(links) fig. 4b: Uit R. Dodonaeus: ‘Stirpium historia’, Antwerpen, 1583.
(midden) fig. 4a: Uit ‘Hortus Sanitatis’. Mainz, 1491.
(rechts) fig. 5: Uit R. Dodonaeus: ‘Stirpium historia’, Antwerpen, 1583 (geen exacte weergave der proporties).
vaak ook het mooie geschepte papier. Maar onze bewondering gaat toch vooral uit naar de illustraties, soms nog ontroerend primitief, vaak sober en smaakvol, soms overdadig en uitbundig, en een enkele maal modern-abstrakt (fig. 1).
Al die weelderige tierelantijntjes die we vaak te bewonderen krijgen, die fraaie achtergronden of sierlijke entourages, doen niets toe aan de wetenschappelijke waarde van de afbeelding, aan het vlotter begrip of aan de praktische bruikbaarheid, en wij in onze twintigste eeuw, zo ingesteld op het praktisch nuttige, moeten soms een zekere wrevel voor zoveel ‘nutteloosheid’, verspilde energie, kosten en tijd overwinnen, vooraleer wij in bewondering kunnen staan voor dit harmonisch in elkaar grijpen van kunst en wetenschap.
Het is zelfs merkwaardig te konstateren, hoe met de vooruitgang der wetenschappelijke nauwkeurigheid ook de illustratie-techniek op kunstzinniger peil kwam. Vesalius bijvoorbeeld is o.m. beroemd geworden door zijn boek ‘De corporis humani fabrica’ waarin de menselijke anatomie voor het eerst met grote nauwkeurigheid is afgebeeld, en wel door middel van gravures, die zo kunstzinnig zijn, dat men ze in plaats van aan Pieter van Kalcar wel eens aan Titiaan heeft toegeschreven. Harderwijk bezat dit werk van Vesalius in een uitgave van 1725, verzorgd door Boerhaave en Albinus. De platen hierin zijn van J. Wandelaar.
Harderwijk bezat natuurlijk nog vele andere medische en anatomische werken. Om er een paar te noemen: een druk van 1600 van Julius Casserius van Piacenza, de laatste in de rij der beroemde Italiaanse ontleedkundigen (fig. 2); en de zeer mooie uitgave uit 1747 van de beroemde Leidse B. Albinus, met kopergravures van J. Wandelaar op uitzonderlijk groot formaat (fig. 3).
Ook in de kruidboeken zien wij, hoe exactheid met kunstzinnigheid gepaard kon gaan. Vergelijk eens de nog onbeholpen afbeeldingen in de ‘Hortus sanitatis’ uit 1491, een voorloper van de latere kruidboeken, met de illustraties van Pieter van der Borcht in de ‘Stirpium Historia’ van Rembert Dodoens, bij Plantijn in Antwerpen uitgegeven, en waarvan Harderwijk een druk van 1583 bezat (fig. 4a en b). Rembert Dodoens was de eerste in de Nederlanden die zijn kruidboek van natuurgetrouwe afbeeldingen voorzag.
Toch is hij op dit gebied geen pionier geweest, zoals Vesalius dat was voor de anatomie. In Duitsland waren er hem, op dit gebied, al een drietal botanici voor geweest. Hebben de houtsneden van Pieter van der Borcht niet de majestatische allure van de grote Fuchsprenten (Bazel, 1542), ze zijn levendiger en sappiger en daardoor ook natuurgetrouwer. Deze natuurgetrouwheid was echter niet vrij van een zekere ‘dichterlijke vrijheid’. De exacte weergave der reële proporties verwaarloosde de graveur opzettelijk ten gunste van een weergave der ideële proporties. De meest typische delen van een plant, zoals bloem en blad, werden naar verhouding te groot getekend, teneinde binnen het kader van een kleine houtsnede toch de ‘persoonlijkheid’ van een plant tot haar recht te laten komen (fig. 5).
Meerdere zestiende-eeuwse botanische boeken waren er