| |
| |
| |
[West-Vlaanderen 1964, nummer 74]
Kunst en Wetenschap
Dit nummer is een bezinning op de betrekkingen tussen de kunsten en de wetenschappen: dus moeten we nadenken en zoeken, verwantschap leggen, overeenkomst bepalen, verband smeden, de weg wijzen of integendeel het spoor volgen. Dit spoor verbindt, twee grote onbekenden: Kunst en Wetenschap. Me dunkt dat geen van beiden Muzen waren maar mij zijn ze mooier dan de negen lieve. Toch was ons het Oosten in deze gedachtengang vóórgegaan: Urania kent de loop der sterren, Terpsikore leidt de dans: Ritme en schoonheid van het lichaam onder het geruis der sferen.
Kunst, zingt de dichter, U is mijn leven toegewijd! Op die wateren doet iedereen zijn tocht, neemt iedereen de boot en is elk landschap kust en haven tegelijk. Er is een oever langs elke rivier waar veld en boom of de heuvels met de rotsen door een struktuur worden vervangen, door een brug, door een loskaai, door een steiger, door een stad aan het water. Velen - en ik denk aan de romantieker Constable - hebben bij voorkeur het molenwiel of het sas geschilderd: de ingreep van homo faber op de natuur. Meteen is de ene pool van onze bezinning uit kunst naar wetenschap omgeslagen. De tweede pool is hard en koud: je n'ai jamais trouvé une âme au bout de mon scalpel. Maar sluit de wetenschap wel deur en venster voor geest en hart? Zo ligt gevangen in een magnetisch veld tussen deze beide polen, de mens, U en ik, in deze tijd.
Binnen dit éne probleem groeien verschillende en talrijke vragen. Er is invloed van de technisch gestruktureerde geest op de vorm die een kunstvorm wordt. Er is invloed van het kunstgevoel op het instrument dat een wetenschappelijk werktuig
| |
| |
is, of op de prent die een wetenschappelijk document uitmaakt. Er is invloed van de techniek en methodiek op de beoordeling van het kunstwerk, op de studie naar authenticiteit en konstruktietechniek. Er zijn kunstwerken, die aanleiding worden tot mathematische discussie, zonder zelf te kunnen uitmaken in welke mate de formule de scheppende kunstenaarshand volgde dan wel het werk vóór de formule werd geboren: gulden regel der voorzichtigheid. Er zijn beelden, vormen en gegevens, welke langs de wetenschappelijke werkmethodes, duidelijk of zichtbaar worden en de kunst inspireren. Er is ten slotte de artistieke bedrijvigheid welke het wetenschappelijk denken bevrucht: het is de inspiratie, de idee de arabesk der verbeelding, welke de korst der logika doet openbarsten en nieuwe horizonten opent voor de positieve wetenschap.
Graag komt elk van deze punten ter sprake en laten wij systematisch en zonder fantasie - welke der kunsten moeder is - volgens de kalme wetten der logische volgorde elk der voorgestelde standpunten bondig behandelen.
| |
I. Van Struktuur naar Kunstwerk.
Eenvoudige mathematische begrippen en physische wetten, zo oud en zo logisch als de struktuur van de materie, vormen de grondslag van de architectuur. Vertikale steunpunten waarop horizontale liggers de dakstruktuur dragen bepalen de vorm van de Griekse tempels. Verfijning in de bouw van de kolom met haar zwaardere basis en het elegante sluitstuk tussen fronton en schacht, dat als een gewricht tussen de horizontale en de vertikale lijn wordt opgevat: het is het gewricht van een zittende knie, de kalme hoek tussen been en dij. Het fronton is de schouderlijn van een man die heel de kracht van zijn borst over zijn bovenarmen spreidt.
Wanneer de barokke kolom der Egyptenaren, de absurde totem der Indianen - waarop geen gewicht doch wel dit van de hemel steunt - het plantaardig gewas van een gotische kolonnade voor het geheugen voorbijgaan, telkens wordt één gewicht, hetzelfde, door de mens tegen de hemel getorst. Andere volkeren hadden een ander gevoel en bouwden de muren van Peru en de cyclopische wallen op Kreta. Steeds heerst de wet van de zwaartekracht - hoewel ditmaal het gebouw niet wordt opgeluisterd door het genie der kolom die het gebouw verheft en openstelt - doch als een muur die de mens binnen zijn angsten sluit.
Misschien zijn wij als jonge goden in een andere tijd geboren: nieuwe wetten, nieuwe strukturen, nieuwe vormen, nieuwe inzichten in de verhouding stof-en-geest zijn uit de mathesis geboren. Het mathematisch denken heeft het begrip getal dat eerst op een nummer eerder dan op een aantal duidde, laten uitgroeien tot de rijkste schoonheid welke de mens ooit droomde. Het irrationele kan hij schrijven; hij trekt wortels uit imaginaire getallen; men heeft het begrip oneindig en nul als realiteit gebezigd; men verheft een cijfer tot machten die niet berekend doch wel gebruikt kunnen worden. De moderne mathesis durft alles. En nu wordt de mens aan de goden gelijk. De sterren liggen in onze greep: wij horen hun taal in de radiotelescoop. De materie behoudt het uitzicht dat wij haar toeschrijven maar krijgt een strukturele inhoud uit krachten en ladingen, uit evenwichten en spanningen opgebouwd: het atoom barst en de mens verandert zelf de struktuur van de materie. De wetmatigheid, in de physische wereld verscholen, gaf het ontstaan aan geometrische strukturen waarvan sommige de kunstgewrochten van onze tijd aan het worden zijn. Dunne betonnen zeilen wapperen in de lucht, plasticschelpen bedekken de huizen of beschutten ons lichaam ter ruste, staal en metaal zo dun en zo licht als een blad bedekt onze vleugels, bloemen van keramiek wentelen aan ontzaglijke snelheid in een zee van vuur en drijven ons tot buiten de dampkring. Ze zijn vorm, struktuur en funktie tegelijk.
De mathesis gaat nog dieper en men bewijst dat de microscopische architectuur van ons bot optimale weerstand biedt bij een minimum gewicht. Onze gebouwen hebben nog niet de verrassende eenvoud van vorm en de rijkdom van een anatomisch skelet. Reeds is de schelp van het zeedier en de mantel van het insekt, maar nog niet het skelet van een mens, in onze gebouwen veropenbaard. Gedenk, o Muze, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren. Maar stof is onze triomi geworden.
| |
II. Artistieke vormgeving in het wetenschappelijk instrument.
Een klein doch spannend argument rond de wisselwerking tussen Kunst en Wetenschap had ik graag in dit nummer ontwikkeld. Het blijft bij deze korte nota. Oude zeevaartinstrumenten, oude microscopen, waren steeds wondermooi gebouwd, vol arabesken en versierselen, geslepen en geblonken als een pronkstuk. Hiermede werd stilaan afgedaan. Nu
| |
| |
wordt het instrument eenvoudig, glad, kleurvol en logisch gemaakt. De ingewikkelde architectuur der onderdelen wordt door een sobere buitenmantel afgedekt. Wij hebben min dan vroeger de neiging om met het instrument te pronken. Schoonheid ligt nu in de eenvoud van bouw en tekening welke met de modieuze benaming van Industrial Design wordt aangeduid. Hierover wordt in een der volgende nummers van dit tijdschrift uitvoerig geschreven.
| |
III. Wetenschappelijke kritiek van het kunstwerk.
Een rechtstreekse ingreep van de Wetenschap op het kunstwerk, zoals de ingreep van de geschiedenis op de letterkunde, van de scheikunde op de landbouw, of van de physica op de vervoermiddelen, is typisch voor onze tijd. Kunstkritiek, en kritiek op het kunstwerk zijn dikwijls op chemische en physische analyses gebouwd. Het brons der Romeinen is goed gekend en een analyse van enkele milligram metaal uit een boorkanaal van een sculptuur bewijst de echtheid of de kultuurhistorische datering van een werk. Erts en gietmengsel bevatten sporen metaal in een bepaalde verhouding waaruit men oorsprong en tijdperk kan terugwijzen. Datumbepaling langs de metingen van de radioactiviteit van de natuurlijke isotopen van hout en weefsels heeft historische feiten rechtgezet en dateringen gewijzigd, vóórhistorische gewrochten en woonplaatsen soms duizenden jaren in het verleden verschoven. Een belangrijke bijdrage over dit onderzoek naar authenciteit door middel van chemische en physische methodes is verder in deze bladzijden te lezen en met een overvloedige documentatie aangevuld.
| |
IV. Kunstwerk of formule.
In de gedachtengang die zich tussen de polen kunst en wetenschap beweegt, valt men onvrijwillig in deze herhaling terug. Ligt de oorsprong van het kunstwerk in een formule, of is de formule met het kunstwerk gegroeid? Hoe kan de bouw van een hangbrug zonder de berekening van de ingenieurs aanvangen? En toch is de eindindruk deze van een spontaan artistieke schepping. Zeker wordt in vormgeving van de pijlers, in de kleur van kabels, pilonen en brugblad, in de sierlijke oprit en in de speling met landschap, zee en materiaal een koninklijk spel van ruimte, macht, schoonheid, vaardigheid en kennis gespeeld. Maar kabels, ankers en fondaties zijn koel en technisch berekend en elke weerstand van wind, water en gerij werd zorgvuldig berekend en met elektronische machines in het plan becijferd. Tegenover dit klare voorbeeld staan de plastische kunstwerken waarvan de theoretische interpretatie voor discussie en a priori vatbaar zijn. Gulden snede, theoretische bladvulling en kleurdistributie, mystieke becijfering van proporties, kabalistische interpretatie van details en struktuurplan, zelfs de moderne Modulor van Le Corbusier. Wie scheidt het gewilde van het toevallige in dit mysterieuze domein? Een anecdote kan licht werpen. Naum Gabo, de constructivistische beeldhouwer, ontwierp een ruimtestructuur voor de Bijenkorf te Rotterdam. Toelating tot het oprichten van dit reusachtige ijzeren gevaarte werd uitgesteld tot men op de Technische Hogeschool te Delft de weerstand van de voorgestelde maquette zou hebben nagegaan. Toen bleek het probleem voor de bestaande formules ontoegankelijk. Samenwerking met de kunstenaar en met een computer werden noodzakelijk om dit vraagstuk op acht maand tijd op te lossen. Toen bleek dat het gevoel voor proportie van de kunstenaar, de theoretische formules en de daaruit afgeleide machinale bewerkingen was vóór geweest. Het stuk was veilig zoals Gabo het getekend had.
Zelfs onze mystieke Burgondische schilders Memlinc en Van Eyck werden aan de tand gevoeld en dit nummer bevat onder meer een bijdrage over de theoretische formulering van de Madonna van Kanunnik Van der Paele. Na de theologen mogen ook de geometers dit onderwerp behandelen.
| |
V. Moderne techniek als inspiratiebron.
Nieuw voor de tijd zijn de nieuwe grondstoffen waarmede wordt gespeeld, gewerkt, getekend en gebouwd. Nieuw is de stof en de kleur waarin de mode het lichaam drapeert of ontkleedt. Nieuw de staalsoort, hard het dur-aluminium, doorzichtig het plastiek. Nieuwe materialen scheppen andere noden voor meer mensen. Op deze onbekende grondstoffen griffelt de mens een nieuwe kunstvaardigheid. Het glas bracht Chartres, het staal bracht Eiffel, het beton brengt Nenni, het plastiek brengt Saarinen. Smeedwerk wordt door profielen welke men bloot in de gebouwen laat staan vervangen, plaatwerk wordt door papierdunne persplaat vervangen en wat vroeger uit delen en onderdelen moest opgebouwd worden, wordt nu uit één beweging gegoten. Een goed voorbeeld is de afdekking van een moderne schrijfmachine. Men
| |
| |
beoordeelt deze nieuwe materialen alsook de nieuwe vormen uit deze eigenschappen gesproten nog te veel als een fenomeen en te weinig als een fundamentele wijziging in de houding van de mens tegenover zichzelf en zijn omgeving. Aardewerk en haardstee zijn sedert wij de mens in zijn bedrijvigheid nagaan de toetssteen van zijn tegenwoordigheid en zijn vaardigheid en zelfs de uitdrukking van zijn gedachten, zijn gewoonten en godsdienst. Onze tijd zal niet aan zijn vaatwerk worden herkend: er zal een laag plastiek tussen vormloos beton gevonden worden. Wanneer de tell van New York zoals deze van Jericho wordt opgedolven, worden wetenschappelijke rapporten opgesteld ongeveer in deze zin. Op de rotsen zelf vindt men in de diepste laag zeldzame potscherven en beenderen van Indianenstammen. Daarop volgt een laag Europees vaatwerk dat van mindere kwaliteit is. Daar bovenop ligt een laag keien en zand waartussen zware stukken metaal, roestvrij staal, aluminium, soms nog rood en geel zoals het vroeger in de gebouwen moest worden ingewerkt en daartussen liggen amberachtige concreties, afkomstig van een materiaal dat men ‘plastiek’ noemde en dat door de druk en door de tijd tot vormeloze massa's werd herleid. Veel dieper dan de oppervlakkige ironie, welke deze beschrijving oproept, ligt het onderscheid. Op korte jaren zijn wij ‘andere’ mensen geworden. Onze inzichten in de biologie, in de kennis van de sferen, onze ingrijpende macht over de wetten van de natuur, geven ons een nieuwe gestalte. Prometheus had het vuur ontdekt en werd op de rots gekluisterd. Wij hebben de stem beluisterd en spreken met de prachtige Venus terwijl zij wentelt op haar sierlijke baan. Hoe zal Zeus dit geduldig verdragen?
| |
VI. Het creatieve denken.
Hier is een laatste bedenking in dit wisselspel tussen kunst en wetenschap. Voor velen is de wetenschap een logisch gegroeid geheel van feiten, tot formules en hypotheses samengebundeld, een monument van de carteslaanse denkhouding die in elke mens te vinden is. Deze voorstelling is onjuist.
De administratieve denker met zijn gecatalogeerde begrippen en geklasseerde fiches is zeker onmisbaar en geen geest kan de diensten van deze dienaar weigeren. Wie zou zonder orde, zonder systeem, zonder regelmaat, zonder logica en zonder pennelikkerij een wetenschappelijk werk tot stand brengen? Ook in de positieve wetenschappen, die chemisch en physisch denken en ademen, is het aandeel van deze wetenschappelijke bureaucratie onmisbaar. Weet U dat er voor de biologie een wekelijks tijdschrift bestaat, zo dik als de ‘Readers Digest’, dat enkel het inhoudsblad van alle mogelijke biologische tijdschriften fotocopieert? Dit laat de vorsers toe tenminste de titels te lezen en nota te nemen van feiten en namen in verband met hun eigen werk. Diezelfde firma's - want zeker is dit een reusachtige industriële opgave - brengen de titels van de literatuur op magnetische banden om aldus een encyclopedie voor te bereiden, die alle namen en alle onderwerpen van alles wat er op één gebied bestaat te stockeren en ter beschikking te houden.
Hoe kan tussen dit mollenwerk een frisse gedachte openbloeien? Wie Claude Bernard heeft gelezen voelt de lichte toets van het genie dat zich niet onder massa's feiten laat bedelven. De synthese ontstaat uit de bliksemflits van een originele denker: Einstein, Fleming of Pasteur. Het sluitstuk van een vooruitgeschoven theoreem is dikwijls een lichtbrug tussen twee duistere gebieden. Zalig diegene die de brug heeft gezien, de band gelegd en de weg gewezen. Naast de duizenden die het archief der wetenschap schrijven, daartoe uitgerust met de wapens van de tijd, microscoop, telescoop en radioapparaten, - zoals weleer de naarstige schrijvers van gerechtshoven met hun veder op perkament de geschiedenis hebben geschreven - zijn er enkele stralende geesten, de lichtbakens van deze tijd. Zij hebben een andere verbeelding dan Alexander of Cesar, maar hun grenzen liggen niet aan de Indus of de Rubicon: zij hebben onze grenzen tot aan de melkweg verschoven die langzaam tussen de sterren stroomt. Hun dagdroom is de maan.
Besluit en Beginsel voor dit nummer gewijd aan ‘Kunst en Wetenschap’ is deze gedachte van de Griekse dichter:
Kind van de aarde en van de hemel met sterren bezaaid, ben ik van 't geslacht van de hemelingen.
Kind van de kennis en van de kunst, heb ik de aard van een kunstenaar.
Dr. med. Hubert Peeters
Lector aan de Katholieke Universiteit te Leuven.
|
|