getrouwe Maldegem’ en daarnaast hun omgang met letterkundigen (Duimpjesuitgaven) als Streuvels, en Timmermans, en met schilders als Modest Huys, Viérin, Blomme, Gorus en Herman Broeckaert. Zij hebben bovendien ook zelf de letterkunde beoefend. De kinderen van Jan Francies hadden allemaal een dichtersziel. Ze hebben talrijke gedichten en andere literaire gewrochten nagelaten. Het wordt een wonder samentreffen, als men weet dat de familie ook verwant was met de Ledegancks. Het vijfde hoofdstuk van zijn boek heeft Karel M. De Lille volledig gewijd aan de ‘dichterlijke aanleg’ van de familie en hij haalt talrijke voorbeelden van deze letterkundige produkten aan. Op 15 augustus 1966 telde Jan Francies De Zutter 170 afstammelingen, van wie er op die datum nog 149 in leven waren. Het spreekt vanzelf dat men bij de lektuur van het boek een en ander aanstreept. We denken aan de familieremedie tegen ‘tandpeijne’ en tegen ‘bloedspeene’. In 1852 verdiende een koewachter ‘thien frank voor zes maanden’ en als ‘goedspenning’ kreeg hij ‘een broed’. Zo komen er tal van wetenswaardigheden voor, die het verleden dichter tot ons brengen. We hopen daarmee een idee te hebben gegeven van de talrijke gegevens die in deze stamboom verwerkt zitten. Met dergelijk boek zullen velen enkele aangename uren willen doorbrengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingen1 Karel M. De Lille
2 Raf Seys
3 Walt van Hemelhuis
Stafke - eigenlijk Gustavinus Mottebol - ‘was een manneke uit de tweede klas. Een ventje als een boontje; kleiner gewis dan de andere leerlingen uit zijn klas. Daarom noemde zijn moeder hem vleiend: Ssstafke.... Maar zijn vader raasde altijd “Tavie”, als hij kwaad was op zijn bengel, want in kattekwaad en deugnietenstreken was ons jochie een haantje vooruit. Dat wisten de eerwaarde zusters uit de kleuterschool, de meesters uit de jongensschool, ja, heel het dorp....’ Wat Stafke dat Zottebolleke als drommelse deugniet zo allemaal uithaalt, wordt ons door WALT VAN HEMELHUIS verteld op eenvoudige, levendige en pakkende manier... met de illustratie erbij. ‘De Gekste Avonturen van Stafke Zottebolleke’, is een boekje dat zeker zijn weg zal vinden naar het jonge publiekje met wie Walt Van Hemelhuis helemaal vertrouwd schijnt te zijn.
De ietwat geheimzinnige titel ‘Skrow 66’ is gewoonweg de afkorting van Schrijvers en kunstenaars in het Rijks-Onderwijs in West-Vlaanderen - Aspect '66 (1966, 20 × 18 cm., 216 blz., 110 clichés, 67 medewerkers. Prijs: 180 fr. te storten op p.r. 1491.06 van Vriendenkring R.M.S., Koekelare). Daarmee heeft inleider en samensteller RAF SEYS meteen nauwkeurig het onderwerp van deze publikatie afgebakend. De uitgave is geschied naar aanleiding van het tienjarig bestaan van de Rijksmiddelbare school te Koekelare en de inwijding van de nieuwe gebouwen. De Vriendenkring van de school had het plan opgevat rondom het opgegeven tema een reeks kulturele aktiviteiten in te richten. Het in druk geven betekende enkel, dat men een blijvende en waardevolle herinnering wilde nalaten. In zijn inleiding heeft Raf Seys zijn werkmetode uiteengezet: ‘Om alle voor deze uitgave in aanmerking komende schrijvers en kunstenaars in ons prospectiegebied op te vissen, zonden we een schrijven aan instellingshoofden van de 90 in West-Vlaanderen gelegen rijksscholen en vroegen hun daarin ons opgave te doen van de schrijvers, beeldende kunstenaars en toondichters onder hun personeelsleden die reeds in de openbaarheid waren getreden met ten minste één boek (schoolboeken uitgezonderd) één individuele tentoonstelling of één publieke uitvoering van een muziekcompositie. Eens de antwoorden binnen, werden de opgegeven auteurs en kunstenaars aangeschreven om hun medewerking te bekomen. Wat in sommige gevallen niet zonder moeite werd gedaan gekregen! Om over de gewenste dokumentatie te kunnen beschikken was er meestal meer dan één woordje nodig...’. Tot zijn grote spijt moet Raf Seys bekennen dat twee verdienstelijke figuren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunstecho'sschriftelijk te wenden tot bovenvermelde dienst. Zij zullen dan een vragenlijst ter invulling ontvangen. Deze aanvraag moet vóór 15 februari 1967 worden ingezonden; inzendingen die na die dag binnenkomen, kunnen in principe niet meer in behandeling worden genomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Expo Rik WoutersDe tentoonstelling ‘Rik Wouters en enkele Brabantse kunstenaars’ blijft nog tot 5 maart geopend in de voorlopige lokalen van het Museum voor Moderne Kunst, Koningsplein, 1, Brussel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Instituut Industriële VormgevingDit instituut is van adres veranderd: momenteel is het gehuisvest aan de Eendrachtstraat, 60, Brussel 5, tel. (ongewijzigd) 02/1301.46. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Scriptores CatholiciOp 17 december werd door de Scriptores Catholici een lunch georganiseerd ter ere van Stijn Streuvels en Burggraaf Charles Terlinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prijs voor architectuurHet Nationaal Instituut voor de Huisvesting richt voor de achtste achtereenvolgende maal zijn jaarlijkse prijs voor architectuur in. Het doel van de prijs is de Belgische bouwkundige verwezenlijkingen, die het best beantwoorden aan de huidige opvattingen inzake gebruik van materialen, esthetiek, indeling, uitrusting en kostprijs, te doen kennen. De prijs wordt begiftigd met een som van 125.000 fr. Hij omvat twee eerste prijzen, een van 40.000 fr. voor een eengezinshuis en een andere, eveneens 40.000 fr., voor een hoogbouw; voorts meldingen ten bedrage van 45.000 fr. Omstandig reglement en deelnemingsbulletin kunnen bekomen worden op het secretariaat van de prijs, Nationaal Instituut voor de Huisvesting, St.-Lazaruslaan, 10, Brussel, 3. (tel. 18.45.70). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prijs van RomeDe 65ste wedstrijd voor compositie, genaamd ‘De Prijs van Rome’, zal plaats hebben te Brussel in 1967. Zij die verlangen aan de wedstrijd deel te nemen, worden verzocht zich te laten inschrijven bij de Algemene Administratie voor Culturele Zaken, Directie voor muziek en lyrische kunst, 3de verdieping, Kortenberglaan, 158, te Brussel 4, vóór 1 maart 1967. (Inlichtingen op voormeld adres, spreeklijn 35.60.40 - binnenlijn 235). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunstecho'sGeluwe
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gent
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeven exposities in Gentse abdijIn het Centrum voor Kunstambachten, in de gewezen Sint-Pietersabdij te Gent, werden in januari zeven tentoonstellingen tegelijk geopend: behalve een expo van Italiaanse kunstboeken en Braziliaanse grafiek, werden vijf tentoonstellingen gewijd aan hedendaagse kunst uit de U.S.A.: fotografie van Young, Cowans, Saunders en Park, beeldhouwwerk en schilderijen van Alexander Calder en een heterogene groep schilderijen uit Belgische privé-verzamelingen. Een groot aantal personaliteiten woonde de opening bij. Vermelden wij hier terloops, dat het Publi-Atelier van Sint-Lucas Gent van 3 tot 30 januari experimentele fotografie exposeerde in Galerij Oranje, aan de Gentse Nederkouter. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harelbeke
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontmoetingenontbreken: Armand Destanberge (R.M.S. Blankenberge) en Alexis Roose (R.M.S. Brugge en R.T.S. Menen). Over beiden geeft de inleiding een kort woord. Het is ook niet uitgesloten dat sommigen werden vergeten. Zoals in soortgelijke uitgaven gebruikelijk is, wordt geen oordeel geveld over de betekenis van de schrijver of kunstenaar en wordt evenmin een literair of artistiek standpunt ingenomen: ‘de grootte van de portretten en van de reproducties der kunstwerken, de lengte van de biografische en artistieke nota's, het aantal gedichten of bladzijden proza, dit alles houdt daarmee niet het minste verband en is alleen afhankelijk van de mogelijkheden die ons door de kunstenaars zelf, soms door de technische afwerking van de uitgave, geboden werden’. We hebben hier te doen met een interessant, betrouwbaar en degelijk uitgegeven dokumentatieboek. Zoals reeds gezegd, geeft de titel de grenzen aan. Het verschaft niets anders dan gegevens over schrijvers en kunstenaars in het rijksonderwijs in West-Vlaanderen. Op zichzelf een vrij indrukwekkend bilan!
Remi Van de Moortel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Provinciale prijzenWest-Vlaanderen Bij het ter perse gaan ontvangen wij de reglementen van de prijskampen, voor 1967 uitgeschreven door de Provincie West-Vlaanderen (Dienst voor Culturele Aangelegenheden, Hugo Losschaertstraat, 3, Brugge). De prijzen worden voorbehouden aan: het jeugdboek, het toneelwerk, de architectuur en de vocale compositie. Telkens een prijs van 25.000 fr. plus, voor elk genre, een bedrag van 15.000 fr. voor aanmoedigingspremies. Jeugdboek en toneelwerk moeten tegen 1 juli a.s. worden ingezonden, compositie en architectuur: 1 oktober e.k. De deelnemers moeten Belg zijn, in West-Vlaanderen geboren zijn of er sedert tenminste 5 jaar verblijven. Alle nadere inlichtingen kunnen ingewonnen worden op bovenvermeld adres. Nu reeds wordt de provinciale prijskamp voor geschiedenis 1969 aangekondigd. De Provincie laat wel haar voorkeur blijken voor enkele opgegeven onderwerpen, maar laat evenwel de deelnemers volkomen vrij in het bepalen van hun onderwerp, àls het maar betrekking heeft op West-Vlaanderen, in de ruimst mogelijke zin genomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZoekertjesGevraagd:
Te koop:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verbondsberichtenNieuwe ledenOp 21 januari 1967 aanvaardde onze Raad van Beheer andermaal een aantal nieuwe leden, die natuurlijk van harte welkom worden geheten. Het zijn: Brabant Piet Gilles, Leuven (P) en Gerda Heynen, Brussel (L). Oost-Vlaanderen Tony Albrecht, Gent (P); Victor De Neve, Aalst (P) en Etienne Peirsman, Beveren-Waas (L). West-Vlaanderen Frans Bakker, De Haan (P); Etienne Bruneel, Roeselare (P); Walter Callewaert (Colow), Kortrijk (P); André Debaveye, Kuurne (P); Marc Deltour, Rekkem (P); Mia Deprez, Izegem (P); Paul Maes, Oostende (P); Frans Soete, Roeselare (M); Jin Stragier, Uitkerke (P) en Edith Vergote, Rumbeke (M). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verkiezingen bestuurOp 31 december jl. verstreken de mandaten van voorzitter, redactieleiders en secretarissen, zodat onze Raad van Beheer op 21 januari 1967 tot verkiezingen moest overgaan. Alle uittredenden werden eenparig herkozen, uitgezonderd wat betreft het verbondssecretariaat, waar de kwestie anders lag, daar Lucien Dendooven de wens had uitgedrukt niet meer met een nieuw mandaat belast te worden, gezien zijn al te drukke persoonlijke bezigheden. Lucien neemt hiermee evenwel geen afscheid en aanvaardde lid te worden van onze redactieraad. In deze raad werd tevens opgenomen Paul Tanghe, attaché bij het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. De taken van ons Verbondssecretariaat zullen voortaan uitgevoerd worden door een tweemanschap: Luc Vercruysse en Walter De Taeye. In ons volgend nummer zullen wij een overzicht brengen van de bevoegdheden van elk lid van ons bestuur, aan de hand waarvan het voor ieder lid van ons Verbond duidelijk zal zijn tot wie zich te wenden in bepaalde aangelegenheden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Licht in de grafische jungleIn een krant van 1829 stond een bericht over Oostendse werklieden die vestingen aan het slopen waren en er op een goede dag mee zijn opgehouden omdat, zo schreef het blad, het toch goed zou zijn wanneer die mensen zóveel zouden verdienen, dat zij ervan leven konden... Wanneer je in het kunstonderwijs staat en de beste van je oudleerlingen komen je op een goede dag vertellen dat de tekenstiel, die wij hen aangeleerd hebben, een rotstiel is omdat ze er hun brood niet eens mee kunnen verdienen, dan krijg je een kater als na een stevige fuif. Na bijna honderd en veertig jaar vooruitgang verschijnt nu in een blad als ‘Vlaanderen’ deze verbluffende bekentenis. Als wij ons niettemin schamen dat wij het zover hebben laten komen, dan is er geen verontschuldiging voor een generatie die de tekenaarsstiel tot een van de minderwaardigste heeft laten aftakelen die er nog bestaan, een generatie goedzakken die zich door o zo vredelievende instellingen, weldadigheidscomités, oervlaamse uitgevers en superidealistische vriendenkringen heeft laten voorschrijven of zij op zondag eten op tafel zullen hebben of niet. Wij schudden zogezegd de ontwerpen uit onze mouw, maar niet het brood. Deze stiel is op financieel gebied een tweederangsstiel geworden, een bijverdienste of heel gewoon knechtenwerk. Zolang wij dit blijven aanvaarden, blijft het onze schuld als wij weer generaties onbezoldigde idealisten opfokken ten gerieve van onze onvolprezen kunstverhandelaars. Er bestaat slechts één middel: wij moeten ons samenvoegen en, zoals de musici en de schrijvers het doen, aan reproduktievoorwaarden werken. Ons werk, en dat staat in elk statuut van grafici in binnen- en buitenland, moet onze eigendom blijven. De gebruikers krijgen alleen het recht daar reprodukties van te maken waarvoor zij ons, per nieuwe opgave, moeten vergoeden, en dat kan zeer vérstrekkend zijn. Wij beseffen de waarde van ons werk te weinig in vergelijking met wat anderen er aan kontanten uithalen. Wij zijn gewoon generaties | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunstecho'sHasselt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kapellen
|
- | Einde 1966 verscheen: Guido-Gezellekroniek, nummer 4. Inhoud: o.a. bijdragen door J. De Cuyper, B.F. Van Vlierden, J.J.M. Westenbroek (over Erospolemiek), R.F. Lissens, R. De Coninck,... daarbij mengelmaren, archivalia, bibliografie, boekbesprekingen e.d.m. (Verschijnt ongeveer jaarlijks, delen 1, 2 en 3 nog verkrijgbaar, elk circa 200 bladzijden, 120 fr. per nummer). |
- | Verschijnt voorjaar 1967: Dr. B.F. Van Vlierden, Guido Gezelle tegenover het dichterschap (circa 400 bladzijden) en J.J.M. Westenbroek, Van het leven naar het boek. Onderzoek naar het ontstaan en de aard van Guido Gezelles Gedichten, Gezangen en Gebeden (1862-1879-1893), circa 400 bladzijden. |
- | In voorbereiding: een soort Gezellepaperback: meningen, essays, besprekingen van het werk, de persoon, het belang van Gezelle (geen herdrukken dus) door een schaar letterkundigen uit Noord en Zuid. |
- | In voorbereiding: Iconografisch Gezellealbum. |
- | Voorzien wordt, met steun van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, een inventarisatie van Gezellehandschriften. Hiertoe zou een persoon worden vrijgesteld. Doel: o.a. inventariseren, beschrijven, voor studie toegankelijk en veilig stellen van de Gezelledocumenten. |
- | De jaarlijkse vergadering van de leden van het Genootschap (zie ‘West-Vlanderen’, Gezellenummer 1966, bijdrage door Karel De Busschere over het Genootschap) werd gehouden op 30 april 1966, Eikenhof, Kapellen (Antw.). Onder andere werd André Demedts verwelkomd als nieuw lid van het |
kunstecho's
gezelschap. Hij hield een interessante lezing over het thema van de bomen in het werk van Gezelle (kroniek 5, 1967). Vanzelfsprekend werd ook J. De Cuyper gehuldigd; Karel de Busschere hield een pittige rede. - Wie op de hoogte wil gehouden worden van de activiteiten en de uitgaven van het genootschap, schrijve aan: Guido Gezellegenootschap, Kapelsestraat, 198, Kapellen (Antwerpen).
Leuven
Benoeming
Clem De Ridder, nationale secretaris van het Davidsfonds, werd onlangs benoemd tot lid van de nederlandstalige afdeling van de Hoge Raad voor Volksopleiding, zulks in opvolging van mgr. Janssen, ontslagnemer. Hartelijke gelukwensen!
Davidsfondsprijzen
Het Davidsfonds looft twee jaarlijkse prijzen uit van elk 10.000 fr. Een eerste prijs wordt toegekend aan de auteur van de beste reeks artikels of reportages in Nederlandse bladen of tijdschriften of van een reeks uitzendingen in de Nederlandse radio en t.v. over de actuele Vlaamse problematiek. De andere prijs wordt toegekend aan de redactie van het Nederlandse blad of tijdschrift, van de Nederlandse radio- of t.v.-uitzending, die geregeld de nauwkeurigste voorlichting geeft over de actuele Vlaamse problematiek. Verdere inlichtingen bij: D.F., Blijde-Inkomststraat, 79, Leuven.
Oostduinkerke
Kunstavond C.V.K.V.
Op 26 januari werd, voor de Davidsfondsafdeling Oostduinkerke, opgetreden door een groep kunstenaars uit het C.V.K.V., nl. Bert Bijnens, André Bulthé, Lia Timmermans, Corine Toussein en Gust Vermeille. Gespreksleider was Kan. Dr. Albert Smeets.
Oostende
Nieuwe Galerij
In december jl. werd door de directie van de kunstgalerij ‘Onze schilders’ een derde galerij geopend, onder de naam ‘Bel Air’ en gelegen rechtover het Kursaal.
Tentoonstelling Europa 1900
Van juni tot oogst 1967 wordt te Oostende, op het thema ‘Europa 1900’, een internationale expositie ingericht van formaat, zulks in het kader van de viering ‘Oostende 700 jaar stad’.
In en door die tentoonstelling zal men een rijk en volledig overzicht krijgen van de
verbondsberichten
lang ondergedoken in verdeeldheid, in stand gehouden door een paar geslepen handelslui. Wij moeten voor het werk van onze geest en onze handen een blijvend inkomen verkrijgen, want daar ligt precies de levensader van ons beroep. Alleen aan deze voorwaarden kunnen wij in leven blijven en een bestaan verzekeren aan onze begaafde kinderen. De kunstscholen beseffen dit te weinig. Zij onderwijzen er maar lustig op los, maar bekommeren zich geen snars om de toekomst van hun kwekelingen. Precies omdat een goed deel van het onderwijzend personeel toch onder dak zit en soms tegen onderkruipersprijzen iets bijverdient.
Wij moeten de samenwerking verkrijgen van de scholen, de beroepsgrafici en diegenen die het willen worden. Wij moeten eerlijk de zaken durven zeggen en er de nodige conclusies uit trekken. Wanneer wij de uitgeverswereld groot maken dan willen wij daar in zoverre deel aan hebben, dat wij zodanig betaald worden dat wij ervan kunnen leven, en dit is beslist niet onbillijk. Het is niet waar dat een uitgever er niet kan komen als hij zijn tekenaars rechtmatig betaalt; wanneer dit wel het geval is dan moet hij ermee ophouden, dit is onwaardig.
Vele van de tegenwoordige uitgaven, vooral dan de kinderboeken en de gelegenheidsgrafiek, zijn precies uitsluitend gebaseerd op het tekenwerk en vergeleken met het te verwaarlozen beetje begeleidende tekst, waar de schrijver wél auteursrechten voor trekt, vergt het tekenwerk het leeuwenaandeel. Wat een uitgever in dit geval illustratie of gelegenheidsprentjes noemt, vormt de basis van zijn succes en een goed deel van zijn inkomen. Het moet echter gezegd dat een paar uitgeverijen werkelijk fair handelen en allang de belangrijke plaats van de tekenaar in hun bedrijf hebben aanvaard. Zij hebben naast dit van de auteur of de verschillende medewerkers, een zelfde kontrakt van honorarium opgemaakt voor de tekenaar. Wij zijn allemaal wel eens het slachtoffer geweest van de gebruikelijke stelregel: de tekenmarkt moet laag gehouden worden door de onder-de-marktwerkers tegen de beroepsmensen uit te spelen. Er zijn altijd tekenaars geweest die niet eens het tiende van de normale prijs durven vragen. Deze mensen uitbuiten is al even schandelijk als het misleiden van een blinde. Een tekenaar echter zijn rechtmatig door de kamer van grafici vastgesteld loon omzeilen, terwijl men geen kik geeft als de rekening van de garagehouder, de slager of de loodgieter wordt aangeboden, is discriminatie.
Het wordt daarom tijd dat de verhouding tot de uitgeverswereld over een andere boeg wordt gegooid. Wat twintig jaar eerder had moeten gebeuren, is zich nu aan het voltrekken in de vorm van een overkoepelende vereniging van alle tekenaars, die zowel een minimum-barema als de leveringsvoorwaarden zal vaststellen en ervoor zal zorgen dat alle tekenaars en alle instanties, die enigszins met tekenaars in aanraking komen voor het verstrekken van opdrachten, op de hoogte worden gesteld van de menswaardige voorwaarden waaronder de vakmensen wensen te werken. Er zal dan eindelijk eens licht komen in deze jungle.
verbondsberichten
Ten einde het vuur wakker te houden, dat eerstdaags misschien zal opvlammen onder de vorm van een algehele samenwerking onder de Vlaamse grafici, weze hier een voorbeeld ten tonele gevoerd om de noodzakelijkheid van een degelijke organisatie, die kan optreden, duidelijk te maken. Hoe met een plakkaat kan gesold worden geeft het hiernavolgende voorbeeld weer, een voorbeeld uit duizenden. Bovenstaande affiche, die van 1953 stamt en destijds zonder leveringsvoorwaarden werd afgehandeld, is door de vroegere opdrachtgevers weer opgerakeld en in herdruk gegeven tegen de zin in van de auteur die, bij gebrek aan leveringsvoorwaarden, alleen zijn tegenzin heeft kunnen betuigen over het ontwerp dat op zijn minst gedemodeerd is (wie van de heren inrichters rijdt nog in zijn wagentje van 1953?). Om de kroon op het werk te zetten, werd zowel de kleur als de vorm eigenmachtig gewijzigd zonder toestemming maar mét de signatuur van de maker.
Buiten beschouwing gelaten of dit nu uit onwetendheid van beide partijen is gebeurd, had voor dit speciale geval een leveringskontrakt dienen opgemaakt te worden, vermeldende ongeveer dit:
- | De auteur bewaart het materiële en artistieke eigendomsrecht over zijn creatie. Het ontwerp zal hem worden teruggestuurd na reproduktie daarvan. |
- | De wet op de auteursrechten (wet van 22 maart 1886 en 16 april 1934) verbiedt elke wijziging van de vorm of de kleur van het ontwerp, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de auteur.
De reproduktietermijn kan worden bepaald voor bv. 5 jaar, wat niet uitsluit dat binnen deze termijn elke herdruk het voorwerp uitmaakt van een bijkomstig honorarium. |
- | Het honorarium behelst de oplage en de bestemming die vooraf werden vastgelegd. Voor het gebruik van dit ontwerp ten gerieve van een andere bestemming als de voorgeschrevene, zal de toestemming van de auteur gevraagd worden en moet een eventuele supplementaire vergoeding voorzien worden. |
Hopelijk werd hiermee duidelijk aangetoond hoe moet tewerk gegaan worden en hoe het meestal niet gebeurt, ten nadele van de graficus. Er zullen denkelijk weinig grafiekers zijn, die niet een of ander dergelijk staaltje of zelfs ‘sterk verhaal’ uit hun loopbaan weten te vertellen, zonder te spreken van de gevallen, waarin het honoreren van hun ontwerp gewoon nooit heeft plaatsgevonden en zij zich nooit hebben kunnen verdedigen. Het ware leerrijk al deze sterke verhalen eens te kunnen publiceren. Het is niet alleen nodig dat de grafieker weet hoe hij onaangenaamheden kan vermijden, maar het is ook voor de opdrachtgevers niet méér dan fair-play om zich bij gegronde eisen van de grafiekers aan te sluiten. Mocht het tot een werkelijke organisatie van Vlaamse grafiekers komen, dan zijn hun ervaringen, en evenzeer deze van uitgevers en dergelijken, steeds welkom.
Alber Setola
Het auteursrecht en de beeldende kunst
Het kan in zekere zin bevreemdend lijken, dat de praktische toepassing van het auteursrecht op het plan der beeldende kunst een zo grote achterstand heeft opgelopen, in vergelijking met de andere kunstvormen. Inderdaad, aan wettelijke bescherming ontbreekt het zeker niet!
‘De auteur van een letterkundig of artistiek werk heeft alleen het recht hetzelve te reproduceren of er de reproduktie van toe te laten, op welke wijze en onder welke vorm het ook zij’ (wet van 22 maart 1886, artikel 1).
‘Afstand van een kunstvoorwerp brengt geen afstand mede van het recht van reproduktie ten voordele van de koper’ (zelfde wet, artikel 19).
‘Alle tekeningen en modellen, 't is te zeggen alle schikkingen van lijnen, van figuren, van kleuren of van plastische vormen, getekend, aangebracht, gegraveerd, gebeeldhouwd, gedreven, gegoten, geweven, geborduurd, enz..., welke voor doel hebben aan een produkt een nieuw voorkomen of een eigenaardige vorm te geven, zijn onderworpen aan de bepalingen van de wet dd. 22 maart 1886 op het auteursrecht’ (wet van 4 mei 1936, artikel 1).
‘De Belgen mogen, van 27 augustus 1951 af, tot eigen voordeel, in België de toepassing eisen van de bepalingen der internationale overeenkomst voor de bescherming van kunst en letterkundige werken, gesloten te Brussel op 26 juni 1948, in al de gevallen waar deze bepalingen gunstiger zijn dan de Belgische wet tot bescherming van de kunst- en letterkundige werken’ (wet van 27 juli 1953, enig artikel). Deze mogelijkheid is van bijzonder belang voor de fotografen, wier werken nu niet meer artistiek dienen te zijn (een zeer subjectief begrip
kunstecho's
geest en atmosfeer die de eeuwwende eigen waren; een confrontatie dus van de verschillende strekkingen in de verschillende takken van kunst en leven: architectuur, meubelen, sier- en gebruiksvoorwerpen, schilder- en beeldhouwkunst, grafische kunsten, affiches, uitgeverij, juwelen, mode en kapperskunst, techniek, filmkunst, fotografie, praatmachines, sport, schouwburg, muziek en zo meer. ‘Europa 1900’ wordt een gebeurtenis, die de ruimste aandacht verdient.
Outrijve
Tentoonstellingscyclus ‘Kunst van Vandaag’
In het Studiecentrum ‘Alta Ripa’, Doornikstraat, 110, te Outryve, wordt, onder patronage van de firma Bekaert-Zwevegem, van 27 januari tot 26 februari een nieuwe tentoonstelling in de reeks ‘De Grafiek’ gehouden. Ze is gewijd aan de lino, de houtsnede en de houtgravure, en de volgende kunstenaars stellen er hun werk tentoon: ‘De Vijf’ (Jan Cantré, Jozef Cantré, Frans Masereel, Joris Minne, Henri Van Straten) en Georges Comhaire, Jean-Jacques de Grave, Victor Delhez, Gerard Gaudaen, Ghislaine Geerts, Maurice Haccuria, Herman Lampaert, Jozef Noreille en André Toussaint. Elke dag toegankelijk van 9 tot 21 uur.
Peer
Limburgs Ontmoetingscentrum voor Plastische Kunsten
Tijdens het voorbije werkjaar heeft dit Centrum, in samenwerking met het Nederlands Bijbelgenootschap en het Aartsbisschoppelijk Museum van Utrecht, de tentoonstelling ‘Bijbel en Kunst van nu’ georganiseerd. Voor het volgende werkjaar zijn de plannen op Frankrijk gericht en het belooft andermaal een hoogstaande manifestatie te worden. De financiële inspanning, eraan verbonden, is echter zwaar en het Centrum doet een beroep op alle kunstminnenden om lid te worden. Zulks kan mits storting van 100 fr. (steunend lid), 250 fr. (erelid) of 1.000 fr. (beschermlid). Aan alle inschrijvers wordt een mooi gedenkboek toegezonden.
Scherpenheuvel
Artiestenmis
Op initiatief van het Comité Concerten Basiliek Scherpenheuvel, onder het erevoorzitterschap van Mgr. J. Vijverman, zal voortaan om de twee maanden een artiestenmis worden gegeven in de basiliek. Dit geschiedde reeds een eerste maal op 8 januari. Guido Heremans, bariton, en Felix Hullebroeck, organist, vertolkten werken van Purcell, Vivaldi, F. Bach en J.S. Bach.
kunstecho's
Tielt
Eerste Poëzieprijs van de Stad Tielt
De Stedelijke Kultuurraad van Tielt schrijft, samen met het Stadsbestuur, een poëzieprijs uit, ten bedrage van 10.000 fr. Maximum 3 niet gepubliceerde gedichten inzenden, in 5 exemplaren, onder schuilnaam of kenspreuk en uiterlijk tegen 1 april a.s. aan ‘Eerste Poëzieprijs van de Stad Tielt’, stadhuis van de inrichtende Stad.
Jury: Frans Buyle, André Demedts, Anton van Wilderode, Wim Zaal, Walter Haesaert (secretaris).
Proclamatie: medio 1967.
Alle inlichtingen op bovenvermeld adres.
Turnhout
In memoriam Jos Op de Beeck
Eind december overleed te Oud-Turnhout Jos Op de Beeck, broer van Leo - de bekende jeugdschrijver - en van Theo - al even bekend in de wereld van het toneel en de t.v. De overledene had het vooral gezien in de kleinkunst, waardoor hij in geheel de Kempen een zeer bekende figuur werd. Hij schilderde ook - de jongste tijd zelfs zeer intens - en beeldde vooral de Kempen en de Kempense mens uit.
Wij brengen hem langs deze weg een laatste groet en bieden aan de familie en naastbestaanden onze christelijke deelneming aan.
Vaalbeek
Pro Arte Christiana
Het jaarboek 1966 van Pro Arte Christiana verscheen zopas: een voorbeeld van typografische verzorging. Naast het verslag van het werkjaar 1965-1966, wordt ook het programma 1966-67 voorgesteld en daaruit lichten we de volgende, nog te verwezenlijken exposities:
Leuvense schilders (februari), Bijbeltentoonstelling, moderne, geïllustreerde Bijbeledities uit binnen- en buitenland (maart), Wandtapijten (april), Religieuze kunst, vnl. beeldhouwkunst (april-mei), Godfried Vervisch (mei-juni), P. Geroen en P. Achiel (junijuli) en een doorlopende zomertentoonstelling ‘Kunst in ieders bereik’.
Waregem
Gavergalm-nieuws
Het gemengd koor ‘Gavergalm’, o.l.v. Albert François, trad tijdens het voorbije najaar verscheidene malen met groot succes op in het buitenland. Vermelden we, op 7
verbondsberichten
overigens!) maar wel een origineel karakter moeten vertonen, dat kan blijken uit een reeks elementen als de belichting, tijdopneming, achtergrond, keuze van emulsies en papiersoorten, enz.
In het kader van deze losse overwegingen is het niet mogelijk verder uit te weiden over het auteursrecht in al zijn verscheidenheid, maar, zoals men kan zien, beschikken de beeldende kunstenaars over een sluitend geheel van wetteksten om hun belangen te vrijwaren. Hoe verklaart men dan de menigvuldige klachten der betrokkenen in verband met de toepassing van deze wettelijke bepalingen? In België is het auteursrecht immers geen onbekende, gezien de Belgische auteursvereniging in 1966 ongeveer 254 miljoen rechten heeft geïnd voor het door haar vertegenwoordigde internationaal repertorium!
Wij menen hier twee der voornaamste oorzaken te kunnen aanwijzen.
Vooreerst het feit dat het auteursrecht voor het grootste deel der beeldende kunstenaars een secundair aspect vertoont. Het komt er in de eerste plaats op aan naam te maken, werk te verkopen. En in de verhouding gebruikers vs schepper (kapitaal vs kunstenaar) voelt de alleenstaande kunstenaar zich niet sterk genoeg om, wanneer het geval zich voordoet, nog bijkomende rechten op te eisen. Waarbij iedereen uit het oog verliest dat dit slechts zijn - wettelijk vastgelegd - goed recht zou zijn.
Vervolgens het ontbreken van elke efficiënte samenwerking onder de leden van deze groep belanghebbenden. In onze twintigste eeuw is de individuele verdediging van materiële belangen praktisch ondenkbaar. Of ziet men soms een schlagercomponist zelf zijn rechten gaan innen bij de talloze gebruikers in binnen- en buitenland?
Wij weten het, zowel het wezen der besproken kunstuitingen als onze eigen volksaard maken een dergelijke samenwerking zeer moeilijk, maar het moet ons inziens toch mogelijk zijn dat bewust levende kunstenaars - die onvermijdelijk geconfronteerd worden met de materiële kant van hun bedrijvigheid - juist op dàt plan de handen ineenslaan en één front vormen ten overstaan van de gebruikers die wèl georganiseerd zijn.
Het ligt voor de hand dat vruchtbare besprekingen en overeenkomsten met de syndikaten van pers- en boekuitgaven, met vertegenwoordigers uit handels- en nijverheidsmilieus, alleen dàn tot stand kunnen komen, wanneer de gesprekspartner spreekt in naam van de quasi-totaliteit der belanghebbende kunstenaars. Hoe is de toestand op dit ogenblik in België?
De Belgische auteursvereniging SABAM, afdeling beeldende kunst, vertegenwoordigt in België en Nederland het gehele Franse repertorium, kunstschilders, beeldhouwers, tekenaars en fotografen. Zij wil graag een zelfde werking aan de dag leggen voor de Belgische kunstenaars en de uiting zijn van hun gerechtvaardigde wensen in het kader van de wettelijke beschikkingen terzake. De bestaande beroepsorganisaties worden dan ook uitgenodigd zich in verbinding te stellen met SABAM, Wetstraat, 61, te Brussel 4, waar de afdeling beeldende kunst zich ter beschikking houdt om met hen de betreffende problemen te onderzoeken. Vanzelfsprekend zijn de kunstenaars zelf steeds hartelijk welkom! Opiniepeilingen onder de aangeslotenen geven dan aan de vereniging de nodige richtlijnen voor een optimale behartiging van hun belangen.
Een - te verwezenlijken - ideale toestand is deze, waarin de auteursvereniging als volwaardige spreekbuis der beeldende kunstenaars optreedt om te waken over de eerbiediging van hun rechten, en als administratief tussenpersoon de materiële kant der auteursrechterlijke verhoudingen voor haar rekening neemt. Dit kan in de praktijk werkelijkheid worden, wanneer de betrokkenen zich bewust worden van de grote kracht, die schuilt in een moderne en efficiënte samenwerking.
Wij durven te geloven dat de tijden hiervoor rijp zijn!
J. Van den Driessche
U hebt zelf kunnen vaststellen, dat de Redactie moeite noch kosten spaart om U waar voor uw (lees)geld te geven en zelfs méér dan dat. Om die reden aarzelen wij niet U om een dubbele dienst te verzoeken:
- | hernieuw dadelijk uw abonnement, indien U dat tot nog toe verwaarloosde |
- | en stort tegelijk het leesgeld van een nieuwe abonnee (= iemand, die niét geabonneerd was in 1966); op die wijze spaart U zelfs 50 fr. uit. Economie en cultuurspreiding gaan inderdaad hand in hand (in dit geval althans). |
kunstecho's
oktober, een programma van Vlaamse koormuziek in de zaal van de Opera te Rijsel, op uitnodiging van het jubilerend ‘Ensemble Vocal de Lille’ (leiding: Christian Legros). Nederland kwam aan de beurt op 12 en 13 november, en wel in het Concertgebouw te Haarlem (op uitnodiging van de K.T.C. Laudamus en in samenwerking met het kathedraalkoor Sint-Bavo en het symfonieorkest Haerlem) en in de Sint-Bavokathedraal aldaar (uitvoering van de Missa Pro Pace voor vier gemengde stemmen a cappella van Joseph Ryelandt).
De buitenlandse pers liet zich over deze concerten zeer lovend uit. Vermelden wij ten slotte nog de muzikale omlijsting door ‘Gavergalm’ van de Demedtshulde te Kortrijk, op 11 december jl.
Jaarvergadering Comité Frans-Vlaanderen
Deze vergadering ging door op 28 januari. De agenda bevatte o.m. verslagen over de voorbereidende vergaderingen van de verschillende secties en een gedachtenwisseling over de voorbereiding van de Cultuurdagen te Waregem en te Ekelsbeke, alsmede over de Taal- en Letterkundige Prijsvraag voor Frans-Vlamingen.
Westouter
Corneblomme-kalender
14 januari: Koningsfeest; 24 jan.: Muziekwerkgroep in Huize Malegijs; 10 febr.: Helene van Herck; 11 febr.: in Den Haag uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijs aan Flor Barbry; 21 febr. laatste muziekclub van het huidige werkjaar; 21 maart: 1ste lustrumviering van de Corneblomme.
Wij vestigen er de aandacht op dat de Westhoek-plaat opnieuw verkrijgbaar is (tekst: Djoos Utendoale - presentatie: Gerard Vermeersch), o.m. bij het secretariaat, ‘Malegijs’, Dries, Kemmel.
Zwevegem
Boekenbeurs Davidsfonds
Van 28 januari tot en met 4 februari werd door D.F. Zwevegem een boekenbeurs ingericht. Meegaande hadden ook verscheidene opgemerkte kunstmanifestaties plaats, o.m. een vertelavond door Fred Germonprez, een spreekbeurt door de Cultuurattaché van de Ambassade van Zuid-Afrika, over de letterkundigen van zijn land, een voordrachtavond door Paul Brondeel, Lucien Dendooven en Paul Vanderschaeghe, en de opvoering van een eenakter door het Zwevegems Jeugdtheater.
vrije tribune
Het ligt in de bedoeling van onze redactie in elk nummer minstens één bladzijde voor te behouden aan ‘Vrije Tribune’, een rubriek waarin - zoals de titel aanduidt - elkeen vrijuit zijn mening omtrent Verbond, tijdschrift, artistieke gebeurtenissen en het kunstleven in het algemeen, kan naar voren brengen. Brieven of uittreksels ervan, die geplaatst worden, zullen met de naam van de schrijver ervan, en de naam van diens woonplaats voluit ondertekend worden. Dat elke correspondent verantwoordelijk is voor hetgeen hij aldus aan de openbaarheid prijsgeeft, is evident. De bedoeling van ‘Vrije Tribune’ is inderdaad ook de lezer eens aan het woord te laten op het specifieke gebied, waarop Verbond en tijdschrift zich bewegen.
Wedstrijdeninformatie
‘Vlaanderen’ geniet al mijn belangstelling, zowel presentatie als inhoud. Mag ik me nochtans een bemerking permitteren? Er bestaat een groot aantal prijzen, uitgeschreven voor schilderkunst (Olivetti, Talens, Jonge B. Schilderkunst, Campo, Knokke, Oostende, enz.) Zelden vind ik de tijdige aankondiging ervan met adressen (aanvraag formulieren...) in uw tijdschrift. Bestaat er mogelijkheid hieraan te verhelpen?
Jaak Beckers, Rijmenam.
Onze redactie doet wat mogelijk is om elke wedstrijd, welke kunsttak deze ook betreft, tijdig aan te kondigen. Er mag echter niet uit het oog verloren worden, dat ‘Vlaanderen’ pas om de twee maanden verschijnt, en dat in de vloed van de te verwerken berichten af en toe iets door de mazen glipt. Wellicht is het aangewezen dat onze leden, verbonden door een sterk solidariteitsgevoel, de redactie een handje toestaken en alle mogelijke wedstrijdeninformatie bezorgden aan het redactiesecretariaat?
Ontbrekende namen?
Het laatstverschenen nr. (muziek) verdient alle lof, zoals overigens ook de andere, die altijd biezonder verzorgd en zeer lezenswaardig zijn. Alleen is het jammer dat enkele grote namen ontbreken die, mijns inziens, niet hadden mogen vergeten worden, zoals: Lieven Duvosel, Robert Herberighs, Omer Van Puyvelde. Ik signaleer U dat alleen ter inlichting, niet als kritiek op Uw verdienstelijk werk.
Hans Melen, Deinze.
‘Snapshots’ zijn wat ze zijn. En tot Vlaanderens muzikaal ‘verleden’ behoren noch Herberighs, noch Van Puyvelde, vermits ze - gelukkig - nog in leven zijn. Wat Duvosel betreft: hij kon niet in onze ‘necrologie’ worden opgenomen, omdat dit hoofdstuk - zie de inleiding ervan - slechts dié Vlaamse componisten belichtte, die minder dan tien jaar overleden zijn.
Gelijke kansen bieden
Voorstel ten behoeve van onze Vlaamse auteurs, componisten, kunstenaars, artisten, kineasten e.d.m.
Het is een feit dat de radio en de televisie de machtigste massa-media zijn in onze huidige culturele wereld. In landen (bv. de U.S.A.) waar de zenders vrije commerciële ondernemingen zijn, is er van een strak staatsmonopolie geen spraak. In andere landen, zoals bv. België, zijn radio en TV. een uitsluitend staatsmonopolium, en zijn hun bedienaars dus parastatale beambten, betaald door de massa der taxe- en belastingbetalers. Het groot bestuursorgaan, de raad van beheer van de B.R.T. (of R.T.B.), is samengesteld op louter politieke basis, uit vertegenwoordigers der drie traditionele partijen, en dient erover te waken dat ‘de grote koek’ zonder discriminatie van opinies, personen of groepen, eerlijk verdeeld wordt.
Dat is de theorie, doch iedereen weet nu wel dat het in de praktijk helemaal anders kan gaan. Dat favoritisme en discriminatie, vriendjesdiensten en clan-invloeden niet uitgesloten zijn, wanneer de louter objectieve, onpersoonlijke en kwalitatieve beoordeling door jury's en leescomités dikwijls ontbreekt. De meerderheid onzer Vlaamse schrijvers en kunstenaars heeft immers moeten ervaren dat degelijke werken dikwijls worden afgewimpeld door de terzake bevoegde BRT-diensten, die zich doorgaans verschuilen achter naamloze (on)verantwoordelijken, terwijl niemand van de verantwoordelijke aangestelden enige verantwoordelijkheid wil opnemen. Tenslotte is er geen enkel hoger beroep voor de afgewezen verongelijkten mogelijk. Een culturele discriminatie die willekeurig en onverantwoord op ons aller kosten blijft bestaan, zonder enige controle.
Om dergelijke misstanden en (machts)misbruiken recht te zetten, en om aan al onze Vlaamse scheppende schrijvers en kunstenaars gelijke kansen te geven volgens een verdelende rechtvaardigheid (wat toch de theoretische BRT-bedoelingen waren) volgend voorstel:
Aan elk der daartoe bevoegde B.R.T.-diensten van radiozender Brussel en van de Vlaamse televisie worden volgende jaarlijkse uitzendingen principieel opgelegd:
1. - Letterkunde: een uitzending verzorgen van (delen uit) het werk van iedere Vlaamse schrijver (romancier, essayist, dichter, verhaler, enz.) die erom verzoekt. De duur ervan wordt berekend op basis van zijn leeftijd en zijn gepublicerde werken, en dit in opgaande lijn. Zo bv. 15' minimum voor een auteur, jonger dan 30 jaar, met minstens 1 verschenen werk. Voor een auteur van 60 j. met minstens 2 gepubliceerde werken: minimum 60' uitz. in radio-Brussel. Voor
vrije tribune
ieder Vlaams schrijver van radio-verhalen of luisterspelen of van TV-spelen, een uitzending van minstens 30', verder in opgaande lijn volgens leeftijd en aantal werken.
2. - Muziek en zang (ernstig genre): Uit het werk van ieder VI. componist die erom verzoekt, minstens 30' uitz. in radio-Brussel. Voorts in opgaande lijn volgens leeftijd en werken, tot max. 3 uur. In de TV minstens 10'.
3. - Plastische kunst: aan het werk van ieder Vlaams schilder, beeldhouwer, grafieker, enz. die erom verzoekt, een TV-uitzending besteden van minimum 5' tot max. 10', volgens leeftijd en gepresteerd werk.
4. - Toneelverenigingen (ook liefhebbers) uit het VI. land, van hoge standing, krijgen om beurt de kans een toneelstuk voor de TV te brengen (bv. drie stukken van Vlaamse auteurs, per jaar). Dikwijls spelen ze even goed als de professionele. In de eerste jaren van de VI. TV gaven zij soms grote voldoening.
5. - Onze Vlaamse kineasten, ook de amateur-smalfilmers zonder onderscheid: een TV-uitzending van min. 10' en max. 30' uit hun werk, op hun aanvraag.
Aan de gewestelijke radiozenders B.R.T. staat het vrij, dergelijke diensten, op eigen initiatief, nog verder uit te breiden.
Het bovenstaande is natuurlijk slechts een algemeen principieel voorstel, een suggestieve schets waarvan de uitvoeringsmodaliteiten later door de betrokkenen dienen op punt gezet. Dergelijke voorstellen hoeft men niet af te wijzen met het schijnargument dat de kwaliteit der B.R.T.-uitzendingen eronder zou lijden. Er werden in radio en TV al dingen gezien en gehoord die soms vèr beneden peil lagen. Trouwens is alles betrekkelijk, behalve de dienst aan volk en kunst.
Théo Vonck, Berchem-Antwerpen
Tevreden lezer
Ik neem de gelegenheid te baat om mijn grote waardering uit te drukken voor de stijl van het tijdschrift ‘Vlaanderen’. Dergelijke uitgave voldoet aan een werkelijke behoefte in ons Vlaamse land.
J. Van den Driessche, Brussel.
Cultuurspreiding (1)
Ik ben het eens met U, daar waar U zegt, dat uw tijdschrift nog door te weinig mensen gekend is. Daar het de goede zaak dient, zal het mij een genoegen zijn U in uw abonnementenwerving te helpen.
Marc Jacob, Brussel 3.
Cultuurspreiding (2)
Uw tijdschrift ‘Vlaanderen’ heeft mij zeer sympathiek getroffen. Ik zal niet nalaten het te verspreiden in mijn gemeente en bij mijn vrienden en kennissen.
Stefaan Wouters, Wemmel.
vakliteratuur
Nederlandse Volkskundige Bibliografie. Systematische registers op Tijdschriften e.a. o.l.v. Prof Dr K. Peeters.
Vol. III, Rond den heerd 1865-1902 door Lic. D. Callewaert. Centrum voor Studie en Documentatie, Antwerpen, 1966.
In ons Erasmusnummer kondigden wij aan dat dit deel van de volkskundige bibliografie ter perse lag. Het is intussen verschenen en wordt ingezet met een inleiding over het verband van R.D.H. met de volkskunde. Eerst wordt geschetst welke volkskundige activiteit in West-Vlaanderen het verschijnen van R.D.H. voorafging en welke de invloed was van dit verschijnen in andere provincies zoals Limburg ('t Daghet), Antwerpen (Ons volksleven) en Oost-Vlaanderen (Vlaamsche Zanten en Volk en Taal). Naeen behandelt D. Callewaert daarna de periode van Gezelle, van Duclos en tenslotte het verval, na de stichting van ‘Biekorf’. Verder verwijst hij naar de jubileumuitgave van ‘Biekorf’ over ‘Rond den Heerd’, verschenen in 1965. De titelillustraties worden overgedrukt, waarna de bibliografie volgt, overeenkomstig de in de eerste twee delen gevolgde methode. Een ongemeen belangrijk consultatiewerk! Het geheel bevat 30 + 320 blz. in geplastifieerde band uitgegeven met o.m. de steun van de Provincie West-Vlaanderen. Het volgende deel zal aan ‘Biekorf’ gewijd zijn.
Godfried Bomans: Denkend aan Vlaanderen, 30 × 15 cm., 24 pag., Lannoo Tielt - Den Haag, 1967.
Lannoo heeft ons andermaal verrast - en hoe! - met een heerlijk nieuwjaarsboekje. Wij hebben hier alle elementen bij elkaar, die vereist zijn om tot een vlot, levendig, artistiek verantwoord geheel te komen: Bomans, die de teksten leverde; Hugoké, die instond voor een aantal cartoons (zoals hij alleen die kan tekenen); grafische vormgeving en omslag door Luk Mestdagh (maar zo dolgraag hadden wij een Hugoké-omslag gezien, in de geest van de cartoons!) en last but not least het vakmanschap van de Lannoo-zetters, invormers, drukkers en binders.
Het geheel sprankelt van spiritualiteit; zeer scherpe pijltjes zijn er ook, ik denk b.v. aan het stukje ‘Vlaamse flaters’, maar ook dié nemen wij met de glimlach. Wij verkeren immers nog in nieuwjaarsstemming. is het niet?
De zevenhonderd vijftig gelukkigen, die dit boekgeschenk ontvingen, zullen het bewaren tot het eind van hun dagen.
Uitgaven van de kultuurraad voor vlaanderen
Prof. Dr. F.W.S. van Thienen: Beeldhouwkunst uit de late Middeleeuwen in de Nederlanden, 20,5 × 27,5 cm., 104 pag., 64 pag. ill., waarvan 16 in kleur, gebonden in vollinnen band met goudopdruk, 1966.
Dit prachtige boekwerk is een gezamenlijke uitgave van de Nederlandse Stichting Openbaar Kunstbezit en Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, in samenwerking met het Nederlands-Belgisch Cultureel Accoord en het Prins-Bernhardfonds.
Prof. Dr. van Thienen schetst in een werkelijk boeiende inleiding hoe de middeleeuwse beeldsnijder te werk ging en ‘wandelt’ met ons doorheen de sculpterende Nederlanden van die tijd. Wat de geest betreft, stelt hij inderdaad verschillen in mentaliteit of opvatting vast, maar én in noord, én in zuid, vinden wij het vertellende, de liefde voor het zich-verdiepen in details, zonder daarbij het grote geheel, het totale beeld, uit het oog te verliezen. Dit is een belangrijk aspect, waardoor de Nederlandse beeldhouwers zich duidelijk onderscheiden van de beeldsnijders uit de omliggende landen. En, zegt de auteur, daarom is het zeker zinvol, de Nederlandse sculptuur van noord en zuid gezamenlijk te behandelen.
Het illustratiematerieel werd zorgvuldig gekozen en het is een genot telkens opnieuw te ervaren welke grootmeesters onze voorouders op het gebied van de houtsnijkunst waren.
R. Roels: Het Sociaal-Cultureel Vormingswerk in Vlaanderen: 2. De behoefte aan kaders en kaderopleiding, 104 pag., 1966. Deze belangrijke studie van drs. R. Roels sluit aan bij de brochure van Dr. M. van Haegendoren ‘Het Sociaal-Cultureel Vormingswerk in Vlaanderen: 1. Het overheidsbeleid’, die in 1965 verscheen. Dit werk is de neerslag van een onderzoek, dat verricht werd door het Centrum van Andragogisch Onderzoek, omtrent de problematiek van de kaderbezetting en de kaderopleiding voor het vormingswerk in Vlaanderen. Daarbij werd een antwoord geformuleerd op de volgende vragen: 1) welke is de huidige kaderbezetting van de organisaties voor vormingswerk in Vlaanderen? 2) welke is de behoefte aan kaderelementen bij deze organisaties? 3) wat wordt in Vlaanderen gedaan op het gebied van kaderopleiding voor deze kaderelementen? 4) welke is de waarde van de bestaande vormen van kaderopleiding?
Op een zeer nuchtere en streng wetenschappelijke wijze behandelt de auteur deze problemen. Aanbevolen voor iedereen, die begaan is met de Vlaamse culturele opgang.
Feiten en Meningen
Met de regelmaat van een klok verschijnen de afleveringen van dit tijdschrift, waarin belangrijke teksten uit de Belgische en de voornaamste buitenlandse dagbladen en tijdschriften, chronologisch en systematisch geordend, zijn opgenomen, zulks in verband met alles wat met Vlaamse Beweging in het
vakliteratuur
algemeen en in het bijzonder te maken heeft.
Wij vestigen in het bijzonder de aandacht op de afleveringen over Leuven (jg. 66-1) en Zwartberg en de regeringscrisis (66-2), twee lijvige nummers van om en bij de 200 pagina's. Deze nummers zijn onmisbare documenten en laten toe dadelijk over belangrijke gegevens te beschikken i.v.m. Leuven en Zwartberg, zonder dat men moet teruggrijpen naar oude kranten of tijdschriften. Abonnement: 200 fr., giro 1419.29, Kultuurraad voor Vlaanderen, Antwerpen.
Kort genoteerd
De nrs. 1966 - 1 en 2 zijn buitengewoon interessante afleveringen geworden; ook de uitstekende presentatie verdient alle lof.
1966-1 handelt over de culturele politiek van de Vlaamse provincies; 1966-2 draagt als titel ‘Culturele bestedingen, Brussel, buitenland’ (verslag van het congres van de Kultuurraad voor Vlaanderen, Oostende, 7-8 september 1966).
In alle opzichten belangwekkend!
Abonnement: 100 fr., giro: zie hierboven.
Openbaar Kunstbezit
Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen is zopas zijn vijfde jaargang ingegaan. Het past al degenen, die eraan gebouwd hebben, van harte te danken en geluk te wensen n.a.v. dit eerste lustrum. Wij hopen, meer dan wij uitdrukken kunnen, dat O.K. een nog ruimere spreiding moge kennen. Voor degenen, die het nog niet mochten weten (er zijn nog van die zeldzamen...): 150 fr. voor een jaarabonnement - giro Kultuurraad voor Vlaanderen (zie hierboven).
Goede vaart in de eerstvolgende vijf jaar, O.K.!
Tijdschriften
Biekorf. Westvlaams archief voor geschiedenis, oudheidkunde en folklore. Red. en beheer: A. Viaene, Annunciatenstraat, 82, Brugge. Abonn. 150 fr., giro 2335.37, A. Viaene.
1966 5-6, Bloei- en zomermaand: Jacob Louchard, geldschieter van Brugge 1281-1295 (J. Desmet) - Rozenkwekerijen in 1829-'31 (L. Van Acker) - Ph. Veranneman de Watervliet, Brugs publicist 1790-1815 (Yv. Van den Berghe - Frank Simon) - Brief uit Parijs in 1793 (J. De Smet) - Dr. Van der Plancke, Kortrijk 1806-1871 (Fr. Van Dorpe) - Vlaamse Boekwinkel in de patriottentijd te Gent (A. Viaene publiceert een belangrijke boekenlijst van de gebroeders Gimblet) - Soldaat in 1918 (G.P. Baert) - Bittere etymologie van ‘Vlaanderen’, 1522 (A. Viaene) - Schatting van grootte der VI. steden in 1501 (A. Viaene) - Heiligenlevens van H. Clays omstreeks 1900 (K.V.E.) e.a.
7-8, Hooi- en Koornmaand: Onse Vrauwe te Rutsemadoena (A. Viaene) - De Fermerie vander Wijngaerde te Brugge, 1397 (J. Martens) - Het haras Verstraete te St.-Kruis (M. Cafmeyer) - Bezweringen en aflezingen in Fr.-Vlaanderen (A. Viaene) - L. Van Isacker, hulde aan J.B. Vanneste (M. Debruyne) - Taalaantekeningen van K. De Busschere, letter L. - VI. trompetters te Mantua onder F. de Goede (C.B.) - Gezelle en G.P. Roos van Ardenburg (J.D.S.) e.a.
9-10, Herfst- en zaaimaand: Likwidatie der Wvl. zeeverzekeringsmaatschappijen omstr. 1810 (L. Van Acker) - Afbraakplannen van St.-Janshospitaal te Brugge, omstr. 1850 (J. De Smet) - Landmeters en prijzers te Kortrijk in de 18de E. (V. Arickx) - Haras Verstraete (vervolg - M. Cafmeyer) - De verschen dyc in Veurne Ambacht (A. Viaene) - De varkensmarkt te Roeselare, 1436-1797 (M. Debruyne) - Vl. brief uit Kentucky, 1818 (A. Viaene) - Nieuwe uitgave van Gruuthuse-handschr. door My. v. Ned. Taal- en Lett. te Leiden, o.l.v. Dr. Heeroma, met toewijzing aan de dichters J. van Hulst en Jan Moritoen (R. Willemeyns belicht vooral de rol van Moritoen als enig auteur van het liedboek; enkel het eerste deel is verschenen) - Vlaamse Mie of Moll Flanders (R.v.C.) - Kroning van een Karthuizerin, van onbekend schilder uit 18de E. te Brugge (M. De Duytsche), e.a.
11, Slachtmaand: Beschrijving van Pollinkhove dr. P. Heinderycx ca. 1680, met bijlagen (A. Viaene) - De wandelstok van Carel Salens, klein beeldhouwwerk, ca. 1900 (een studie van de sierkunstenaar Arno Brys over een werk van zijn grootvader) - Haras Verstraete (vervolg - M. Cafmeyer) - P. Benoit van Kuurne (uit de kring van Gezelle), belangrijke figuur in de Missieorde van Mill Hill (J. de Muêlenaere) - Mariadevotie te Egem-Kapelle (V. Arickx) - Duiventoren te Ingelmunster (R. Crois) - Varkensmarkt te Roeselare (verv.) - St.-Janshospit. te Roeselare (D. Cracco) - Taalaantekeningen, Letter M en N (verv.) - Gedicht ‘Lof der volders’, 1885 van P.J. Tahon? (A. Viaene) - W. Tell op toneel in Vlaanderen (A.V.), e.a.
Het strekt de ‘Bank van Roeselare en West-Vlaanderen’, waarvan het mecenaat een zo belangrijke rol speelt voor het Vlaamse kultuurleven, tot eer dat ze, vanaf dit nummer, een bijzondere steun schenkt aan ‘Biekorf’.
Ons Erfdeel, 10de jaargang, nr. 2, driemaandelijks, abonnement: 150 fr., giro: 58.93.45 van Jozef Deleu, Rekkem.
Het wordt een probleem om zelfs maar de korte inhoud van ‘Ons Erfdeel’ weer te geven in deze kolommetjes. De 10de jaargang verraste ons met twee nummers van meer dan 200 pagina's... en zo gaat het maar door: steeds vitaler, steeds degelijker - een onschatbaar rijke bron van documentatie, een uit- en opbouw van een levenswerk, een belichten van de duizenden facetten, die een ideaal bezit. Eenvoudig niet doenbaar om aan te halen wat in zo'n nummer gepresenteerd wordt in een aantrekkelijke, boeiende vorm. Beperken wij ons dus maar met te zeggen, dat elke Nederlander, elke Vlaming, iedereen, die ook maar van ver of nabij aan de Nederlandse cultuur gebonden is, dit tijdschrift moét bezitten en lezen en hérlezen.