Beeldhouwkunst
Aartsbisschoppelijk Museum Utrecht
Op 11 december jl. werd in de directiekamer van het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht een persconferentie gehouden, ter gelegenheid van het verschijnen van de catalogus beeldhouwkunst. Tegelijkertijd werd er ook overgegaan tot het in expositie brengen van het grootste deel van de in de catalogus beschreven beelden. Het was ons materieel niet mogelijk op de persconferentie tegenwoordig te zijn en wij waren dus ook niet in de gelegenheid de tentoonstelling te bezichtigen. Toen wij echter de catalogus ter recensie toegezonden kregen, hebben wij het ons beklaagd dat wij niet in de gelegenheid waren naar Utrecht te reizen. Het zou beslist de moeite overwaard geweest zijn.
De catalogus zelf is een luxueus uitgegeven boekdeel, gebonden in roodlinnen band met goudopdruk, 240 bladzijden zeer interessante tekst, 112 zwart-wit reproducties en enkele afbeeldingen in kleur. Hij is gewijd aan de permanente sculpturencollectie van het Aartsbisschoppelijk Museum, een verzameling, die, wat de middeleeuwse beeldhouwkunst betreft, de belangrijkste in Nederland is. De foto's werden vervaardigd door Hans Sibbelee, het omslagwerk en de typografische verzorging zijn van de hand van Helmut Salden: zij hebben beiden schitterend werk geleverd!
Het voorwoord werd geschreven door Dr. D.P.R.A. Bouvy, de Directeur van het Museum. Hij schetst in 't kort de geschiedenis van het Museum, alsmede van het enorme werk, dat de inventarisatie met zich meebracht. De eigenlijke inleiding is een interessante uitstap in de kunstgeschiedenis, zulks in verband dan met de beelden, die het Museum rijk is. Daarna volgen zeven hoofdstukken tekst, verlucht met landkaarten en vignetten. In deze bladzijden worden 433 beelden gedetailleerd beschreven; tevens werd een bibliografische nota bijgevoegd, alsmede een aantal gegevens, die vergelijkende studie mogelijk maken met beelden, die zich in andere steden of landen bevinden.
In de zeven hoofdstukken worden achtereenvolgens de hiernavermelde perioden behandeld: 1. van 800 tot 1350; 2. van 1350 tot 1450; 3. van 1440 tot 1470; 4. van 1470 tot 1550; 5. van 1540 tot 1800; 6. van 1800 tot 1900 en 7. van 1900 tot 1961. Voor de eerste periode werd slechts de chronologie in acht genomen, gezien de schaarste aan kunstwerken uit dit lange tijdperk. Van 1350 tot 1450 is sprake van de internationale stijl in de beeldhouwkunst. Hoofdstuk 3 behandelt de beeldhouwkunst, ontstaan onder invloed van de mode, die het eerst wordt aangenomen in de Zuidelijke Nederlanden en die in de schilderkunst tot uiting komt. Het volgende deel is dan gewijd aan de inheemse stijl: de meesters, scholen en centra van de Nederlandse sculptuur. Hoofdstuk 5 brengt de Renaissance en de Barok ten tonele, hoofdstuk 6 draagt als ondertitel ‘Waterstaat en Neogotiek’; tot het midden van de negentiende eeuw bleef de Zuidnederlandse invloed domineren, de beelden, gebruikt ter opluistering van de kerken, gebouwd door de architecten van het Ministerie van Waterstaat, hebben een deels barok, deels classicistisch karakter. Vanaf 1850 wordt de sculptuur beheerst door de stroming van de Neogotiek. In het laatste hoofdstuk, dat onze eeuw behandelt, treffen wij dan gekende en soms beroemde namen aan, zoals Andriessen, Jozef Cantré, Ossip Zadkine en anderen.
Het laatste tekstgedeelte bevat registers: literatuur, aangehaalde tentoonstellingen, kunstenaars, iconografie, topografie, alsmede een alfabetische lijst van termen, waarmee de leek wel eens moeilijkheden heeft en die hier op bevattelijke wijze worden verduidelijkt.
Volgt dan het kijkgenot: meer dan honderd haarscherpe en toch wijdingsvolle foto's van religieuze beeldhouwwerken, die stuk voor stuk het bezien en bestuderen overwaard zijn.
Kortom, een catalogus, die mag beschouwd worden als een zeer geslaagd en voornaam kunstboek, dat beslist niet misstaat in de bibliotheek van elke sculptuurliefhebber, voor wie het een rijke documantatiebron kan zijn.