vakken moeten het bewijs leveren of de kandidaat ja dan niet geschikt is. Deze facetten van de artistieke opvoeding moeten, naar onze mening, primeren in het kader van de opleiding tot opvoeder plastische kunsten zelfs boven het kunstschilderen, het kunsttekenen, het versieren, het boetseren. Deze laatste vakken zijn weliswaar noodzakelijke, maar in dit geval niet méér dan didactische hulpmiddelen voor de plastische opvoeding. De benaming tekenleraar, die men doorgaans gebruikt voor de regent plastische kunsten, is misleidend en op zijn minst onvolledig.
De specifieke leraar tekenen (of schilderen, of decoratie, of boetseren) vervult zijn taak op de instituten voor kunstonderwijs en in de speciale afdelingen van het technisch onderwijs. Hij heeft bij vergelijking een beperkter opdracht dan de leraar plastische opvoeding in het secundair onderwijs. Deze is meer all-round en mag minder technisch bedreven zijn, maar moet beslist een ruimer algemeen esthetisch inzicht hebben. Hij heeft tijdens zijn opleiding uren besteed aan het leren tekenen, schilderen, boetseren, om uit eigen ervaring te kunnen overdragen aan studenten, bij wie bij het esthetisch zien moet bevorderen. De finaliteit van zijn opvoeding en de finaliteit van zijn leraarsambt is echter niet de arstistieke creatie, maar het scheppen van de toegankelijkheid tot de artistieke creatie.
Deze opvoeder, die de studenten moet leren de dingen beschouwen ‘ratione contemplationis’, om reden van het Aanschouwbare en niet om reden van het Begeerbare, staat aldus nader bij de wijsgeer dan bij de man der exacte wetenschap.
De specifieke geaardheid van zijn taak vraagt een eigen pedagogiek en een eigen discipline, die anders is dan deze, geponeerd door de pedagogen van het wetenschappelijk onderricht. De zoveelste open deur wordt ingedrukt, wanneer in dit verband gezegd wordt dat noch het kunsttekenen, noch het kunstschilderen traditioneel-classicaal kùnnen, maar individueel moéten gegeven worden.
Ook de leergang in actieve esthetica kan niet op de gewone classikale wijze gegeven worden. De critische analyse van kunstwerken, die, zoals voortreffelijk omschreven in het geciteerde leerplan, op het oog heeft de aanleg voor de literaire transponering te vervangen door de gave van het plastisch gevoel en door technische, psychologische en esthetische begrippen kan maar gebeuren dank zij de vertrouwelijke dialoog van student met leraar. De esthetica ex cathedra leidt gemakkelijk tot kunstmatige opwinding en gehoorzame bewondering.
Vooraleer te besluiten geven wij toe dat het gemakkelijker is neer te schrijven hoe het niét mag, dan te beschrijven hoe het wél moet. Wij bekennen onze onbevoegdheid om in het kader van het algemeen secundair onderricht de geeigende methodiek voor te schrijven. Het beklemtonen echter van het hoofddoel in de esthetische opvoeding - om te kunnen wijzen op de hoofdzaak bij de opleiding: regenten plastische kunsten - moge voor de bevoegde instanties een aansporing zijn om zich ernstig te beraden. Zo deze instanties werkelijk geloven in de noodzaak van de esthetische cultivering van de bevolking, dan zullen zij daartoe de nodige inspanningen doen en de aangepaste middelen vinden.
Zo zij daar niet in geloven, dan zullen zij verder, onder de hoofding: opvoeding plastische kunsten, de leraar plastische opvoeding verzoeken - terloops - esthetische opmerkingen te maken en zal dit onderwijs, meer onderrichtend dan opvoedend, ingeschakeld blijven in het normale classikale onderricht, waarvan het hoofddoel is kennissen over te dragen, die aangewend kunnen worden tot de verbetering der materiële levensvoorwaarden.
Zo dit de stand van zaken blijft, dan geeft ook het secundair onderwijs op dit stuk geen voorbereiding op het totale leven en dan juichen wij toe dat, om nog een grotere verwijdering van onze bevolking van de esthetische openheid te voorkomen, de leraar plastische opvoeding met volle inzet zich verder wijdt aan het lesgeven in het meetkundig en technisch tekenen.
Het kan inderdaad waar zijn, wat in het opnieuw te citeren leerplan te lezen staat op blz. 122, nl. dat de grafische uitdrukking van de techniek zeer goed een onderdeel van de kunst kan uitmaken en dat zelfs van het onderwijs in het wetenschappelijk en het technisch tekenen de leraar het artistiek uitzicht en het esthetisch aspect niet uit het oog mag verliezen, zowel wat betreft voorwerp zelf als zijn voorstelling. Op heden is het zo dat de leraars plastische kunsten, waaronder menig kunstenaar, met brio deze lessen geven en ook gaarne geven.
Van bevoegde zijde werd ons de zeer pertinente bedenking doorgegeven dat het creatief tekenen pedagogisch zeer gunstig ritmeert met het meer autoritaire van het wetenschappelijk beeldend; voor de leraar is het eerste totale inzet van de persoon, het tweede is hem een ademhalings-punt dat hem toelaat de relatie met de leerlingen in evenwicht te houden.
Dat echter de ideale oplossing, nl. deze die wij hoeven na te streven, zowel in het belang van de student als in dat van de regent plastische opvoeding, ligt in het uitbreiden van de lesuren tot in de hoogste jaren van het secundair onderwijs, is, menen wij, voor eenieder evident.
Zoals de zaken nu staan, is het wetenschappelijk tekenen een onrechtstreekse, het kleuren en tekenen een middellijke, maar zou de voortzetting van de actieve esthetica tot in de hoogste jaren de rechtstreekse inwijding zijn in het plastische schone.
Aan de leerlingen van het laatste jaar secundair onderwijs moet die kans gegeven worden. Zij krijgen die niet meer, noch op de universiteit, noch op de hogere technische school, noch in het jachtige dagelijkse leven.
Het is hun laatste kans en daarom werd deze bijdrage geschreven.
Drs. Hilaire Gellynck