| |
| |
| |
vakliteratuur
Kunst aller tijden
een overzicht van de beeldende kunsten en de samenhang met de culturele achtergrond
Deel II (voor de bespreking van deel I cfr. West-Vlaanderen 68, blz. 126).
Wie deze beide delen ‘Kunst der Wereld’ bezit, heeft werkelijk een volledig overzicht van de kunst over de gehele wereld! Uiteraard is dit werk een synthese, wat de hoofdbedoeling is van de eminente samenstellers uit Noord en Zuid, daar zij een overvloed van illustratiemateriaal willen bezorgen in een beperkt aantal bladzijden. In het eerste deel werd reeds vooropgezet dat men bewust wou breken met de gangbare formule van het kunstboek: enkele losse illustraties en heel veel tekst. De samenstellers hebben bewust van ‘Kunst der Wereld’ een kijkboek gemaakt. Het spreekt vanzelf dat zij zich met een dergelijke formule niet richten tot specialisten - daarvoor bestaan studie-werken van elke periode afzonderlijk, zoals bv. de prachtige serie ‘Kunst aller Tijden’, eveneens bij Elsevier uitgegeven - maar wel tot die ruime groep van kunstminnaars, aan wie vaak de tijd en de lust ontbreekt om op smalle basis diep te gaan delven! In die zin kan dan ‘Kunst der Wereld’ een vulgariserend werk worden geheten, op voorwaarde dat die term niets denigrerends insluit. Vanzelfsprekend zijn de overvloedige illustraties zwart-wit en van klein formaat, wat bij de kunstreproducties van de twintigste eeuw, vnl. van abstracte werken wel enigszins hindert; maar onmiddellijk moet hieraan toegevoegd dat voor ongeveer elke periode twee bladzijden en voor de twintigste eeuw zelfs meerdere bladzijden volbladillustraties in kleurendruk zijn ingelast. Het interessante van dit illustratiemateriaal is naast de veelheid, die een overzicht geeft, ook het feit dat heel wat minder bekende werken hier worden gereproduceerd. In dit tweede deel worden bestudeerd de Renaissance, de Zeventiende Eeuw, de Italiaanse Barok, de Lodewijk XIV-stijl, de Achttiende Eeuw, de Lodewijk XV-stijl/Rococo, Engeland in de Achttiende Eeuw, de Empire, de Negentiende Eeuw, de Twintigste Eeuw. Tevens volgen hoofdstukken over de kunst in China, Indië, Japan, over
de Precolumbiaanse Kunst, de Negerkunst in Afrika, en de kunst in Oceanië. Een aantal registers verhogen de waarde van dit deel als naslagwerk.
Uiteraard wordt voor het tweede deel hetzelfde stramien van het eerste deel gevolgd: een indeling in hoofdstukken en paragrafen (zie bespreking deel 1).
Voor dit deel verdient de Uitgeverij Elsevier andermaal hoge lof. ‘Kunst der Wereld’ (de twee delen: 1190 F) moet zijn weg vinden naar alle kunstminnaars. Het zou in geen enkele openbare lees-bibliotheek, in geen enkele schoolbibliotheek mogen ontbreken. Het is immers een werk van uitzonderlijke opvoedende waarde.
Willy Spillebeen
| |
Jaarboek Kon. Vl. Academie V. Taal- en Letterkunde
Dit lijvig jaarboek (411 blz.) bevat een aantal hoofdstukken van documentaire aard in de eerste plaats; aldus het huishoudelijk reglement en de lijsten van academie- en commissieleden, evenals deze der fondsen, prijzen en laureaten. De Westvlamingen hebben de academie in de loop der vorige decennia zeer welwillend bedacht met allerlei schenkingen en prijzen. Nochtans waren de Westvlamingen nooit zeer talrijk noch onder de leden der Academie, noch onder de laureaten van de diverse prijzen. Ook wat de publicaties betreft, die door de Academie werden uitgegeven, komen de Westvlamingen achterna hinken; ligt dit aan gemis aan informatie bij hen over de publicatiemogelijkheden die de Academie biedt, of is het aantal studiën en monografieën dat door hen wordt gemaakt eerder aan de lage kant, of houdt het fenomeen verband met het klein aantal Westvlamingen onder de academieleden in het verleden? Wij zijn er zeker van dat de West-Vlaanderen-bewonende academieleden het verschijnsel zullen bemerkt hebben en er zullen pogen verandering in te brengen nu ze toch reeds met zijn tweeën zijn (of twee-en-half vermits Prof. Baur de helft van het jaar aan de kust verblijft) op vijfentwintig werkende leden...; ook dit getal zou beslist mogen hoger worden vermits auteurs als Duribreux en Matthys of wetenschapsmensen als Antoon Viaene verdiensten hebben die de academie eer zouden aandoen.
De lijst publicaties van de eigen leden der Academie bevat o.m. een indrukwekkende bibliografie van André Demedts; deze auteur heeft geen gewag gemaakt van zijn tijdschrift- en dagbladartikels in tegenstelling tot de andere leden; dit zou nochtans documentair beschouwd van belang zijn.
De werkzaamheden van het academiejaar 1962 vullen het grootste deel van het jaarboek. Wij vinden er o.m. een kort In Memoriam voor Alfons Moortgat (p. 188), het verslag van de openbare vergadering op Beauvoorde (p. 280), de aanstelling van André Demedts als lid der academie met een voorstellingsrede door Prof. Vanderheyden (p. 354) en een rede van Demedts zelf over zijn voorganger Dr. C. De Baere (p. 357). Uit het verslag van de vaste sekretaris over het Academiegebouw vernemen we dat de Gezellezaal en de Debo-zaal, die beide in een treurige toestand van verwaarlozing verkeerden, zullen hersteld worden: de diensten van Openbare Werken zouden de zaak ter studie nemen, maar men zegt ons niet of deze studie beëindigd is...
Alles samen genomen toont het Jaarboek dat onze Academie een dame is, die spijt haar jaren een bewonderendswaardige vitaliteit bezit en een onvervangbare rol speelt in ons letterkundig leven.
| |
Middeleeuwse bekappingen
H. Janse en L. Devliegher
Het ‘Bulletin van de Kon. Commissie voor Monumenten en Landsch.’ (13, 1962, pag. 299-380) bevat een belangrijke studie, die onze medewerker Dr Luc Devliegher, Wetenschappelijk attaché bij het Prov. Bestuur, schreef in samenwerking met een Nederlands geleerde; de studie is te verkrijgen bij het Brugse Geschiedkundige Genootschap ‘Société d'Emulation’ waar zij in overdruk wordt uitgegeven (50 F voor leden en 75 F voor niet-leden; talrijke illustraties). In tegenstelling tot de Nederlandse is de studie van de Vlaamse bouwkunde uit de Middeleeuwen wat de bekappingen betreft voordien nog niet doorgevoerd geworden; daarom heeft Dr Devliegher, in het kader van de monumentenbeschrijving in West-Vlaanderen waaraan hij reeds meerdere jaren zijn beste krachten wijdt, dit aspect van het kunsthistorisch onderzoek grondig bestudeerd. Het geldt hier immers een belangrijk element van de bouwtechniek.
Na enkele meer algemene beschouwingen over Benamingen, Werkwijze, Telmerken en Houtverbindingen gaan de auteurs over tot het bestuderen van de onderscheiden Typen van bekappingen. Alle bij ons voorkomende typen behoren tot het grondtype hanebalkdak; men heeft vooreerst het eenvoudige hanebalkdak met afzonderlijke keperspanten zonder lengteverband, vervolgens de verschillende vormen van lengteverband (Hanebalkfliering, makelaarspanten, nokgordingen, dakgordingen), en tenslotte de dakconstructies die met jukken opgebouwd zijn. De gebruikte techniek laat dikwijls nogal nauwkeurige dateringen toe.
De Westvlaamse gebouwen, die naast tal van andere uit andere gouwen, speciaal in aanmerking genomen werden zijn: de Hallen te Brugge, de O.L. Vrouwkerk te Damme, het huis de Casselberg van de Hoogstraat, het St. Janshospitaal, het huis Spanjaardstraat 16 en Spinolarei 16 te Brugge, de kerk van Vinkem, St.-Jacobs en St.-Gillis te Brugge, de O.L. Vrouwkerk te Brugge en te Kortrijk, de Hallen te Ieper, St.-Walburgis te Veurne, St.-Bertinus te Poperinge, de schuur Ter Doest te Lissewege en de andere Cistercienzergebouwen, het huis de Zeven Torens in de Hoogstraat te Brugge, het Stadhuis te Kortrijk, het huis Ter Buerse (B.v.R.), het huis Wijnzakstraat 2 en Kuiperstraat 23 te
| |
| |
Brugge, het stadhuis te Damme en te Brugge, de O.L. Vrouwkerk te Poperinge, de kerk van Wulveringem, 't Vrije te Brugge. Dit overzicht der behandelde gebouwen alleen reeds bewijst welk degelijk opspeuringswerk aan de grondslag ligt van de uitgave van Janse en Devliegher. Zij hebben een waardevolle bijdrage verleend voor de kennis van onze Middeleeuwse kunst, waarvan nog vele facetten bij het publiek te weinig bekend zijn.
| |
De abstracte schilderkunst in Vlaanderen
Deze titel pronkt op de laatste luxusuitgave uit de thans reeds overal bekende reeks kunstboeken, die dhr Naessens, directeur van de Bank van Parijs en de Nederlanden heeft aangelegd in samenwerking met de uitgeverij De Arcade van Brussel.
Reeds meerdere jaren naeen hebben wij hier de uitzonderlijke prestatie kunnen onderlijnen die door de onderscheidene medewerkers geleverd wordt bij het realiseren van deze boeken. De reeks vormt dan ook reeds een uiterst waardevolle collectie over de kunst bij ons; er zijn natuurlijk nog te grote gapingen om ze als een som van de Vlaamse kunst te kunnen doen doorgaan, maar wij zijn overtuigd dat zo de economische welvaart mag voortduren ook deze gapingen zullen wegvallen.
Wat nu in het biezonder de uitgave over de abstracte kunst betreft. Zij wordt ingeleid door Langui. Het eerste deel geeft een algemeen en historisch overzicht door Michel Seuphor. Daarna volgt de presentatie van een reeks Vlaamse abstracten door Maurits Bilcke, Leon-L. Sosset en Jan Walravens. Het geheel beslaat 320 grote bladzijden opgelucht met 128 kleur- en 38 zwart-witre-produkties (werk van een vijftigtal uit de 131 besproken artiesten). Indrukwekkend geheel.
Natuurlijk staat zulk een werk aan veel kritiek bloot en de opdrachtgever is het zich wel van te voren bewust geweest. Wij zullen dus maar open deuren inslaan met op enkele kritiekpunten te wijzen, die betrekking hebben op het geheel van het werk. Vooreerst vinden we het spijtig dat men de naam ‘Vlaanderen’ aan deze uitgave verbindt. Immers niet alleen de Brusselse en de Waalse schilders worden hier zeer ruim besproken, maar ook een groepje vreemdelingen, die op handige wijze een belangrijke plaats op de Belgische kunstmarkt wisten te veroveren. De annexatie van al deze niet-Vlaamse elementen is niet aan Vlaams imperialisme toe te schrijven, maar eenvoudigweg aan het feit dat het etiket ‘Vlaams’ de handelswaarde van hun produkten op de internationale markt vergroot. Men verontschuldige ons deze kommerciële termen, maar men moet een kat een kat noemen. De medewerkers, inleider inbegrepen, zijn waardevolle woordkunstenaars - dat is wel nodig waar het over abstracte kunst gaat - die hun vorming aan de journalistiek te danken hebben en bovendien bekend staan om hun strijdbaarheid ten voordele van welbepaalde figuren en richtingen; dit team van vijf verdienstelijke mensen zou er zeker bij gewonnen hebben zo hun werk aan de supervisie was onderwerpen geweest van iemand met een degelijke kunsthistorische en wijsgerige scholing, die aan de uitspraken en beoordelingen een meer serene allure zou hebben gegeven; thans schijnen de auteurs voortdurend de indruk te geven dat zij moeten bewijzen aan zich zelf en de anderen, dat hun houding in het verleden de juiste was. Van een uitgave met een standing als deze Arcade-uitgaven wordt immers een finaliteit en objectiviteit verwacht, die moeilijk kan opgebracht worden door mensen, welke te onmiddellijk in de artistieke steekspelen betrokken zijn.
Het is de studie van Michel Seuphor, die ons het minst kon bekoren. De meeste mensen zien op hun jeugdtijd terug als op de tijd der ‘schönen Enttauschungen’, der vergeeflijke vergissingen en jeugdzonden. Seuphor maakt integendeel van de gelegenheid gebruik om de figuren en stellingnamen uit zijn eigen Sturm- en Drangperiode op te hemelen: niets of niemand wordt ons gespaard; al de rest staat in de schaduw hiervan. Dit wordt zelfs soms grotesk bv. waar men vaststelt dat hij om met het actuele West-Vlaanderen kennis te maken even de autostrade is opgereden tot aan Brugge en een drietal ateliers heeft bezocht, die niet al te ver aflagen van de afrit. Gelukkig hebben de medewerkers, vooral Maurits Bilcke, in hun bespreking der afzonderlijke figuren dit tekort enigszins goedgemaakt, iets waarvoor we hen dankbaar zijn; maar kon er niet bv. een illustratie minder opgenomen worden van Peeters, De Leeuw, Lacasse, e.a. om plaats te maken voor Pol Patoor, Gilbert Decock, D. Gevaert, W. Denecker, Constant en Arthur Lambrecht, Rover, e.a.
Maar hier zitten we toch weer op het terrein van de persoonlijkheden en wij hadden ons nochtans bij het beginnen dezer recensie goed voorgenomen dit niet te betreden.
A.S.
| |
De taal als tuin en wildernis
M. van Nierop
(Uitgeverij N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen/Amsterdam - Standaard-Pocket nr. 20-25 F).
In zijn ‘Ten geleide’ vertelt de auteur, taaltuinier Maarten van Nierop, ons, dat deze pocket een vervolg is op ‘De taal waarmee wij leven’ en een bundeling van de beste der ongeveer 300 ‘Taaituintjes’, die van februari 1962 tot februari 1963 in de bladen van de ‘Standaardgroep’ zijn verschenen. En ook hier worden vragen behandeld, die werkelijk gesteld werden aan de auteur. Daaruit volgt dat wij hier te doen hebben met alles wat omheen de warme, levende taal van alle dag draait: problemen en probleempjes, verzoeken om wat licht in de taalwildernis, ja zelfs een noodkreet van een vader, die het huiswerk van zijn kind niet foutloos maakte en die het advies van de taaltuinier inroept.
Het is 's schrijvers grote verdienste een zeker niet onbelangrijke bijdrage te brengen tot het ‘klaren’ van soms zeer ingewikkelde en verwarring brengende toestanden op het gebied van de geschreven en de gesproken taal. Zijn hem daarbij in niet geringe mate Dehulpzaam: zijn enorme taalwetenschappelijke eruditie, zijn sprankelende humor - waarin wij, niettegenstaande Vlaanderen sinds tal van jaren zijn tweede vaderland is, de volbloed Hollander herkennen - en zijn grondige afkeer voor al wat zweemt naar koele, dorre en streng zakelijke ‘spraakkunst’.
Al wandelend en slenterend in die taaltuin, zal iedereen, die het als een ereplicht aanziet zijn eigen taal zo goed mogelijk te kennen, beslist wat rijker worden. Kortom: deze pocket bevelen wij zeer warm aan.
j.v.r.
| |
Kunst bij ons
De Aloude Rhetorycken Camere van het Heylich Cruys, trouw aan haar beginselen en haar voorgenomen opdracht, publiceert onder de naam ‘Kunst bij ons’ een reeks plaquetten, gewijd aan kunstenaars, die in ons midden leven en werken. Het eerste nummer van deze serie verscheen zopas en werd gewijd aan kunstschilder Fernand Gevaert. Het bevat, benevens mooie illustraties, een trouwe levensschets, geschreven door Roger Corty, een jeugdvriend van de schilder, en een kunstbeoordeling van de hand van Dr. Jan Vercammen. De plaquette wordt bovendien door de kunstenaar genaamtekend. Het eerste honderdtal werd genummerd van 1 tot 100 en elk exemplaar bevat een oorspronkelijke schets van de kunstenaar zelf. De prijs bedraagt 100 F per exemplaar voor de eerste honderd en 50 F voor de overige. (Giro 4712.29 van apotheker Gerard Franchoo, Rijselstraat, St.-Michiels, met vermelding ‘voor plaquette Fernand Gevaert’).
| |
B.R.T.-Uitgaven
Gaby Moortgat: Oude Orgels in Vlaanderen, brochure nr. 21, 1964, 75 F.
| |
| |
Wij waren reeds vroeger in de gelegenheid enkele B.R.T.-brochures aan onze lezers voor te stellen. Onze indruk was zeer gunstig, maar al het voorgaande wordt tienvoudig overtroffen door de zopas verschenen brochure ‘Oude Orgels in Vlaanderen’, die naar inhoud en naar vorm werkelijk uitstekend mag genoemd worden. En het verschafte ons daarbij een onverdeelde vreugde in het voorwoord te kunnen lezen, dat nadruk werd gelegd op het feit dat talrijke Vlaamse orgelbouwers door hun talent, hun creatief vermogen en hun vakmanschap ook in het buitenland zeer belangrijk, ja zelfs baanbrekend werk verricht hebben. Enkele van deze orgelbouwers worden nader onder de loupe genomen (met, naast de Nederlandse tekst, een Franse en Engelse vertaling). De hoofdbrok van de brochure (meer dan 100 pagina's) bevat beknopte geschiedkundige gegevens over talrijke historische orgels in Vlaanderen en over de kerk waarin zij zich bevinden. De teksten zijn overvloedig geïllustreerd met tientallen foto's van groot formaat, het geheel in een geslaagde lay-out van Maurits Bilcke.
| |
Derde programma, tweede kwartaal 1964
Bij het ter perse gaan, ontvangen wij brochure nr. 22, die helemaal gewijd is aan het Derde Programma, tweede kwartaal 1964. In een uitstekende lay-out - dat zijn wij gewoon van Maurits Bilcke - wordt op aangename wijze voorgesteld wat de B.R.T. zoal geprogrammeerd heeft. Ook de illustraties verdienen alle aandacht.
Warm aanbevolen aan alle liefhebbers van het Derde Programma. Prijs: 30 F.
| |
V.T.B.-Uitgaven
Zonnebeke in 625 lijnen
Deze randgemeente van Ieper mag de jongste tijd om haar aktiviteit allerhande op onze belangstelling aanspraak maken. Ze heeft een roemrijk verleden gekend dank zij twee abdijen die sinds de middeleeuwen haar stempel op het leven der gemeente hebben gedrukt.
Kwam dan de eerste wereldoorlog, die de totale verwoesting en de ballingschap van de bevolking betekende. Onverdroten werd de wederopbouw aangevat. Tabakskultuur en steenbakkerij nemen een ongekende vlucht en, nog van werkzaamheid gesproken, ook de Vlaamse Toeristenbond blijft er lang niet bij de pakken zitten; een wakkere vertegenwoordiger, Eli Balduck, is er zeer aktief. Hij heeft over zijn gemeente, met haar zonnige naam, de brochure ‘Zonnebeke in 625 lijnen’ in de reeks ‘Vlaamse Toeristische Biblioteek’ bezorgd. Daarin schetst hij al het bezienswaardige over de abdijen, over oudheidkundige vondsten, de verdwenen en de huidige kerk (van architekt Hoste), de kunstvoorwerpen, de steenbakkerij en de tabaksverwerking.
Losse nummers van de Vlaamse Toeristische Biblioteek zijn, zolang de voorraad strekt, tegen 12 F (13 F indien toezending over de post verlangd wordt) te verkrijgen in al de V.T.B.-boekhandels waar men ook kan inschrijven tegen 120 F op een abonnement van 12 achtereenvolgende nummers.
| |
Tijdschriften
Ons Erfdeel
7de jaargang, nr. 3, maart 1964, abonnement: 100 F (4 nrs. per jaar), giro 5893.45 van J. Deleu, Menenstraat 67, Rekkem (W.-VI).
Inhoud: Officiële instelling van een Nederlandse kursus in Frans-Vlaanderen (Jozef Deleu); Het 36ste Nederlands Kongres en verder (Dr. A.W. Willemsen); Pourquoi j'apprends le néerlandais (Jeanne Leveugle); De dichter Maurice Gilliams (J.L. De Belder); Gedichten (Maurice Gilliams); Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen - vervolg XIX (Luc Verbeke); Het Nederlands in Japan in het verleden en heden (Ass. prof. M. Shibusawa); Twee hedendaagse beeldhouwers uit Frans-Vlaanderen (Emmanuel Looten); In de rand (André Demedts); Emmanuel Looten, de Franse Vlaming (Jozef Deleu); Steden van Frans-Vlaanderen - Rijsel 1 (Lieselot en Frits Pittery); Grote Frans-Vlamingen - Lodewijk Makeblijde (Drs. L. Loosen, s.j.) en verder de gewone rubrieken Kulturele Kroniek, Tijdschriften en boeken, Aantekeningen en verslagen.
Nogmaals een zeer rijk en gedocumenteerd nummer, dat wij ten zeerste aanbevelen.
| |
Biekorf
Westvlaams Archief
12, Wintermaand 1964: Zevende eeuwfeest van Nieuwpoort in 1863 (Art. van A. Viaene opgedragen aan conservator Berquin) - De oude bakkersgilde te Poperinge (R. Debevere) - Soldaat van Napoleon te Gits (T.v. Biervliet) - Mengelmaren (o.m. over de windmolens in 1963, C. Devyt) - Inhoudstafel 1963. De jaargang telde 416 blz.!
1, Nieuwjaarsmaand 1964: Macht van 't geestelijk (toverij in de streek van Westvleteren, A. Bonnez) - Vlaamse Jeruzalemvaarders in de Burgondische tijd (A. Viaene) - Telling van de Communicanten in de casselrij Kortrijk in 1694 (M. De Bruyne) - Nieuwjaargeven in het Mnl. (A. Viaene) - Mengelmaren.
2, Schrikkelmaand: De Weg terug (Vervolg van de evocaties van André Demedts over zijn jeugdtijd o.m. over de geschiedenis van het oude huis en over het spokenbos) - De kerk van Wielsbeke in 1579 (Jos. Desmet) - Oudere hondenmerken in Vlaanderen (V. Arickx) - Mossel en garnaal - Familienaam Gallant - Mengelmaren.
(Red. en beheer: A. Viaene, Annunciatenstr. 82, Brugge; 125 F, giro 2335.37, A. Viaene).
| |
Kortrijk
derde jaargang, nr. 1, 1964, per nummer: 5 F, per jaar: 25 F, giro nr. 1031.84. - Inhoud: Een avond te Kortrijk; Van maand tot maand: vijf op negenentwintig; Waarheen in het Kortrijkse; Het Frans-Vlaamse grensgebied (H.S.).
3de jaargang, nr. 2, 1964.
Inhoud: Kortrijk, tertiaire stad (H.S.); Waarheen in het Kortrijkse?; Onze maandelijkse statistiek: aantal hogeschoolstudenten in het arrondissement Kortrijk; Internationaal Fotosalon.
| |
Notre Flandre, Zuid-Vlaams heem
11de jrg., nr. 3, 1963, abonnement (4 nrs. per jaar): 80 F, giro 5201.80 t.n.v. Daniel Bossuyt, Kasteelstraat 19, Desselgem. - Inhoud: Poètes (L.J. Vanderaa); Een bezoek aan Atrecht (H.P. Schaap); Actualité sportive (A. Bourgeois); Le livre de families de l'Arrondissement de Lille (G. de Le Salie); Uit boek en blad; Landjuweel 1962: lijst der prijswinnaars; Verjaringen: Marcel van de Velde en Dr. Jozef Weyns; Courrier des lecteurs; Lezers schrijven ons; De tout un peu; Van hier en elders; Chronique de chez nous.
11de jaargang, nr. 4, 1963.
Inhoud: La discrimination ethnique a assez duré (Les Amis de la Sud-Flandre); Henry-Louis Dubly (L.D.); Al mijmerend bij oude schilderijen (J. Lambrechts); 1948-1963: Ceux qui nous ont quittés (V.V.F.); Actualités tou ristiques (André Bourgeois); Uit boek en blad (D.R.); Lezers schrijven ons; De tout un peu; Chronique de chez nous.
| |
Trefpunt
1ste jaargang, nr. 2, abonnement (4 nrs. per jaar): 100 F, giro 6475 Bank Soc. Gén. van België, Brugge, met vermelding: rek. nr. 491.683 v. J. Verstappen, Blankenberge.
Inhoud: Verhalen: ‘De Krijgsgevangene’ (R. Pieters), ‘Het eigendomsrecht’ (W. van Daknam); Poëzie: gedichten van F. Denissen, H. Van Zijl, M. De Smet-Vercauteren, F. Meyland, W. van Heugten, H. Achterberg, A. Suenart, L. Van Damme, W. Roggeman, K. Vertommen, W. ten Berge en A. Brink; Diversen: ‘Schoonmenselijkheid en schoonheidsgevoel’ (J. Van Baelen), ‘Vlaamse poëzie in Franse vertaling’ (M. Carême), ‘Guiseppe Ungaretti’ (Albe) en ‘Trefpunt
| |
| |
muziek’ (B. Buckinx); Plastische kunsten: ‘Iets over Raymond Kimpe’ (J. Eekhout); Buitenlandse brieven: ‘Brief uit Duitsland’ (G. Hermanowski); Schijnwerper op Hellmut Kleffel.
| |
De tekengids
17de jaargang, nr. 53, abonnement (4 nrs. per jaar): 60 F, giro 4162.30 van O.V.T. Brugge. Inhoud: Het Nationaal Hoger Instituut; Overladenheid van de programma's (P. van Leeuw); Taal (Jaak Fontier); Plastische Opvoeding (Yvonne Guns); Nationale fotowedstrijden voor de jeugd (Emiel Debaillie); TG-Front.
Canto, contactblad van het gemengd koor ‘Cantores’, Brugge. - Enkele tijd geleden hebben wij even de aandacht gevestigd op het tijdschrift Canto. Sindsdien is er heel wat - én ten gunste! - veranderd, zodat wij momenteel geen enkel blad in dat genre kennen, dat degelijker en interessanter is uitgegeven. Het is werkelijk zó, dat het tijdschrift niet alleen boeiend kan genoemd worden voor leden van het befaamde koor, maar ook voor lezers, die een eind buiten het Brugse wonen. Gelukwensen, R. Dewitte! Een pluim voor ‘Canto’!
j.v.r.
|
|