leven geroepen waar Rubens, de prins der schilders, jarenlang leefde en zijn meesterwerken schiep. Mogen de huizen van Plantin en Rubens' musea van uitzonderlijke betekenis worden genoemd, dan biedt de Scheldestad de bezoekers meer dan één gelegenheid om de kunstschatten te bewonderen, die gedurende eeuwen werden vergaard. Het Steen, bij de Schelde, en het Vleeshuis, in de buurt waar Conscience als kind speelde en de Poesjenellenkelder op onze dagen moeizaam zijn leven rekt, mogen rijk genoemd worden aan historische en folkloristische herinneringen. Deze laatste hebben speciaal onderdak gekregen in het museum voor folklore, in de buurt van het Prentenkabinet en niet ver van het modern ingerichte en uitstekend beheerde Museum van de Vlaamse Letterkunde. De ontwikkelingskringen van de groeiende stad liggen getekend in de ‘vesten’ straten (Katelijnevest, Lombaardevest, e.a.) en de ‘Leien’. Antwerpen werd de laatste jaren volledig ontmanteld en reikt, met zijn voorsteden, tot ver buiten de oude grenzen. Het is een eigenaardig verschijnsel dat de oude stad, kern en centrum, ontvolkt geraakt; tot op meer dan twintig kilometer van Antwerpen hebben de handelaars, die hun kantoren in de city hebben, hun villa's in de hei en de bossen gebouwd, want de snelle auto heeft alle afstanden verknaagd.
Ten laatste mogen de Antwerpse parken niet vergeten worden, het bevallige stadspark, en het internationaal Middelheimpark met zijn doorlopende tentoonstelling van modern beeldhouwwerk in een uniek kader van kleurige boommassieven en ver uitlopende grasvlakten. Voor klein en groot blijft de Antwerpse Dierentuin een kleurige attraktie; vreemdelingen bewonderen niet alleen de ongemeen rijke verzameling dieren uit alle werelddelen - het aquarium vooral niet te vergeten - maar hebben alle lof voor de boompartijen, bloemmassieven en origineel gebouwde landschappen.
Eeuwenlang is de Kempen gesloten gebied geweest, niet uit historische noodzakelijkheid, maar de magere bodem kon slechts een dungezaaide bevolking voeden, en zo is het te verklaren dat nergens grote steden aan te treffen zijn. Wel doorkruiste de oude reisweg, die Antwerpen met Breda, 's-Hertogenbosch, Nijmegen, Roermond en verder op de grote Duitse hanzesteden Hamburg, Lübeck verbond, de Kempen van het westen naar het oosten, maar die vermocht niet de bedrijvigheid van de kleine vlekken, die aan deze weg als pleisterplaatsen ontstonden en zich uitbreidden, te stimuleren tot uitzonderlijke groei. Zo telde Turnhout, dat voor de hoofdstad van de Kempen mag doorgaan, in de tweede helft van de zeventiende eeuw slechts 6.000 inwoners, getal dat een eeuw geleden maar amper verdubbeld was, en nu tot ongeveer 38.000 geklommen is.
Het landelijk karakter van de Kempische stadjes valt elke bezoeker op. Ze zijn veeleer grote dorpen, niet alleen van uitzicht, maar nog meer door temperament en mentaliteit. Herentals is in dit geval, Geel ook, terwijl Mol een uitzonderlijke vlucht neemt, gestimuleerd door de nabijheid van het Atoomcentrum, waarvan de mogelijkheden nog maar amper kunnen vermoed worden.
Het landschap van de Kempen, bij vele bezoekers romantisch gekleurd door herinneringen aan Conscience, Snieders, Georges Eekhoud, Jakob Smits en Dirk Baksteen, behoort grotendeels tot een afgesloten verleden. De uitgestrekte heiden zijn verdwenen, aangevreten door de moderne ontginningen, terwijl de voor de streek zo typische dennebossen in de loop van de laatste oorlog deerlijk verminkt werden en sedertdien maar gedeeltelijk heraangelegd. De reusachtige domeinen verdwijnen. Het oude Zoerselbos is grotendeels gekapt; het aloude Gierlebos is verminkt. De venen teren weg, vele waterlopen (Aa's en Neetjes) zijn bevuild en bedorven. Door het graven van het Albertkanaal en het bouwen van de autosnelweg Antwerpen-Hasselt is de Kempen industriestreek geworden en betaalt uit dien hoofde de onvermijdelijke tol.
Oases in de zich industrieel snel ontwikkelende Kempen zijn de drie Witherenabdijen: Tongerlo, Averbode, Postel. Hun stichting dateert uit de twaalfde eeuw, en het landschap waar Sint-Norbertus zijn volgelingen bracht, heeft nog wel iets van zijn oorspronkelijke bekoring bewaard; vooral Postel, in een kleurige streek van hei en bossen, is ongemeen rustig gebleven. De barokkerk van Averbode en de romaanse van Postel zijn volop een bezoek waard. En dan zijn daar de mooie, stemmige Kempische dorpen. Geel, het paradijs der krankzinnigen. Hoogstraten met zijn triomfantelijke Sinte-Katarinakerk waar het H. Bloed bewaard wordt. Brecht met zijn herinneringen aan jonker van der Noot en Lessius, tevens aan een bloeiende latijnse school. Retie en zijn dekoratieve boterboom. Meerhout, het dorp van Boerenleider Van Gansen. Herentals, dat een mooi stadhuis, vroeger lakenhalle, bezit. En de vele kleinere dorpen, die in tekening en struktuur - het Frankische dorpsplein in driehoeksvorm - voor hun aloude afkomst getuigen.
Kempische grenzen werden doorbroken en opengeworpen. Een nieuw tijdperk is aangebroken. Plaatselijke nijverheden krijgen onvermoede mogelijkheden, de Limburgse steenkolenmijnen liggen in de buurt, en langs het Albertkanaal en de autosnelweg ontwikkelen zich in sneltempo allerhande vormen van industrie.
De waterstreek langs de Schelde, bezuiden Antwerpen, is voor velen onbekend gebied. Een boottocht van de Scheldestad tot Sint-Amands, waar Verhaeren begraven ligt, kan een echte ontdekkingsreis worden; eens voorbij de petroleuminrichtingen en de bedrijvige scheepstimmerwerven, plooit het landschap van rustige watervlakken, groene dijken en nesgeurend rietland breed open. Rond Boom en Willebroek gonst het leven van de industrie; in de streek van de Boomse klei is de wereld van de steen-