vrije tribune [vervolg]
de folkloristische vereniging ‘Die Plate’ niet te koop in het museum?
3) Met het oog op een degelijke cultuurpropaganda zou men bij de toegang tot het museum twee kaarten moeten plaatsen: - een plan van Oostende met nauwkeurige aanduidingen van alle museums en culturele manifestaties op het grondgebied van de stad, waarvoor overleg en coördinatie zijn vereist;
-een kaart van België met nauwkeurige aanduidingen voor alle museums.
Misschien schijnt het overdreven zoveel belang te hechten aan één museum. Aangezien echter Oostende voor veel Engelsen de enige stad op het Europese vasteland is, die ze bezoeken, zal ook voor een aantal onder hen het Oostendse folkloremuseum (heemkundig museum klinkt puristisch) het enige Europese museum zijn, dat ze zien. Het komt erop aan alle mogelijkheden uit te baten; men maakt wel publiciteit voor veel zaken die het niet waard zijn.
Uiteindelijk zal men misschien deze kritiek pogen te ontzenuwen met de bewering dat er onvoldoende geld is. Dan moet men vergelijken met andere museums in binnen- en buitenland. Bokrijk en het Archief en Museum voor Vlaams Cultuurleven in Antwerpen zijn ook zeer bescheiden ontstaan. Een bezoek aan het Muiderslot, dat op zichzelf minder interessant is dan de meeste van onze kastelen, kan wellicht de verantwoordelijken aanzetten hoe men een museum moet organiseren.
Tenslotte moet men de gewijzigde opvatting over het museumwezen aanvaarden. In de tweede helft van de twintigste eeuw gaat het niet meer op een aantal collecties van dilettanten en kunstminnende zielen ergens uit te gieten, hier en daar een briefje te leggen en voor de rest een brave man aan de toegang te plaatsen, die alle inkomsten in een sigarenkistje deponeert en verwonderd opkijkt, als iemand het langer dan een kwartier in het museum uithoudt.
Sans rancune en bij voorbaat dank voor elke reactie.
Lic. Aimé Pillen