vrije tribune
Het Oostends folkloremuseum
Naar aanleiding van een bezoek aan het Oostendse folkloremuseum volgen enkele bedenkingen, die wellicht in uw rubriek ‘Vrije Tribune’ kunnen worden opgenomen.
Vooraf wens ik te onderstrepen dat de bedoeling van mijn kritiek uitsluitend positief is en dat die kritiek mutatis mutandis ook op de meeste andere museums van ons land slaat.
Het Oostendse folkloremuseum bevat een omvangrijke verzameling en is vrij centraal gelegen, zodat het vooral op regendagen veel toeristen ontvangt. Opdat het museum beter tot zijn recht zou komen, geef ik enkele suggesties:
1) Het huidige museum is overladen: te veel heterogene voorwerpen in een zeer beperkte ruimte, een indruk die nog versterkt wordt door slordige presentatie. Van enige chronologische of systematische indeling is geen sprake, schrappingen en taalfouten in de teksten komen niet zelden voor. Ik stel voor dat men:
- ofwel het museum uitbreidt binnen het bestaande gebouw, indien de diensten, die nu in de andere delen van het gebouw bestaan, elders kunnen worden ondergebracht; - ofwel onverbiddellijk de minst interessante zaken naar de reserve verwijst, waarvoor men dan weer plaats moet vinden. Voorwerpen van oud-strijders horen beter in hun lokaal thuis. Ideaal zou zijn als men over meer ruimte zou beschikken om aparte, jaarlijks wisselende tentoonstellingen tijdens het seizoen in te richten, bv. ‘la belle époque’ of de twee wereldoorlogen, waarover toch veel materiaal aanwezig is. Om die tentoonstellingen aan te vullen, zou men ook voorwerpen in bruikleen kunnen verkrijgen. Daarnaast blijft het voornaamste van het vast bezit van het museum ook tijdens de winter tentoongesteld, maar systematisch en liefst chronologisch geordend. 2) Om het museum te helpen, dient men het beter te organiseren:
- elke dag, behalve maandag of donderdag open, van mei tot september;
- viertalige teksten.
In een enkele vitrine, met voorwerpen uit een particuliere collectie afkomstig, liggen thans alleen franstalige teksten. Nergens zijn er Engelse teksten, alhoewel veruit de meeste bezoekers Engelsen zijn. Gidsboekjes zijn er ook al niet, in geen enkele taal. Indien het te duur uitvalt om overal viertalige teksten aan te brengen, kan men zich beperken tot de hoofdafdelingen (waarvoor natuurlijk een systeem nodig is) of zelfs uitsluitend met nummers werken en afzonderlijke Nederlandse, Franse, Engelse en Duitse brochuurtjes, die b.v. 5 F kosten, uitgeven. Waarom liggen de publicaties van