[Samuel De Vriendt 80 jaar jong, vervolg]
Tot heden toe zien wij Samuel De Vriendt op elke bijeenkomst en menigvuldig zijn de werken die hij op doek vastlegde.
Zo kwam 1914, oproep van onze koning, en Sam trok met de honderden op en wilde als Vlaming zijn deel dragen in het offer, met de zoete hoop, dat de dood en het lijden, vruchten zouden dragen voor de Vlaamse heropstanding. Hij was toen dertig jaar en zou de nameloze ellende meemaken van een troep, die reeds strijd moest leveren vóór zij gedrild was en wapens hadden ontvangen. Dadelijk ook begreep hij zijn plicht en als intellectueel zette hij zich ten dienste van de minder begoeden en begaafden. De voorwaarden waarin wij moesten vechten en leven en ook sterven, waren meer dan onterend. Sam deed dan ook alles wat maar enigszins mogelijk was om de gaafheid van onze jongens te helpen hooghouden. Het prachtig werk van dichter Dr. Aug. Van Cauwelaert, zijn latere schoonbroer, nml. ‘Liederen van Droom en Dood’ zou door Sam worden verlucht en werd een prachtig geheel, omdat de twee kunstenaars als het ware als een ‘eenheid’ dachten en het beleefden. Sam De Vriendt heeft zich gans de oorlog als kunstenaar en als mens gegeven, ten bate van het schone, het goede, het Vlaamse. Ook aan hetzelfde front ontmoetten wij Joe English terug, en zo vormden wij samen, met Juf. M. Belpaire, ons moederke aan de IJzer, spoedig een klaverke vier. Stelde Joe English zijn kunstenaarstalent in dienst van onze Vlaamse jongens, zo waren de werken van Sam De Vriendt een stille wekroep tot opstandig verzet tegen de tergende toestanden waarin onze jongens, 82 % van het frontleger, moesten leven. Deze reeks werken opsommen en ontleden zou ons bij plaatsruimte hier te ver leiden. Ik wil mij beperken tot een paar van deze doeken, die van zulk groot belang zijn en die naast het O.L. Vrouwke aan de IJzer, van J. English, als een ware zielezang kunnen beschouwd worden. Toen het ‘Gebed voor Vlaanderen’ uit ons kerkboekje voor de soldaat moest verdwijnen, antwoordde Sam met een der schoonste tekeningen die de ware atmosfeer aan de IJzer
weergaven: ‘De Doden bidden voor Vlaanderen’. Hierin doet de gesneuvelde soldaat aan de levende wat verboden was. Z.E.H. Cyriel Verschaeve, de geestelijke leider van het IJzerfront, was niet de enige om de schepper van dit diepgevoelde kunstgewrocht in volle geestdrift te prijzen. De besten van ons volk juichten Sam toe! De grijze Priester Hugo Verriest greep naar de pen: ‘hoe zal ik U (Sam) danken! Dat is uit het diepste uwer ziel geboren en het heeft mijn diepste innerlijke geraakt. Innig in uw werk, in uw weemoedvolle gemoed ligt grenzenloosheid’ Een kunstwerk van grote betekenis, bijzonder voor ons die dit leven aan de IJzer als soldaat hebben meegemaakt is wel het werk van Sam ‘Der Doden Kerstnacht’ op een dwarsbalk van een grafzerkje van een gevallen kameraad, en dat oprijst in een nare sneeuwvlakte. Deze tekening toont ons het Kindje Jezus neergezeten, schamel maar goddelijk troostend en als blijk dat de schamele IJzerjongen niet door Hem vergeten werd. Dit werk is nu als glasraam geplaatst bij de ingang van de kapel in de nieuwe IJzertoren.
Ik ken werkelijk geen kunstenaar die beter de geest van de IJzer in zijn werk heeft gelegd dan Samuel De Vriendt, die als één geworden is met de streek aan de IJzer en die heel zijn leven heeft getracht ons volk te wijzen op het grote offer van onze duizenden doden.
Bij al het leed en het offer dat hij aan de IJzer heeft meegemaakt, vondt hij toch ook zijn grootste geluk in de persoon van zijn liefste vrouwke, Mej. Godelieve Therssen, die hij te Veurne leerde kennen. Zij is een engel in de ware betekenis van het woord, heeft zijn ganse leven beheerst en is de stut en steun gebleven van zijn kunstenaarsziel. Zij heeft met hem vreugden gekend, doch helaas ook zware strijd en zeer veel lijden, doch juist in die perioden was zij zijn ware levensgezellin, die hem opbeurde en de kracht gaf alles manmoedig te dragen.
De tweede wereldbrand is voor hem zeer zwaar geweest en voor haar dubbel zwaar, doch door haar liefde, door haar wilskracht, heeft zij hem opgebeurd en de kracht geschonken de zware inzet te kunnen dragen, omdat ook zij aanvoelde het grote belang van zijn Schepenschap voor Schone Kunsten te Brugge, ambt dat uiteindelijk maar één doel had: Brugge met zijn kunstbezit te redden. Toen de Heer Burgemeester Jef Devroe, aan wie inwoners van Brugge zoveel te danken hebben, door zijn dienst verplicht was de stad tijdelijk te verlaten, werd Sam De Vriendt door zijn collega's en de nooit genoeg geprezen Stadssecretaris meester E. Delva tot d.d. Burgemeester, aangesteld en kreeg van de bezetter gedaan dat de kunststad zou gespaard zijn gebleven; dit was voor Sam hoofdzaak. In plaats van hem te danken en met eerbetuigingen te overladen, hebben dezen die gespaard gebleven zijn, hem met zware doornen gekroond en als een ware misdadiger behandeld, en alsof het nog niet genoeg was, een zware boete