| |
vakliteratuur
[Boeken]
Roger Avermaete, Rik Wouters, Uitgeverij De Arcade, Brussel 1962.
Over Rik Wouters is reeds tamelijk veel verschenen, verhoudingsgewijze althans o.m. de studies van A.-J.-J. Delen en het boek van Nel Wouters, naast nogal wat tijdschriftenartikels. Toch bestond er nog geen enkel werk dat enigszins op volledigheid kon aanspraak maken. Daarom mag het een uiterst gelukkig idee heten vanwege dhr Naessens, directeur van de Bank van Parijs en de Nederlanden, om de reeds indrukwekkende reeks zware kunstalbums, die telken jare door hem worden uitgegeven, te verrijken met een nieuwe publicatie over leven en werk van Rik Wouters.
De taak dit opzet tot een goed eind te brengen werd opgedragen aan de Antwerpse kunstkenner Roger Avermaete, die reeds heel wat gepubliceerd heeft op het gebied van de hedendaagse Vlaamse kunst en tamelijk goed op de hoogte is van het artistiek gebeuren in ons land, waarmede hij overigens dikwijls rechtstreeks betrokken is geweest.
De grootste zorg van de samensteller schijnt gegaan te zijn naar het bijeengaren van belangrijke dokumenten. Hij brengt vooreerst een indrukwekkende reeks getuigenissen over de kunstenaar; een belangrijke getuige is uiteraard Nel Wouters, die behalve haar boek ook onuitgegeven herinneringen heeft neergeschreven, waarvan Avermaete echter inzage heeft gekregen, evenals een inventaris van de werken van haar man. Daarnaast is er A.-J.-J. Delen, J.F. Elslander (jarenlang directeur van de galerij Giroux), Edgard Tytgat, de schilder Fernand Verhaegen, de beeldhouwer Marcel Rau, Willem Paerels en Nic. Beets, die Wouters in Holland gekend en gesteund heeft, de jeugdvriend Ernest Wijnants, de beeldhouwers Marcel Wolfers, Oskar Jespers en Frans Claessens, om niet te spreken van het Wouters-portret van Oleffe.
Een uiterst voorname bron onzer kennis van Rik Wouters is wat hij zelf heeft neergeschreven in zijn correspondentie, die wel niet kan vergeleken worden bij deze van Van Gogh, maar toch tamelijk uitgebreid is. Zij bevat toch uiterst belangrijke gegevens over Wouters' verhouding tot de kunstwereld, zijn smaak, zijn vriendschappen, zijn reizen, - o.m. de belangrijke reis naar Parijs van 1912, - maar vooral over zijn werk zelf, met inbegrip van zuiver technische aangelegenheden zoals de compositie van zijn palet; vooral uit zijn Hollandse tijd is er veel bewaard.
Roger Avermaete wijdt maar een dertigtal bladzijden aan het eigenlijk onderzoek van Wouters' schilderijen, prenten en beeldhouwwerken; hij doet het op eerlijke wijze en zonder in deze werken meer te gaan zoeken dan de schilder er blijkbaar heeft willen inleggen. Hij eindigt met zijn spijt uit te drukken om de al te kortstondige bloeiperiode - amper een negental jaren - die deze schilder is gegund geworden.
Van grote dokumentaire waarde zijn de catalogussen van schilderijen, beeldhouwwerken, enz. die meer dan honderd bladzijden beslaan van dit lijvig boek.
En dan zijn er nog de illustraties, een weel- | |
| |
de aan prachtige vierkleurendrukken, helio- en offset-afbeeldingen, een weelde zo rijk dat het doorbladeren van dit album een waar festijn is voor oog en hart, een festijn aan de rijke tafelen van deze van levensvreugde blakende schilder, die nochtans, op enkele jaren na, zoveel miserie en ellende heeft gekend, wat hem niet heeft belet onverpoosd voort te gaan met het zingen van zijn hymnes aan het leven.
| |
Biekorf, zaaimaand 1962 (met extravervolgnummer)
Antoon Viaene verzamelde testamentaire bepalingen, gaande van de 3e tot de 18e eeuw, waarbij fondsen belegd worden voor het uitvoeren van bedevaarten naar belangrijke heiligdommen. Antoon Deschrevel brengt aanvullingen bij vroegere artikels over de klokkengieters, bepaald het geslacht de Leenknecht van Harelbeke en signaleert o.m. dat Michiel werkte voor de torens van Diksmuide, Steenkerke, Escuriaal (Madrid), Oudenburg, Komen, O.L.Vr. Brugge, Oudenaarde. Val. Arickx brengt een volkslied ter ere van stadhouder Maxim. Emm. van Beieren naar aanleiding van de slag van Denain (1712): Viva duc de bavier. M. Cafmeyer gaat verder met de spreuken over vrijen en trouwen in het Brugse. De mengelmaren bevatten o.m. nota's over de namen Donaas en Donatianus en over de pasverschenen gids van Damme van R. Vandenberghe.
Het extravervolgnummer zet in met een studie van de gemeentesecretaris van Ardooie, Luc. Van Acker, die aantoont dat de invoerder van de aardappel op het continent niet Antoine Parmentier is geweest, noch zelfs het Brugse boerke ‘le modeste Vehulst au quel on aurait du élever une statue’, maar veeleer de Engelse kartuizer Clark, die in het eerste deel der 17e eeuw de waardevolle knollen uit Groot-Brittanië naar Nieuwpoort overbracht, zodat de landbouwers uit de streek van Esen en Zarren ze het eerst op grote schaal produceerden. Bijna even uitvoerig is de studie die Jos. De Smet wijdt aan de nalatenschap van de Bruggeling Pieter de Muelenaere († 1561). Antoon Viaene schreef een zeer volledige bespreking van het verloren grafschrift van Jacob van Maerlant, waarvan verscheidene lezingen bestaan en dat verband houdt met de lokalisatie van Uilenspiegel te Damme; de auteur onderzoekt hoe deze verwarring kan verklaard worden en hoe een Uilenspiegel-grafschrift de oorspronkelijke van Maerlanttekst is komen vervangen. Aldus worden door de geleerde historicus enkele duistere punten uit onze literaire geschiedenis opgehelderd.
(Beheer: Annuntiatenstraat 82, Brugge; abonnement 125 F. PCR 233537)
| |
Gerard Ulrich, Welt der Malerei, Bertelsmann Verlag, Gütersloh, 1962.
Dit boek is een inleiding in het wezen en de wetten van de schilderkunst. Het bevat 400 bladzijden en evenveel illustraties, waarvan vele in kleur. Dit is een uitsluitend op de praktijk afgericht boek van de hand van de Berlijnse kunstpedagoog Prof. Ulrich. Het laat alle kunsttheorieën en kunsthistorische beschouwingen ter zijde. Het eerste deel brengt noties voor de kunstvriend en kunstkenner: hoe moet men beelden zien en beoordelen, problemen van kunstbezit (verzamelen, kopen, onderscheiden van origineel en plagiaat), kinderkunst en zondagsschilders, wat is kitsch... Het tweede deel bestudeert het kunstwerk zelf: hoe het schilderij ontstaat (idee, schets, ontwerp), de elementen van het beeld (vlakken, lijnen, kleuren, compositie, ruimte, modelering, licht, beweging, tijd), de uitbeeldingstechnieken (zowel teken- als schilderkunstige als grafische technieken evenals de verzorging van het kunstwerk). Het derde en laatste deel spreekt over de wereld van kunst en kunstenaars: hoe wordt men kunstenaar (persoonlijkheid, scholing, atelier, groepen, reizen, opgaven), welke genres kunnen beoefend worden en wat brengt elk genre mede (ontwikkeling van de mode, historische taferelen, genrestukken, portretten, naakt, dieren, landschappen, interieur, stilleven). Tot besluit een beknopte index van de voornaamste schilders uit verleden en heden, waarbij natuurlijk geen enkele schilder uit ons land voorkomt sedert de baroktijd, wat voor de zoveelste maal de gebrekkigheid onzer kunstpropaganda in den vreemde bewijst. Een uiterst nuttig boek, waarin zelfs de beste kunstkenner en de geëxperimenteerde kunstenaar nog zeer veel in kan leren. De zeer talrijke illustraties, die nauw aansluiten bij de tekst en uitvoerige onderschriften hebben, maken het bestuderen van de technische aspecten van de schilderkunst tot een waar genot.
| |
J. Kerkhofs en J. Van Houtte, De Kerk in Vlaanderen, Lannoo, Tielt, 1962.
Dit boek bevat een drietal artikelen, die met het kunst- en cultuurleven rechtstreeks betrekking hebben.
Dr. J. Fleerackers bestudeert het culturele vormingswerk in Vlaanderen. De secretaris van de Vlaamse Kultuurraad bezit ongetwijfeld een breder en grondiger documentatie over het onderwerp dat door hem werd behandeld.
Het artikel van Jeroom Verhaeghe over Kerk en TV is uitstekend en bevat ook vrijmoedige kritiek op de BRT, wat voor een ambtenaar dezer instelling verdienstelijk is. De moderne kerkelijke kunst in Vlaanderen wordt door G. Bekaert behandeld. Zijn artikel bevat zeer goede stellingnamen over wat gewijde kunst zou moeten zijn. Waar hij evenwel op het konkrete vlak komt, geeft hij o.i. soms toe aan bevooroordeeldheid (bv. wat St.-Lucas betreft, waarvan hij de hedendaagse evolutie verwaarloost en de betekenis in de 19e eeuw niet goed heeft begrepen), aan overdrijving (bv. waar hij de volgens hem aanwezige apathie ten overstaan van de kerkelijke kunst bespreekt), of aan eenzijdigheid (bv. waar hij de naoorlogse kunstproduktie enkel goedkeurt, zo zij komt van een beperkt groepje kunstenaars, die inderdaad schitterend werk verricht hebben... naast heel wat anderen, die hij niet kent of niet schijnt te kennen; wij verwijzen alleen maar naar een inkwest van het Nederlands blad ‘Kunst en religie’ in West-Vlaanderen, dat totaal andere conclusies bood dan deze van G. Bekaert). Fr. Van Bladel schreef een zeer lezenswaardig artikel dat de titel ‘De Kerk in de Vlaamse roman’ draagt. Hij heeft zich enkel vergist in de betiteling vermits zijn artikel schier uitsluitend handelt over de antikerkelijkheid in de Vlaamse roman; bijna alles wat hiermede geen verband houdt wordt stelselmatig terzijde gelaten. Aldus wordt natuurlijk nietantikerkelijke romanciers onrecht aangedaan. Is dit misschien om het onrecht dat andersdenkende romanciers in vroegere tijden ondergingen te compenseren? Men heeft soms de indruk dat sommige mensen nog steeds aan een geval-Walschap-complex lijden. Behoudens dit voorbehoud een zeer leerzaam stuk.
Deze kritieken doen niets af van de buitengewone betekenis van De Kerk in Vlaanderen, waarvan het verschijnen een zeer belangrijke gebeurtenis mag heten.
A.S.
| |
Der Abend und die Rose, Flämische Gedichte, ausgewahlt und übertragen von Georg Hermanowski - Josef Keller Verlag, Starnberg, 1962.
Het verschijnen van een bundel Vlaamse gedichten in Duitse vertaling van Georg Hermanowski, was voor ons geen verrassing in de eigenlijke zin van het woord. Wij wisten dat hij er heel wat persklaar had en, vooral, dat hij, met de geestdrift en de liefde tot de Vlaamse literatuur, die hem kenmerken, er een erezaak van maakte om, naast de tientallen romans van Vlaamse auteurs, in Duitsland ook een keuze te publiceren van wat onze dichtkunst te bieden heeft. Dat de keuze uiteraard zeer beperkt moest blijven, ligt voor de hand. Dat die keuze persoonlijk getint is, geeft Hermanowski zelf toe in zijn voorwoord. Komt daarbij nog dat, zoals de bekende vertaler het eveneens zelf zegt, niet elk gedicht zich vertalen laat, zonder van zijn substantie in te boeten. ‘Nur wo ein inneres Echo wachgerufen wird, ist eine Gedichtübertragung im Geiste des Dichters möglich’ en ‘lieber
| |
| |
keine als eine Übertragung, die dem Autor nicht gerecht wird’ zijn geen gemeenplaatsen voor Hermanowski; dat bewijst hij heel de bundel door. Het heeft geen zin hier alle gedichten op te noemen, die opgenomen werden. Het zijn er in elk geval niet minder dan 53. De poëzieminnende Oosterbuur, die zich de bundel aanschaft, zal het zich vast niet beklagen en, als hij niet al té chauvinistisch is, dan moet hij, evenals wij het doen, Hermanowski van harte danken voor en gelukwensen met de uitgave van dit zeer verzorgde en aantrekkelijke boekje, dat in Duitsland - en ook te onzent - een ruime verspreiding méér dan verdient.
| |
[Tijdschriften]
Ons Erfdeel, 6e jaargang, nr. 2, december 1962.
Dit voorname tijdschrift, dat er zich op mag roemen na vijf jaar bijna duizend abonnees te tellen, brengt nogmaals een zeer verzorgde en bijzonder interessante aflevering. Uit de inhoud stippen wij aan: Anton van Duinkerken (Jozef Deleu), Een lied om Eva (Anton van Duinkerken, samen met een Franse vertaling van dit gedicht door André Piot), Rondreis in Zuid-Vlaanderen (eveneens van van Duinkerken), Nederlands toneel in Frans-Vlaanderen (Kan. J. Verdonck), De dichter Jos de Haes (Willy Spillebeen), Nederlands in de Australische gemeenschap (Dr. C.W. Wouters), De Belgische-Nederlandse kulturele samenwerking in de toekomst (Dr. A.W. Willemsen), De hedendaagse beeldhouwkunst in Nederland (Marius van Beek), In de rand (André Demedts), Nederlandse taallessen in Frans-Vlaanderen (André Maes) en verder de steeds weerkerende rubrieken.
(Abonnement: gewoon: 60 F - steun: 100 F; giro 1313.59 t.n.v. Jozef Declerq, Rekkem).
| |
Kortrijk, 1ste jaargang, nr. 6, 1962.
Inhoud: Kortrijk 1970 (Hubert Sap), De wederopbouw van Kortrijk (S. Coigné), Eerste kennismaking met Kortrijk F. Van Walleghem), Kortrijk inkoopstad (Felix Dalle), Kalender: waarheen te Kortijk (J. Lannoo), Een algemeen urbanisatieplan, Probleemstelling van het wegverkeer in Kortrijk (E. de Meyere). Woningbouw Kortrijk 1963 (J. De Jaegere). Al met al een geslaagd nummer, waarin vooral de aandacht wordt gevestigd op enkele problemen van urbanisatie en ruimtelijke ordening van de Kortrijkse agglomeratie.
(Per nr. 5 F - Abonnement: 25 F - Giro: 1031.84).
j.v.r.
|
|