ontmoetingen
In memoriam Marcel Matthijs
Lijkrede, uitgesproken door Lucien Dendooven, Verbondssecretaris van het C.V.K.V.
De kunstwereld heeft als met een plotse slag het overlijden vernomen van een groot figuur uit de Vlaamse letteren. Met ontroering ontvingen wij het bericht dat het hart van Marcel Matthijs - dat bewonderenswaardige, energieke hart - plots begeven had.
Als secretaris van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, brengen wij, uit naam van alle leden, onze afscheidsgroet aan hem die in de Vlaamse kunstwereld een grote leemte achterlaat. Hij woonde te Oedelem, het dorp waar hij geboren is: een van de dorpen in de Brugse vlakte. Wie in deze vlakte is geboren, daar zijn vruchtbaar leven doorbracht en zijn werken schreef: hij kan nergens ter wereld meer gaan zonder de stempel mede te dragen van die streek en van al de mensen die hij er ontmoette.
Marcel Matthijs werd van jongsaf met de harde kanten van het leven gekonfronteerd. Waar de mistoestanden, die velen op hun weg ontmoetten, eerder vervlakking en ontmoediging tot gevolg hadden, wekten zij bij hem rechtvaardigheidszin en strijdlust op. Graag vertelde hij over de moeilijke jaren, toen hij als jonge man in de mijnen werkte en toen hij zich later opwerkte tot een zelfstandig en vaardig ambachtsman. Dan reeds had hij blijk gegeven van de onverwoestbare wilskracht, die hem nooit zou verlaten.
Zijn werken ontstonden onder de toren van zijn geboortedorp. Realistisch en sociaal van inslag trokken zij de aandacht van het literaire milieu, zowel in Vlaanderen als in Nederland: Het Grauwvuur, Herfst, De Ruitentikker, Doppen, De Pacifist, Een Spook op zolder, Schaduw over Brugge, De Gouden Vogel, Mensen in de strijd, Wie kan dat begrijpen?, Hellegat, Onder de toren, en nog enkele andere verhalen, waarvan er heel wat in het Frans en het Duits werden vertaald. Hij behaalde in 1939 de letterkundige prijs van West-Vlaanderen en het jaar daarop de August Beernaertprijs van de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde.
Marcel Mattthijs is in onze letteren niet de enige, die aangetoond heeft dat het werk van de handen gepaard kan gaan met een goed en gedegen kunstenaarsschap. Maar zelden heeft iemand als hij, bij het in alle hevigheid scheppen van een letterkundig werk, met zo veel vastberadenheid en op een zo pregnante