Yvan Theys: ‘Kom toch binnen’
relbeke een hulde gebracht aan
Ghislain Pouseele, stadsbeiaardier, zulks n.a.v. zijn bekroningen in de Internationale Beiaardwedstrijden 1964 te Mechelen.
Ghislain Pouseele werd nu reeds geselecteerd om deel te nemen aan de Internationale Concert- en Improvisatie-wedstrijd te Hilversum in 1965, waaraan al de beste beiaardiers van de wereld zullen deelnemen.
De vierstemmige a capella mis van Herman Roelstraete werd uitgevoerd door het Renaat Veremanskoor, tijdens de Kerstnachtmis in de St.-Jacobskerk te Brugge.
Op 24 en 25 december werden in de basiliek van Koekelberg werken uitgevoerd van onze eredeken baron Jozef Ryelandt.
Te Kortrijk werd gedurende de Kerstdagen rechtover het stadhuis een Kerstkribbe geplaatst, ontworpen door de Kortrijkse artiest Marc Speybrouck, professor aan de stedelijke academie.
‘De Harlekijn op de Ruit’, een novelle van Jaak Stervelynck, die wij in ons vorig nummer hadden aangekondigd, verscheen inmiddels in de Clauwaertreeks.
deelde in drie reisbeurzen waarvan één aan Yvan Theys toegekend werd. Hoofdzakelijk wegens zijn vorming leunde Yvan Theys minder aan bij de Kortrijkse schilders, dan bij deze uit Noord-Frankrijk waarmede St.-Lucas-Doornik sterk verbonden is en weldra ook met enkele schilders uit het Gentse, zoals Raveel en Wyckaert. Hij exposeerde overigens reeds meerdere malen in het buitenland.
In deze enkele jaren doorliep de kunst van Yvan Theys een merkwaardige ontwikkeling, die op dit ogenblik ongetwijfeld nog niet haar eindpunt heeft bereikt. Zijn eerste schildersoefeningen waren nogal minutieus uitgevoerde protretten. Maar geleidelijk begon het landschap hem meer en meer te boeien, vooral het Leielandschap in de omstreken van Kortrijk, met zijn uiterst fijne lichtschakeringen. Hij tekende het onophoudelijk. Intussen werkte het Doornikse milieu sterk op hem in, waar zijn belangstelling voor de grote meesters van het verleden gewekt was geworden; deze dreef hem ertoe met liefde vele musea te bezoeken om er de geest en de techniek van de ouderen te bestuderen; er is voorwaar geen betere leerschool voor de jonge schilder dan de dagelijkse omgang met de grote meesterwerken.
Het is langs deze werken om dat hij de weg naar de actueelste kunst heeft gevonden. Inderdaad, uitgaande van zijn landschapstekeningen ontstonden talrijke schilderwerken, waarin het landschap niet meer onmiddellijk herkenbaar was, zodat zij als abstracte schilderwerken beschouwd werden; het abstraheringsproces berustte in feite op toepassingen van zekere elementen uit de ruimtevorming, de structurering, de compositie, de lichtspeling, de volumeordening, die men bij een Rubens, een Rembrandt e.a. aantreft.
Het zuiver lichtelement speelde aanvankelijk maar een geringe rol. Maar geleidelijk kreeg de kleur meer belang voor hem; dikwijls rauwe kleuren, die aan Appel deden denken, maar veel snediger en zenuwachtiger. Het landschap werd meer herkenbaar: de horizont, de lucht, de aarde, het groen herkregen hun