[Ridder Pierre van Outryve d'Ydewalle, vervolg]
Wij weten hoezeer de heer Gouverneur bekommerd is voor de materiële welvaart van ons volk, met welke krachtdadigheid hij gestreden heeft tegen de gesel van de werkloosheid, die, tot vóór enkele jaren nog, onze provincie teisterde. Wij weten wat hij allemaal gedaan heeft voor de industrializering van onze provincie en hoe bepaalde grote bedrijven zich hier zijn komen vestigen dank zij zijn hoge invloed. Wij weten ook hoe hij, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Westvlaamse Economische Raad, in samenwerking met het Westvlaams Economisch Studiebureau, alles gedaan heeft en nog voort doet voor de economische bloei van West-Vlaanderen.
Doch, man van hoge cultuur, gevoelig en ontvankelijk voor de hogere waarden van de geest, heeft hij tevens ook steeds zijn volle aandacht geschonken aan de culturele en geestelijke opgang van ons volk, omdat hij weet dat materiële welvaart moet bekroond worden met een hogere geestelijke vervolmaking, willen wij niet vervallen in een plat en mensonwaardig materialisme.
Zijn bekommering voor het gebruik van een Algemeen Beschaafd Nederlands, zijn streven naar meer voornaamheid voor onze mensen, zijn belangstelling voor een smaakvollere wooncultuur alsmede zijn algemene waardering en interesse voor alles wat het kunst- en geestesleven in onze provincie aanbelangt, hebben het mogelijk gemaakt dat tal van reeds bestaande culturele werken in de provincie tot een hogere bloei mochten komen of dat, daar waar de behoefte zich voordeed, er nieuwe konden in het leven geroepen worden.
Zo werd in 1951 het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond gesticht, dat in januari 1952 het eerste nummer van zijn orgaan, het tijdschrift ‘West-Vlaanderen’ liet verschijnen. Van meetaf aan was de heer Gouverneur vol sympathie voor deze nieuwe stichting, die zoveel zou kunnen realiseren voor de kunstenaars, voor de verspreiding van de kunst en voor de opvoeding van ons volk over het algemeen.
Toen hem gevraagd werd of hij van de nieuwgestichte vereniging het Erevoorzitterschap wilde waarnemen, was hij daartoe onmiddellijk bereid. Het kunstenaarsverbond mocht zich verheugen in een ruime steun vanwege de provincie en in een hartelijke samenwerking met de Provinciale Dienst voor Culturele Aangelegenheden. Ter gelegenheid van één van zijn statutaire jaarvergaderingen te Brugge werden alle aanwezige kunstenaars door de heer Gouverneur ontvangen in zijn ambtswoning. De Westvlaamse kunstenaars danken Ued. oprecht van harte, Mijnheer de Gouverneur, voor de wijze waarop Ued. zich toen met hen onderhield, voor uw belangstelling voor hun werk, voor uw begrip voor hun problemen.
Op 9 juli 1963 werd het bestuur van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond door hunne Majesteiten de Koning en de Koningin ontvangen in hun villa te Oostende. Wij weten dat het aan de Heer Gouverneur te danken is dat deze ontvangst mocht plaats grijpen en dat dank zij zijn voorstelling van de aanwezige kunstenaars aan de Koning en de Koningin, de gesprekken zo vlot, we zouden bijna gezegd hebben, zo gemoedelijk verliepen.
Mijnheer de Gouverneur, naar aanleiding van uw twintigjarig ambtsjubileum zult Gij van veel personen en instanties blijken van hulde en waardering ontvangen. De Westvlaamse kunstenaars willen hierin niet ten achter blijven. Wetende wat Gij betekent voor onze provincie en bewust van uw hoge waardering en steun voor de hogere waarden van de geest, danken wij U voor het vele goede en schone dat door uw toedoen of met uw steun mocht tot stand komen en wij hopen Ued. nog gedurende vele jaren aan het hoofd van onze dierbare provincie te mogen behouden.
J. Storme
Gedeputeerde - Voorzitter van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond.