Pimajojuko (ps. v. Piet M.-J. Bekaert)
liedje voor liesje, grietje en dora
Pimajojuko is iemand die talent bezit en weet wat hij met het woord kan bereiken. Zijn debuut is op zichzelf minder belangrijk, maar het is niet onmogelijk dat hij zich ontpopt tot een waarachtig dichter die niet enkel een klankrijk wijsje laat horen, maar ook iets substantieels te zeggen heeft.
Aan de ‘enkele korte verhalen’ rondom een verblijf te New York zullen we niet veel woorden besteden. Evenals de gedichten tonen zij een speelse geest, maar meer dan verdienstelijk schoolwerk zijn ze niet geworden.
Met ‘Sonnetten met zonnepetten’ heeft Jan-Piet Ballegeer een ‘Krans voor spreekstem’ laten verschijnen (privé-uitgave, Kortrijk, 1962). Het is een krans of ketting, die tot het einde toe wordt volgehouden op volgende wijze:
Jan-Piet Ballegeer
bladselder en knolselder voor
gewemel van linksvoor en rechtsachter
dat wil zeggen de malen pakken
hand in hand via antwerpen
van old shatterhand en winnetou
maagdelijke sneeuw op maagdelijke wouden.
Dat is het eerste sonnet; het tweede herneemt het laatste vers:
maagdelijke sneeuw op maagdelijke wouden
langs januarimaandag van voorjaar in december
in februaridinsdag van lentemaand in november
uit maartwoensdag van zomerjaar in oktober
En zo gaat het verder. De dichter heeft in de grond niet veel te zeggen, maar hij speelt graag met woorden en met zinnen en hij doet het op een beminnelijke manier. Af en toe zitten er in zijn verzen aardige vondsten. Dan krijgen we amusante en een enkele keer ook fijngeestige spielerei. Met het geheel is echter nog veel opzettelijkheid gemoeid en ongelukkig ervaren we het ook dikwijls als maakwerk. Wanneer men de bundel nadien herleest, geeft men er zich toch rekenschap van dat Jan-Piet Ballegeer schrijft met zwier en speelse gemakkelijkheid. Daarom geven we hem graag krediet.