Toneel uit ‘Lucifer’ (Vondel). Regie: J. de Meester jr.
Ongetwijfeld hebben de Duitsers zeer sterk de Vlaamse expressionisten beïnvloed. De te München in 1912 uitgegeven Der blaue Reiter en ook Der Sturm waren hier bekend. De hartstochtelijke taferelen van Wedekind en het naturalisme en neo-romantisme van Gerhard Hautpmann waren reeds voorbijgesreefd. In de theaterwereld ging het, meer dan in de poëzie, veeleer om een nieuwe vorm dan om de idee..
In Vlaanderen werd, vooral onder het impuls van naoorlogse toestanden, een nieuwe ethiek ingeschakeld. De vorige generaties immers waren onder de narcose van de burgerlijkheid ingeslapen. Het hartstochtelijk streven van de Vlamingen naar levenswaarheid, hun romantische drang naar heroïsme en nationale grootheid, naar verlossing van de sociale slavernij, een nieuw humanisme van broederschap en vrede heeft hun levenshouding verscherpt. In het expressionisme vonden zij de geschikte vorm voor hun affirmaties.
Op het toneel werd de woordkunst en het stijltheater van Dr. J.O. de Gruyter spoedig verdrongen; de uiterlijke tekenen van de acteur vervangen door innerlijke dramatiek. Het reproduceren van de realiteit, de nauwkeurige milieuschildering, alle bedriegelijke zegkunst werden verworpen; het decor en het kostuum, de theaterattributen stonden in functie van de bewogen toneeltaal en het synthetisch spel. Het zinnelijk waarnemingsvermogen moest wijken voor de scheppende visie van de acteur en de regisseur, voor het vergeestelijkt beeld, de woordcadans voor het dynamisch ritme, het realisme voor de intuïtie, de psychologische haarkloverij voor symbool en allegorie.
Weliswaar was dit reeds bij het begin van onze eeuw vanzelfsprekend geworden bij Theodor Däubler, Herman Bahr (De stem), Franz Werfel (Der Spiegelmensch), Helmuth Unger (De nacht, Moederlegende), Leo Weissmantel (Dodendans, De wachter onder de galg), Anton Dietzenschmidt (Compostella), e.a. Het grootste aantal van die stukken prijkte op het repertoire