| |
| |
| |
vakliteratuur
Dirk Vansnia: Veschaeve getuigt, uitgeverij ‘Zeemeeuw’, Brugge, 877 p. plus 33 p. foto's gebonden in vollinnen band met goudstempel, 350 F.
Wij hebben beslist de indruk dat het boek Verschaeve getuigt nog té weinig bekend is in Vlaanderen en dit valt te betreuren, want Dirk Vansina heeft ons hiermee een monumentaal werk geleverd. De euteur noemt het, in zijn ‘Verantwoording’ zeer beschelden ‘een portret in mozaïek’, omdat hij zoveel mogelijk gebouwd heeft op de teksten van Verschaeve zelf, maar al bij een eerste kennismaking met het werk, kan men zich - min of meer althans - een denkbeeld vormen over de enorme arbeid die Dirk Vansina zich getroost heeft. Het boek bestaat uit acht grote delen, die heel het leven van Verschaeve overspannen; deze delen dragen respectievelijk als titel: Naaf schoonheid streeft. Het leven der liefde, De eerste Wereldoorlog. In de slagschaduw van de eerste wereldoorlog. Het rijk der ziel. De tijdswende, De tweede wereldoorlog, Uitwijking en ballingschap. Een nawoord, een aanhangsel, een chronologische tabel en een register besluiten het werk.
Nu het gebeuren van de eerste wereldoorlog in ons land - en ook daarbuiten - vooraan staat in het belangstellingsveld, hebben wij met bijzondere aandacht het gedeelte uit Verschaeve getuigt gelezen, dat betrekking heeft op 1914-18. Bij de lezing van dit ruim honderd bladzijden tellende hoofdstuk, moet voor elke onbevooroordeelde duidelijk zijn, welke ontzagwekkende figuur Verschaeve geweest is voor de Vlaamse Beweging. Gevoelsmens die hij was, greep de oorlog hem diep aan. ‘Wat toch op de wereld verdient er zulk een uiterste geweldontplooiing van de mensen?’ vraagt hij zich af. Hij staat stervenden en gewonden bij en ontdekt dat hij een grootse taak te vervullen heeft ‘voor onze schone jongens’. Hij komt in contact met Juffrouw Belpaire, schrijft oorlogsliederen, en bekommert zich dag aan dag om het lot van de Vlaamse jongens en dat van Vlaanderen ‘Wat gewordt er van Vlaanderen?’ schrijft hij in zijn dagboek. De Frontbeweging beschouwde hij als zijn werk. Mij was er de geestelijke leider van. Hij schreef brieven aan de opperste gezagsdragers, tot zelfs aan de Paus toe, hij bepaalde de houding, die men moest aannemen tegenover het activisme. Als priester en als Vlaming beleefde hij lijnrecht, wat zijn ideaal hem voorschreef. Wij kunnen ons vast niet voorstellen welke ontgoocheling hij opliep, toen het bleek, dat de uiteindelijke Vlaamse zegepraal - wegens al té goed gekende omstandigheden, waarover men al te vaak en al re graag zwijgt - veranderde in een nederlaag. Dit alles beschrijft Dirk Vansina in een meeslepende stijl, hoofdstuk na hoofdstuk, in een logische opeenvolging geordend. Van 1950 tot 1954 heeft hij eraan gewerkt, maar dan was het resultaat zó goed, dat wij zon der aarzelen durven te beweren, dat dit boek onmisbaar is in de bibliotheek van elke Vlaming, die naam waardig.
Ook typografisch is het werk flink verzorgd en de tientallen uiterst interessante foto's zijn het bekijken overwaard.
Ten zeerste aanbevolen.
Julien Van Romoortere
| |
Gids Ieper en de Frontstreek, Uitg. A & G. Claus, Brugge/Bonheiden, 96 pag., 13 foto's, grote, gekleurde frontkaart buiten tekst, 55 F.
Deze voortreffelijke gids, uitgegeven in 4 talen (Nederlands, Frans, Engels. Duits) vangt aan met een bondig overzicht van de gebeurtenissen in en rond Ieper tijdens W.O.I De tekst wordt goïllustreerd door vier kleine kaartjes, waarop de frontbewegingen staan aangeduid. Volgen dan, met verwijzingen naar de bijgevoegde frontkaart, gedetailleerde opgaven van de belangrijkste centra, de militaire begraafplaatsen (niet minder dan 155 kerkhoven, waarop gesneuvelden begraven liggen), de gedenktekens en allerlei bezienswaardigheden. Bij het doorbladeren van deze bladzijden, die uiteraard meestal opsommingen inhouden van reglments- en plaatsnamen, komt men soms tot huiveringwekkende vaststellingen, o.m. op pag. 60: ‘voor wat betreft het Britse leger, telt men voor de Ieperse sector ca. 95.000 vermisten ca. 48.350 werden nooit teruggevonden en hun overblijfselen zijn nog steeds verspreid over het oude slagveld...’
De gids besluit met een beschrijving van ‘Ieper nu’.
Wij zijn ervan overtuigd dat dit boekje een uitstekende hulp zal zijn voor de tienduizen den landgenoten en buitenlanders, die dit jaar het leperfront zullen bezoeke.
j.v.r.
| |
Stille Getuigen 1914-1918, Kunst en geestesleven in de frontstreek. Catalogus van de tentoonstelling, ingericht door de Provincie West-Vlaanderen, 236 pag., 64 afbeeldingen waarvan 1 in kleur, 75 F.
Het Provinciebestuur van West-Vlaanderen, inzonderheid dan de Culturele Dienst, heeft werkelijk geen moeite ontzien om van deze catalogus een belangrijk document te maken voor de studie van de kunst en het geestesleven in de frontstreek tijdens de eerste wereldoorlog. Na een ‘Ten Geleide’ door Ridder Pierre van Outryve d'Ydewalle, Gouverneur van de Provincie, geeft G. Gyselen, Hoofd van de Dienst voor Culturele Aangelegenheden, een ‘Verantwoording’. Laatstgenoemde schetst de groei van de idee, een tentoonstelling ‘Stille Getuigen 1914-1918’ in te richten. Verder legt hij er ook de nadruk op, dat het object van de expositie niet uitputtend kon behandeld worden: waar nodig, werd echter voorrang verleend aan stukken met een Westvlaamse achtergrond.
Luc Schepens behandelt vervolgens het cultureel leven aan het front (pag. 17 tot 50). Hij beschouwt achtereenvolgens de sociaal-culturele werking, de periodieken en vlugschriften, de literatuur en het cultureel en artistiek ontspanningsleven.
G. Gyselen komt opnieuw aan het woord en schetst de beeldende kunst aan de IJzer. Hij geeft een algemeen overzicht (51), behandelt de invloed op de Pelgrimsbeweging (51), de beeldende kunst in Europees perspectief (52), de aard van de beeldende kunst (52), de tentoonstellingen (52) en de gelegenheidsgrafiek (53).
In een laatste hoofdstuk bestudeert Dr. Luc Devliegher het kunstpatrimonium in het frontgebied (pag. 55 tot 73): de redding van kunstwerken door privaat initiatief, oprichting en werking van de Mission Dhuicque, expositie van de geredde kunstwerken te Le Hâvre en Parijs, de werking in het bezette gebied, de enorme verliezen, geleden in de oorlog, de archeologische vondsten ter oorzake van oorlogsomstandigheden en de heropbouw.
De eigenlijke catalogus beslaat de ruimte van pag. 77 tot 167. Volgt dan een register, en een keuze van afbeeldingen besluit het boek.
Onder de foto's bevinden zich verscheidene zeer interessante stukken, o.m. handschriften van Mejuffrouw Belpaire en August Van Cauwelaert, een bladzijde uit een open brief aan koning Albert en enkele reproducties van werken van ‘IJzer’-schilders: Leon Huygens, Alfons Blomme, Dirk Vansina, Alfred Bastien, Maurice Langaskens en vanzelfsprekend ook van Joe English. Vermeldenswaard is eveneens een merkwaardige foto van Antony, voorstellende de brand van de Ieperse halle op 22 november 1914. Vermelden wij nog dat het zeer geslaagde bandontwerp verzorgd werd door Albert Setola.
Wij bevelen deze catalogus ten zeerste aan bij onze lezers.
J.v.r
| |
Marcel Senesael: De IJzerslag 1914, Druk. n.v. Vonksteen, Langemark, 1958, 210 pag., 16 foto's, uitgegeven in eigen beheer.
Marcel Senesael, momenteel burgemeester van Hoogstade, was tijdens de eerste wereldoorlog koerier bij het 2de Linie. Uit zijn boek blijkt, dat hij gedurende de zware oorlogsjaren een dagboek heeft bijgehouden. De gegevens daaruit, aangevuld met ontelbare opzoekingen, leverden de gedroomde stof voor een boek als ‘De IJzerslag 1914’. De auteur heeft daarmee een belangrijk werk geleverd. Het was er hem blijkbaar om
| |
| |
te doen een zo volledig mogelijk beeld te scheppen van de periode, beginnend bij de aftocht uit Antwerpen, en eindigend bij het verlies van Diksmuide, een tijdspanne van iets meer dan een maand, maar dan een maand, die in onze geschiedenis zal bekend blijven als wellicht de bloedigste, die er ooit geweest is. Senesael laat zich daarbij zelden leiden door zijn gevoel: hij wil opzettelijk de koele, nuchtere waarnemer blijven, die alleen met de feiten rekening houdt. Dit komt de waarachtigheid van het boek uitstekend ten goede en het is er daarom niet minder indrukwekkend om, integendeel. Want uit de opsomming en het enigszins neutrale verhalen van de honderden feiten treedt uiterst scherp het afschuwelijke van de oorlog naar voren, meteen ook de nutteloosheid van zovele offers, de zinloosheid van zoveel beslissingen vanwege de hogere legeroverheid, die zelf vellig achter de linies bleef, om van daaruit, met frasen, die vijftig jaar later zo hol klinken, de bloem van ons volk in het vuur en de modder te jagen. Dit neemt niets weg van de moed, die velen bezield heeft, hoewel, naar ons eigen oordeel, de moed van de IJzerjongens veeleer tot uiting is gekomen op een ander vlak dan op dit van waanzinnige stormlopen en mensonwaardige bajonnetgevechten. Passages als deze maken het boek tot een schrijnend document:
‘Voorwaarts, mannen, voorwaarts! klonk het. Dat was 't eeuwig en onduidelijk antwoord! Het is raar, merkten de soldaten op, 't is altijd langs achter dat men de mannen die niets gedaan hebben tegenkomt, zij die de mannen welke uit 't vuur komen, als lafaards bestempelen! Het zal wel op àl de slagvelden het zelfde zijn!’ (pag. 151-152). De slotparagraaf van het boek is, in al zijn eenvoud, zó pakkend, dat wij ze niet willen onthouden aan de lezers van deze recensie: ‘Dit was dan het werkelijk einde van de IJzerslag waarop de 4 jaar lange bezettingsjaren volgden waarvan de natte winter van 1914-15 de meest tragische was. Wij waren zonder beschutting aan de spoordam en de voorposten van het overstroomde gebied, en dan die regen, altijd maar regen, op- en aftrekken naar de loopgraven 15 à 20 km ver, gekantonneerd in oude schuren, blootgesteld aan weer en wind met onze natte kleren aan het lijf.’ (pag. 208).
In enkele klare, onopgesmukte zinnen, tekent de auteur hier als het ware het slotbeeld van een film over de IJzerslag. Alle elementen zijn erin vervat: loopgraven, miserie, koude, regen, honger, angst, somberheid en vier verschrikkelijke jaren voor de boeg.
Het ‘Nooit meer oorlog’ moest hier niet gezegd worden, het sprak vanzelf. En tóch hebben wij intussen een tweede wereldbrand beleefd: het is onbegrijpelijk.
J.v.r.
| |
Joz. Geldhof: De oorlog te Dickebusch en omstreken geschreven door Z.E.H. Achiel Vanwalleghem (†), gewezen dienstdoende pastoor van Dikkebus. Bekroond werk. Ter perse.
De lange titel van de wellicht langste en boeiendste Westvlaamse oorlogskroniek 1914-18 dekt de lading van 1240 geschreven bladzijden op 13 schrijfboeken die het oorlogsjournaal uitmaken van de pastoor voornoemd. In een degelijk en uitgebreid inleidend overzicht door Joz. Geldhof, maken we grondig kennis met de persoon van de oorlogskroniekschrijver, zijn oorlogsdagboek (inhoud en stijl) en de gedeeltelijke uitgave in Biekorf. Het werk besluit men een Index rerum. De waarde van het werk wordt door verscheidene foto's verhoogd.
De schrijver van het dagboek, als onderpastoor te Dikkebus tot in maart 1918, was voortdurend dicht bij de gevechtslinie. Hij had geen letterkundige pretenties. Hij wou in het begin alleen maar wat noteren om thuis te Pittem bij zijn ouders over de oorlog te kunnen vertellen. Dit werk heeft hij vier jaar volgehouden en voortdurend aangevuld. Natuurlijk hecht hij belang aan de militaire gebeurtenissen die, met Ieper in het zicht, vrij belangrijk waren in zijn omgeving. Maar de oorlog ziet hij beslist van uit het standpunt van de burger en van de priester. Heel belangrijk is in dit werk de klare visie van de kroniekschrijver, o.m. het feit dat hij de wending voorziet die de oorlog zal teweegbrengen b.v. op sociaal gebied. Wanneer de arbeiders bij de Engelsen nu 1 frank per uur gaan verdienen in plaats van 1 frank per dag, dan zullen zij dat ook na de oorlog eisen. De invloed ook van de vreemde naties op de eenvoudige landelijke bevolking wordt onderstreept: de Engelsen voetballen overal, zelfs in de verlaten kerken. De kinderen doen dit spel na. De volwassenen gaan naar de soldatenkino kijken, en beginnen dus, zo ze dat kunnen, te verteren. Ze verbreken aldus de gevestigde gang van hun eenvoudig landelijk leven. Deze pastoor is een ontzettend nuchter en nauwkeurig waarnemer geweest, die soms op groot gevaar af, en enkele malen ten koste van verdachtmaking, zijn gegevens aan de eerste bron gaat putten.
Ontzettend is het gebied dat hij bestrijkt in zijn dagboek. Het gaat veel verder dan Ieper en Dikkebus. Practisch de ganse driehoek: Ieper, Poperinge, Kemmel. Honderden persoonsnamen en toponiemen worden erin vermeld. Het is enigszins ontgoochelend voor wie er gegevens zou zoeken over het Belgisch leger. In de sector Ieper immers lagen de Engelsen. Hadden we maar in de Belgische sector zo'n kroniekschrijver gehad!
De stijl is ongekunsteld: de volkse taal en verteltrant doorbreekt meestal de saaie opsommende stijl van deze dagboeken. Van Walleghem was een goed verteller.
Nog aan te merken valt dat Lodewijk De Wolf met de publicatie van een deel van dit dagboek is begonnen in Biekorf. Hij had de eenvoudige taal van Van Walleghem in zijn taalfabriek bewerkt zodat men het oorspronkelijke er niet meer in herkent.
Maanden en maanden heeft de bekende heemkundige en historicus E.H. Joz. Geldhof, leraar aan het St.-Lodewijkcollege te Brugge, aan dit dagboek gezwoegd om het in orde te brengen, en er een lezenswaardig geheel van te maken. Zijn werk werd in 1959 in de prijskamp der Provincie voor oorlogsmonografieën bekroond. De jury, samengesteld uit de heren Joz. De Smet, E.H. Viaene en Vrederechter Van Merris, had veel lof over voor dit werk.
Wij zien dan zeer verlangend uit naar het verschijnen van dit groot werk. Einde augustus komt een eerste aflevering (180 bladzijden) van de pers. Dit deel wordt ingeleid door Prof. Dr. Eg. Strubbe.
‘West-Vlaanderen’ beveelt dit werk aan al zijn lezers ten zeerste aan.
F.R. Boschvogel
| |
P. Billiet: Staden 1914-18 - De frontstreek Poelkapelle - Langemark - Houthulst. 1963, Vonksteen, Langemark. 123 pag., 50 foto's.
Ik heb met werkelijke spanning dit zo boeiende boek gelezen. Deze monografie over de verwoeste gewesten in de eerste wereldoorlog, met 50 authentieke foto's, werd terecht door de provincie West-Vlaanderen bekroond.
Dit werk wordt gekenmerkt door twee voorname hoedanigheden: vooreerst tekent het met historische stiptheid het verantwoorde beeld van de oorlog 14-18 te Staden en ommeland, en daarnaast is het door zijn pittige verteltrant en zijn rake beelding een Westvlaams volksverhaal geworden.
In dit gedenkjaar 1964 zullen ouderen en jongeren er goed aan doen dit boek te lezen. Om kennis te maken met de gruwelijke oorlog, en aldus de vrede als een hoogste goed te leren waarderen.
Het boek begint met het levend schilderij van het luchtige Staden op de drempel van de oorlog. Daarna vertelt de schrijver de tonelen van wreedheid, moord en oorlogsgeweld, die als de beruchte ‘Schuwe Maandag’ de geschiedenis zijn ingetreden. In levende taferelen schildert de schrijver voor ons de vlucht van Staden, de aftakeling van het dorp, de gasoorlog 1915, het leven op het front en in de bezettingszone, het taaie leven van een dorp dat niet sterven wil en dat begaan blijft met zijn bestuur, zijn kerkelijk leven, zijn onderwijs, zijn bevoorrading, zijn solidariteit in de vele rampen, het meeleven met de luchtgevechten, de hoop op redding en zegepraal, het
| |
| |
hartelijk soelaas bij het verblijf in de verre Kempen... Men moet zelf de oorlog hebben beleefd om te weten hoe typisch, hoe juist dit gebeuren werd getekend. Het boek besluit met de terugkeer na de oorlog naar Staden, het Beloofde Land van de uitgedreven en uitgeweken scharen.
Wij kunnen niet anders dan dit rijkgestoffeerde oorlogsboek 14-18 warm aan te bevelen.
| |
D. Jonckheere: Aartrijke 1914-18. 70 blz., 35 foto's. De Oude Thouroutnaar, Torhout, 45 F.
Zo pas verscheen dit boek over een dorp, dat wel dicht maar toch buiten het front, de oorlog heeft meegemaakt. Omdat de schrijver hier uiteraard over de krijgsoperaties mocht zwijgen, kon hij zijn volle aandacht wijden aan de twee grote omstandigheden die het leven en streven van een bezet dorp 14-18 typeren: het avontuur van de Aartrijkse soldaten en het bewogen dorpsleven onder de Duitse bezetting.
De schrijver heeft jarenlang zijn dokumentatie rijk gestoffeerd door het raadplegen van talloze mondelinge en schriftelijke bronnen. Tevens kan hij putten uit eigen ervaring. Zo groeide dit werk tot een rijk en trouw relaas over zijn Houtlands geboortedorp. Hij roept eerst het vreedzame dorpsbeeld op, vijftig jaar geleden, dat zo bruusk door de oorlog wordt vertroebeld. Daarop volgt de mobilisatie en de uitwijking, de tragedie van de eerste gesneuvelden, de tribulaties van vier jaar bezetting, de bevrijding en het bezoek van koning Albert aan Aartrijke, de gesneuvelden en het standbeeld (van de Aartrijkse beelhouwer Nard De Visch).
Dit boek betekent een werkelijke aanwinst voor onze oorlogsliteratuur en voor de heemkundige studie.
f.r.b.
| |
Dr. Jos. De Smet: Brugge onder de oorlog 1914-1918. Gidsenbond, Brugge 1955.
In dit werk roept Dr. Jos De Smet van het Brugse Rijksarchief, die we op 14 juni jl. te Brugge hebben gevierd, het beeld op van Brugge tijdens de eerste wereldoorlog. Levendig en pittig dank zij de vele precieze en schilderachtige details, is dit, zowel in de breedte als in de diepte uitgebouwde werk, een der beste in zijn soort.
Na het beeld van Brugge in 1944 tekent de schrijver het oorlogsbeeld der eerste maanden en de organisatie der bezetting, die in al haar aspekten wordt belicht. Grondige aandacht gaat naar de economie: nijverheid, landbouw, bevoorrading, gedwongen arbeid. Verder behandelt de schrijver het activisme en het hoger leven, om te sluiten met de Duitse soldaten alhier en de eindelijke bevrijding. De geciteerde bibliografie is uitgebreid en leerrijk!
Dit werk heeft - terecht! - kennelijk gediend tot leidraad van heel wat oorlogsmonografieën. Ook de illustratie is typisch.
De schrijver is hier aan zijn zoveelste historische vulgarisatie op hoger vlak. Want deze eminente historicus heeft niet alleen hoogstaand historisch werk geleverd, doch tevens een edele taak van volksbeleving vervuld. (Daar kunnen wij, Brugse gidsen, over getuigen!) Om beide onze dank en onze eerbied. Het werk werd, zoals de vele uitgaven van de Vereniging van officieel gediplomeerde Gidsen van Brugge, keurig uitgegeven.
f.r.b.
| |
Roger Haelewijn: Torhout onder de oorlog 1914-1918. De Torhoutse Bode, Torhout.
De bekende heemkundige en historicus, die onlangs door 't Gemeentekrediet bekroond werd met een werk over de Franse tijd, biedt ons in dit oorlogsboek een zeer veelzijdig gedokumenteerd werk aan over de oorlog 14-18 te Torhout. In bonte doch verantwoorde taferelen gaat dit overzicht, dat begint met het Torhout in het begin dezer eeuw, over het oorlogsbeeld met de Uhlanen, de vluchtelingen, de bezetting en bevoorrading, de opeisingen, bombardementen, de uitdrijvingen, het onderwijs, de bevrijding en de slag rond de stad, koning Albert en president Wilson te Torhout, de standbeeldhistorie en de bekende Torhoutse oorlogsfiguren en de heropbouw.
Gedegen historische arbeid! Dit is het kenteken van Haelewijns veelzijdig werk. Ook dit boek verdient ten volle deze naam.
f.r.b.
| |
G. Buffel en A. Vandekerckhove: Stuivekenskerke. Vonksteen, Langemark. - 118 blz., 100 F.
Ga naar Keiem, Beerst en Leke,
kijk maar rond in heel de streke
of er ooit een torennaalde
schoner in het zonlicht straalde...
Zo zingt de pastoor-dichter A. Vandekerckhove over zijn dierbaar ‘Stuivekens’ dat hij hier historisch behandelt samen met zijn dorpsgenoot (beiden Zedelgemnaars) C. Buffel. Vooral de oorlogstijd 14-18 treedt hier op de voorgrond: de slag aan de IJzer in oktober 1914, de heldendaden van het 8ste linie, de strijd om de Schoorbakkebrug, de dood van majoor d'Oultremont, de slag van Reigersvliet, het O.L. Vrouwhoekje en het oude torenpuin, waaraan de figuur van P. Martial Lekeux verbonden is, en de vele gedenktekens waarmee dit dorp is bezaaid. Dit alles wordt doorzinderd met de volkse verzen van de pastoor-dichter. De talloze vrienden van Stuivekenskerke hebben aan dit mooi uitgegeven werk, dat met vele en treffende foto's werd geïllustreerd, een heerlijk gedenkboek, een gids in het heden en verleden van dit thans zo stille dorp.
f.r.b.
|
|