U.S.A. - muziek vandaag
Dr. Robert U. Nelson, toegevoegd muziekleraar aan de universiteit van Californië, die een jaar in ons land studeerde in het kader van de Fulbrightwet, heeft bij zijn terugkeer in de Verenigde Staten verklaard dat men in Europa thans het werk van Amerikaanse toondichters aanvaardt, omdat dit zich een stijl heeft eigen gemaakt, die duidelijk verschilt van de Europese. Vóór 1920 kon men volgens Dr. Nelson dit onderscheid niet maken, maar nu bereiken sommige Amerikaanse toondichters een originaliteit en een rijpheid, die genade vindt in de oren van het oude vasteland.
Deze verklaring neemt echter niet weg, dat de hedendaagse Amerikaanse toonkunst - bedoeld wordt: deze sinds 1945 - weinig of geen interessante namen telt en zó weinig belangrijk is in het geheel van de moderne muziekwereld, dat er bezwaarlijk een artikel van enige omvang kan aan gewijd worden. Het is bij voorbeeld zeer opmerkelijk dat de huidige beweging, voor zover daarvan sprake kan zijn, tot stand kwam onder de leiding van drie toondichters uit New England, die alle drie thans tot de oude garde van de muzikale gemeenschap behoren, nl. Charles Ives, Carl Ruggles en Walter Piston.
Ives behoort tot de traditionalisten, hoewel hij in 1915 reeds studies in de kwarttoon ondernam. Ruggles, die studeerde bij Walter R. Spalding aan de Harvard School of Music en die tevens een zeer begaafd schilder is, staat bekend als een van de pioniers in het gebruik van de chromatische dissonanties en ontwikkelde een zeer persoonlijk idioom in harmonische ritme en vorm, doch zijn voornaamste werken - opera's, orkestwerken en kamermuziek - dateren alle van vóór 1935. De ware leider van de zgn. huidige beweging is de thans 70-jarige Walter Piston. Hij studeerde tekenen en schilderen aan de Massachusetts Normal Art School, vóór hij zich een muzikale loopbaan koos. Tijdens de eerste wereldoorlog speelde hij in een ‘Naval Band’, volbracht na de krijg zijn muzikale studies aan de Harvard School of Music en volgde daarna nog lessen bij Nadia Boulanger aan de Ecole Normale de Musique te Parijs. Hij legde zich vooral toe op orkest- en kamermuziek, hoewel zijn ballet ‘The Incredible Flutist’, dat hij later tot een suite uitwerkte, hem het meest vermaardheid bezorgde.
Intussen zijn er echter wél tekenen waar te nemen, dat wellicht een jongere generatie tot rijpheid komt. Wij geven namen als Lucas Foss, Gail Kubik en Norman Dello Joica graag krediet. Een typisch produkt van de Eastman School of Music te Rochester, is de nog jonge kleurling Ukyses Kay, een modernist, van wie men zei dat hij ‘goed kan beluisterd worden’.
Het kan verbazingwekkend zijn, dat een reusachtig land zoals de Verenigde Staten zo weinig gestalte geeft aan het beeld van de moderne muziek. De oorzaken hiervan vallen echter buiten het bestek van deze korte bijdrage. Opdat een land evenwel positief zou kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van de muziek, dienen er o.i. vier voorwaarden vervuld: de aanwezigheid van scheppend talent, ruime opleidingsgelegenheden voor de jonge componist, nauwe betrekkingen en sympathie tussen componist en vertolker en - last but not least - een dankbaar publiek, dat échte muzikale schoonheid weet te waarderen.