ontmoetingen
Urbain Van de Voorde ... 50 jaar jonger
Tafelrede gehouden door Herman Bossier op het huldebetoon Urbain Van de Voorde - Willem Van Hecke op 12 januari 1964 te Blankenberge.
Le temps s'en va, et sans laisser de trace;
Les jours suivent les jours vers un but incertain,
Nous laissant effarés devant le temps qui passe
Et nous jette, éperdus, dans les bras du destin.
Joyeux, nous franchissons le seuil de l'Athénée,
Et la fuite du temps ne nous inquiète pas,
Et puis, soudain, l'on voit, à la fin d'une année,
La vie, ouverte sous ses pas!
Dit is de aanhef van het eerste gedicht van Urbain Van de Voorde dat gepubliceerd is geworden, namelijk in het nummer van de Journal de Bruges van 14 juni 1913. Dat is een halve eeuw geleden.
Twee dagen tevoren was aan het Koninklijk Ateneum te Brugge een nieuwe vlag overhandigd geworden door graaf Amédée Visart de Bocarmé, burgemeester der stad en voorzitter van de bestuursraad van het Ateneum. Te dier gelegenheid had in het Ateneum een plechtigheid plaats. Gedurende deze plechtigheid hield de burgemeester een toespraak tot de leerlingen. Twee leerlingen droegen een gedicht van eigen maaksel voor, de twee beste leerlingen uit de klas van Poëzis, die als bij toeval twee Blankenbergenaars waren. Urbain Van de Voorde, als eerste der klas, droeg een Frans gedicht voor. Dat moet nu niemand verwonderen. Zo was het toen de gewoonte. Toen wij in het Sint-Lodewijkskollege te Brugge in 1916 onze Retorika beëindigden, viel mij de eer te beurt de ‘discours d'adieu de la rhétorique’ uit te spreken op het feest van de principaal en die discours was vanzelfsprekend in het Frans.
In zijn verslag over het vlaggefeest in het Brugs ateneum gewaagt de redakteur van de Journal de Bruges omtrent het optreden van Van de Voorde van ‘applaudissements frénétiques provoqués par ces excellentes strophes’. En hij voegt er aan toe: ‘Il récite avec une chaleur émouvante des vers de son crû que nous sommes heureux de reproduire ici’.