West-Vlaanderen. Jaargang 11
(1962)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 418]
| |
Dra Gisele Zinque | |
Het archief van het expressionisme in ons landIndien het Kubisme en het FuturismeGa naar eind1 hun eigen archief bezitten - het eerste aangelegd door Frankrijk, het tweede door Italië - dan is het van belang dat ook ons land deelneemt aan de verdediging van de moderne kunst, zich buigt over zijn kunst en eveneens werk maakt van zijn archief. Onder de bescherming van de Association Internationale des Critiques d'art (A.I.C.A.), toentertijd voorgezeten door Paul Fierens, werd beslist dat ons land zijn eerste opzoekingen zou richten op de Vlaamse expressionisten, niet enkel diegenen, die men doorgaans aanduidt als de eerste of de tweede Latemse groep maar eveneens degenen, die men als ‘uitlopers’ van het expressionisme kan bestempelen: Tytgat, Brusselmans, Floris Jespers, Daeye, enz. Mevrouw F.C. Legrand, adjunct conservator bij de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, en de kunstcriticus Charles De Mayer, werden belast met deze taak. Vervulde de keuze van het onderwerp alle wensen, dan toch bleef het een geweldige onderneming en een ontzaglijk werk. Het kwam er niet alleen op aan de traditionele archiefstukken samen te brengen - brieven, foto's, handschriften, en zo meer - maar eveneens diende er een enorme lijst aangelegd te worden van de Belgische expressionistische werken, lijst, die het ontstaan zou geven aan de historiek van de beweging. Dat was lang geen kleine opdracht! Enkel het systematisch doorzoeken van tijdschriften, dagbladen en kunstboeken, kon de realisatie van een dergelijk programma mogelijk maken, en meer nog: ten einde deze opdracht succesvol te vervullen, waren er niet enkel één of twee personen nodig, die er zich voor inspanden, maar wel een groep, een speurdersploeg in de stricte betekenis van het woord. Deze laatste bestaat nu sedert 1958. Zij werd gevormd in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel, onder de leiding van mevrouw F.C. Legrand en meteen kwam ook het Centrum van het Archief van het Expressionisme in België tot stand. De leden van deze werkgroep, waarvan ik deel uitmaak sinds haar ontstaan, behoren tot het wetenschappelijk personeel van de musea en tot de wereld van de kunsthistorici en -critici. Gedurende weldra vier jaar offeren zij welwillend een gedeelte van hun tijd aan het Archief; zij komen om de maand bijeen om de verdeling van de taken vast te leggen, ideeën te wisselen en de resultaten te coördineren. Tijdens deze zittingen worden meerdere types van steekkaarten op punt gesteld, die zullen dienen om de catalogus van de expressionistische werken samen te stellen.Ga naar eind2 Langzaam maar zeker - rekening gehouden met de weinige tijd, waarover iedereen beschikt - wordt hier een veelomvattend en zeer ingewikkeld werk verricht. Er werden contacten gelegd met verzamelaars, kunstenaars en hun familieleden en met kunstcritici. Op die wijze kwam het Archief in het bezit van een gedeelte van het persoonlijk archief van de beeldhouwer Cantré, van de schilder Arie Van der GiessenGa naar eind3, van de briefwisseling van Constant Permeke met zijn zoon Paul, evenals van deze met de verzamelaar Van Geluwe, een gedeelte van het archief van de galerie Le Centaure, van de galerie Sélection, van de zaal Ars en van talrijke documentaire foto's, voortkomende van de families Constant Permeke, George Minne, Albert Servaes, Edgard Tytgat, Gustaaf De Smet, en zo meer. Deze documenten werden hetzij neergelegd in het Archief, hetzij gefotocopieerd of gemicrofilmeerd, ten einde de originelen terug te bezorgen aan de families, die niet verlangden zich ervan te ontdoen. Wat het opzoekingswerk betreft, werd een systematisch steekkaartensysteem uitgewerkt. Per kunstenaar werden voorlopige steekkaarten aangelegd, die alle gegevens verzamelen, betrekking hebbend op de geschiedenis van de expressionistische werken. Deze steekkaarten laten tot op heden toe de ‘geschiedenis’ van een werk opnieuw samen te stellen vanaf zijn ontstaan tot op onze dagen. Dank zij deze documentatie was het ons mogelijk mede te werken aan de publicatie van de catalogus van de tentoonstelling Gustaaf De | |
[pagina 419]
| |
De foto's, bij dit artikel afgedrukt, werden - behoudens daar, waar het anders is aangeduid - bereidwillig ter beschikking gesteld door het Archief van de Hedendaagse Kunst, te Brussel. ▲ De eerste Latemse groep in 1899. Van l.n.r.: Van Houtte, George Minne, Gustaaf Van de Woestijne, Valerius De Saedeleer, de dichter Karel van de Woestijne en Albijn van den Abeele.
◄ Constant Permeke in Engeland (± 1916).
| |
[pagina 420]
| |
Smet te Antwerpen (1961) en een bibliografie samen te stellen, zo volledig als enigszins mogelijk.
Het geestdriftige onthaal dat de kunstwereld heeft voorbehouden aan het Archief van het Expressionisme in België bewijst voldoende, dat dit initiatief beantwoordde aan een werkelijke nood en dat het conform is aan een nieuwe beschouwingswijze van de studie van de moderne kunst. Deze laatste moet inderdaad niet meer opgevat en bestudeerd worden enkel en alleen onder haar ‘zichtbaar’ aspect, maar wel door haar ‘inhoud’, op een meer concrete en levendige wijze. De kunstcriticus moet zich niet alleen meer plaatsen op het niveau van het kunstwerk, maar evenzeer op het menselijk vlak, dat van de scheppende kunstenaar, die onderworpen is aan de historische gebeurtenissen, die op zijn diepste innerlijke inwerken. En daar, in deze ‘menselijke’ studie van de moderne kunst, vindt het Archief zijn plaats. Het succes van de onderneming heeft de promotors ertoe aangezet het werkveld van het Archief te verbreden en zich niet te beperken tot het Expressionisme, maar integendeel alle vormen van de moderne kunst te omgrijpen. Begin 1962 werd het Archief van het Expressionisme in België aldus omgevormd in het Archief van de Hedendaagse Kunst in België. Als oudste sectie - deze waarmee ik mij bijzonder bezighoud - is die van het Expressionisme de rijkste. Het archief ervan bevat ongeveer tienduizend opzoekingssteekkaarten, elfhonderd documentaire foto's, negentig brieven en zeventien microfilms. Wat paradoxaal schijnt is, dat het teruggaan tot de bronnen moeilijker is voor de moderne kunst, dan voor deze, die reeds eeuwen omvat, want moderne kunst is van onze tijd, wij beleven ze dag na dag, zonder acht te slaan op het belang, dat een feit, een brief of een catalogus van een tentoonstelling over tien of twintig jaar plots zullen bezitten. Meer nog: indien men vergelijkt met Italië of Frankrijk, dan is de situatie helemaal anders voor ons land, want wij zijn vast niet rijk aan archiefstukken. Onze expressionisten zijn geen schrijvers en nog minder dichters en het is onmogelijk bij ons een onuitputtelijke ‘bron’ te vinden, die Van Gogh heet. Onze kunstenaars schijnen niet graag te praten over zichzelf, over hun werk of hun artistiek milieu. Zichzelf analiseren doen zij hoegenaamd niet. Daar ze meer impulsief zijn, verkiezen onze expressionisten te scheppen met hun eigen materiaal: vette en geknede verf, maar... niet met woorden. Permeke nochtans maakt hierop enigszins een uitzondering. | |
Archief Constant PermekeHet is te danken aan de vriendelijkheid van Paul Permeke en van wijlen de verzamelaar Gustaaf Van Geluwe, dat het Archief momenteel een briefwisseling Permeke bezit, die, hoewel niet overvloedig, dan toch een krachtige natuur onthult, zowel op het menselijk als het artistiek plan. In deze brievenGa naar eind4, eenvoudig en spontaan geschreven, zullen wij de échte Permeke ontdekken, aandachtig voor al wat hem omringt, geweldige werker, spoedig vermoord door het leven, maar nooit gebroken.
Uittreksel van een brief aan de heer Van Geluwe, 1933 (Inv. nr. 372): Je suis ici à travailler comme un nègre qui voit blanc; à un ensemble pour Amsterdam qui s'ouvre le 15 janvier - j'ai 90 dessins qui doivent partir à fin de mois et avec toutes ces difficultés et tracasseries de toutes sortes je dois remonter la morale. In 1940 werd zijn zoon Paul door de Duitsers aangehouden en naar Gleiwitz gedeporteerd. Niemand beter dan Permeke voelde de pijnlijke leegte, die de afwezige achterliet. Hij leed er geweldig onder en het is zijn smart, die hij mededeelt aan zijn vriend. Uittreksel uit een brief aan de heer Van Geluwe, 2 augustus 1940 (Inv. nr. 373): Toujours sans la moindre nouvelle de notre fils. Vous n'avez pas d'idée du choc moral que cela nous a laissé depuis tantôt 15 jours, on regarde et on attend. Zeer gevoelige natuur die hij was, leed Permeke sterk onder de oorlog. En juist die oorlog inspireerde één van zijn schoonste brieven, een, waarin de kunstenaar omzeggens dichter is. Uittreksel van een brief aan de heer Van Geluwe, 25 september 1940 (Inv. nr. 375): Je perds complètement la mémoire! Je ne sais plus exactement si je vous ai déja écrit ou non, et que Paul serait actuellement déporté jusqu'à la frontière de Pologne. | |
[pagina 421]
| |
J'ai bien souffert de cette nouvelle - d'autant plus que je dois constater que tous nos efforts pour sauver Paul sont restés vains - Je me sens tellement malade de cet état d'impuissance que j'en suis devenu la victime avec lui. In Permeke zijn twee sterke en boeiende persoonlijkheden aanwezig. Hij is artist, een groot kunstenaar. Er is niets, dat zulks tegenspreekt en elke brief is volgekrabbeld met opmerkingen en waardebepalingen over zijn werk en zijn ateliers, waarin hij toevlucht en herstel vindt. Maar hij is tevens familievader en dat treedt vooral doorheen zijn brieven aan het licht. Hij houdt van zijn kinderen met het vuur en de kracht van zijn Moederschap-schilderijen en op die wijze versmelten hier de mens en de kunstenaar. Uittreksel uit een brief aan de heer Van Geluwe, niet gedateerd, rond 1940 (Inv. nr. 386): Aucune nouvelle de Paul - C'est une honte, nous restons figés dans l'attente. Pauvre Paul et bien malheureux patents... In alle omstandigheden neemt Permeke de strijd met het leven op. Hij is zijn werk waardig, zijn personages met hun athletische bouw, hard als rots. Niets kan hen, noch hem vellen, zelfs niet de ontmoediging, die zich meester maakt van zijn zoon Paul. In elk van zijn brieven geeft hij hem zijn vaderlijke raad: Uittreksel uit een brief aan zijn zoon Paul, 1 juli 1941 (microfilm 8): | |
Besten Paul -Dezen morgen uwen brief van 15 juni ontvangen en zien met genoegen dat ge uwe vlaag van neerslachtigheid doormaakt. Hij is al niet meer zoo lankmoedig dan uw voorgaande - die, toen ik hem las, aan den Rozenkrans deed denken en de 5 droevige Mysterieën inluidde! - keert maar uw karre en laat die sombere weemoed aan uw herte niet knagen. Denkt er niet aan noch aan het verleden, noch aan uwe toekomst - leeft n'en dag met ne keer - denkt niet dat ge zoudt kunnen schilderen, laat dat alles voor een tijdje rusten, ge zult er voor jezelf meer profijt uithalen en je gezondheid zal er van profiteren... ...Maar alles gaat niet vóór de wind en het oorlogsmonster zet soms wreede smoelen! - dat is voor iedere mensch hetzelfde, maar den eenen bekijkt het monster van uit een ander gezichtspunt dan de andere... Keert dus uw karre, ge zit in een zandstraate - ge gaat blijven steken met uwen last, uwen donkeren last van sombere gedachten - die U Geenen centimeter verder zullen brengen - integendeel...
Een levendige vriendschap verbond Permeke met zijn confraters, die te Deurle en te Latem gevestigd waren. Hij begaf er zich vaak heen om Gustaaf De Smet en Jules De Sutter te ontmoeten. Aan laatstgenoemde danken wij de zeer mooie brief, die Permeke hem schreef, nadat hij voor het laatst de stervende Gustaaf De Smet had bezocht. Brief aan Jules De Sutter, niet gedateerd, poststempel 9 oktober 1943 (Inv. nr. 364): | |
zaterdagmorgenBeste Jules
Terug 't huis - en terug van de schommelreis - Gust sterft of is reeds overleden - op dezen oogenblik. 't Is erg treurig. Ik ben veel te diep onder den indruk, van het geen ik in Deurle heb medegeleefd dat ik maar heel weinig zin gevoel om hierover uit te breiden - Hartelijk en genegen, tot met zijn begraving. Constant
Op het einde van de oorlog geeft Permeke aan zijn vreugde de vrije teugel, vreugde van een man, die opnieuw vrij is, vreugde van de kunstenaar, die zijn werk opnieuw ontdekt, zijn oeuvre, dat hij, wegens de omstandigheden, had moeten begraven in zijn tuin en dat hij beschermd had, zoals een vader zijn kinderen. Uittreksel uit een brief aan de heer Van Geluwe, niet gedateerd (Inv. nr. 384): Une mauvaise herbe, ça ne périt pas! Jamais... Evidemment, on se trouve en face d'un nouveau problème - pas seulement d'un seul, mais plusieurs - Bracht de briefwisseling van Permeke ons in innig contact met de ziel van de kunstenaar zelf, dan laten de foto's, genomen op verscheidene tijdstippen van zijn leven, ons in zekere zin toe onze kennis te materialiseren. Dank zij de waardevolle en zeer gewaardeerde medewerking van Beatty Permeke en haar echtgenoot, | |
[pagina 422]
| |
beeldhouwer Pierre Devos, waren wij in staat talrijke foto's van Permeke en zijn familie samen te brengen. Wij danken hen zeer oprecht voor hun onschatbare hulp. | |
Archief Edgard TytgatDe rol van een Archief bestaat er ondermeer in de aandacht te vestigen op een minder bekend aspect van de persoonlijkheid van een kunstenaar. En op die wijze was het mij gegeven - dank zij de beminnelijkheid van mevrouw Edgard Tytgat - de ‘tovenaar’ Tytgat te ontdekken in een nieuw licht: dat van de poëzie. Tytgat houdt ervan te schrijven zoals hij schildert en hij schrijft zoals hij schildert. Men vindt in de talrijke bladzijden, die hij vulde met zijn gedrongen geschrift, de hoedanigheden terug, die eigen zijn aan zijn schilderwerken: de voorkeur voor het detail, de zorg voor afwerking, de frisse, levendige gloed... Niets ontsnapt hem, zijn schalks oog bespiedt ons en Tytgat, die er schik in heeft, lacht, staat erover verbaasd en legt meteen de duizenden details vast, die het raam van zijn geschriften vormen en het grondbeeld van zijn doeken. Hij schrijft omdat hij in alles belangstelt en omdat hij verzot is op vertellen. Tijdens de laatste jaren van zijn leven ontplooide hij een zeer grote werklust. Hij schreef zonder ophouden en Maria Tytgat vertelt heden nog steeds met ontroering over het gerucht, dat zijn werktafel op de vloer maakte, onder het ritme van zijn inspiratie. Evenals Permeke hield Tytgat van zijn kunstenaarschap, hoewel hij zich gekweld voelde. Daarom, zijn veel van zijn geschriften verdedigingen van de kunst en van de artist in het bijzonder.
Uittreksel uit een tekst van Tytgat (Inv. nr. 569): Dans l'art, il ne faut jamais se retourner. C'est ce que la femme de LothGa naar eind6 aurait du faire. Ce qui est agréable à voir dans une oeuvre, c'est le langage d'une époque à laquelle cela a été conçu... Daar hij bestendig beziggehouden werd door de plaats van de kunstenaar in de wereld en vooral door het probleem van de Belgische artist tegenover de internationale kunst, analiseerde en beoordeelde Tytgat graag de kunst van zijn confraters. Uittreksel uit een tekst van Tytgat (Inv. nr. 370): Dès mon enfance on m'a dit qu'il y avait trois personnes deux en Daeye, le seigneur à tout honneur et l'artiste. en a deux en Daeye, le seigneur à tout honneur et l'artiste. Au rez-de-chaussée, il est un homme charmant et aimable, monter avec lui à l'étage, déja il se transforme et au second étage, dans son atelier, il est l'artiste le plus délicat et le plus sensible du monde. Il y a quelque chose d'étrange et de miraculeux dans ses oeuvres... De bekoorlijkheid van Tytgats geschriften ligt vooral in hun spontaneïteit en hun oprechtheid. De kunstenaar speelt niet op een bedrieglijke wijze met woorden, hij schrijft niet om gelezen te worden, hij schrijft enkel voor zichzelf, hij vertelt zichzelf verhalen en, zoals de kinderen, bezit hij zijn ‘lievelingsverhaal van een schilder, die Tytgat heette’.
Uittreksel uit een tekst van Tytgat (Inv. nr. 571): Dans une de ces petites maisons de Bruges, une institutrice me donnait des leçons; dans son modeste intérieur, il y avait une horloge qui non seulement avait la mystification d'exiber un coucou à chaque demi-heure, mais indiquait également le bon et le mauvais temps, l'un par un petit homme muni de sa canne, l'autre par une petite femme munie de son parapluie. Sommige geschriften hebben onmiddellijk betrekking op zijn schilderwerk. Men vindt er niet enkel dezelfde kinderlijke psychologie in terug - soms ironisch getint - maar eveneens het zelfde thema, dat herhaald wordt als een leitmotiv: het venster. Het is eigenaardig vast te stellen van hoe groot belang dit venster-thema wordt doorheen zijn doeken. In de lente houdt hij ervan het te schilderen, volledig geopend, zodat licht en zon in gulpen kunnen binnendringen; in de winter blijft het gesloten, maar het weerkaatst nog het sneeuwlandschap en de naburige daken. Het venster is het oog, dat Tytgat op de wereld richt, in zijn geschriften bekent hij zijn ‘liefde’ en als om dat te verontschuldigen, zoekt hij naar redenen.
Uittreksel uit een tekst van Tytgat (Inv. nr. 572): Dans ma chambre aux grandes fenêtres, l'ambiance de mon intérieur se mèle avec la nature du dehors. J'aime la fenêtre, une fenêtre ouverte où pendant que je travaille je sens du dehors qu'il y a une vie toute autre qui pénètre jusqu'à moi. C'est de là, du haut de ma fenêtre que j'ai taché de donner les impressions que je ressentais... | |
[pagina 423]
| |
Jules De Sutter, Gustaaf De Smet en Constant Permeke te Deurle (1942).
Constant Permeke en Oscar Jespers op de begrafenis van Gustaaf De Smet (Deurle, 1943).
| |
[pagina 424]
| |
Gevapan Gevaert-film
Foto Emmy Andriesse Constant Permeke Vous voyez tous les charmes que cette fenêtre m'à donné. C'est elle qui m'a appris à aimer la lumière, les kermesses, les gosses et tout ce qui est remuant... Deze schilder, die heel zijn leven gebogen zat over de schilderachtige en eenvoudige dingen, die hem omringden, was nochtans een groot reiziger, die zijn hart verloren had in Engeland, Nederland, Italië, Portugal... Zijn trouwe en liefhebbende gezellin, Maria Tytgat, heeft voor talrijke foto's van haar echtgenoot gezorgd en voor haar was elke reis stof voor veel films. En door deze foto's was het mij mogelijk Tytgat te volgen op zijn zwerftochten. Zo lang hij leefde werd hij ook aangetrokken door de zee; in 1930 verbleef hij in het Zoute, maar Sint-Idesbald, rustig en familiaal strand van onze Westkust, droeg zijn voorkeur weg. Telkenjare kwam hij er terug en daar ook bracht hij een groot deel van de jongste wereldoorlog door. Hij speelde er op het strand zoals een kind, ontmoette er zijn vrienden: de beeldhouwer Grard, Maurice Roelants en zijn gezin, Charles Leplae, mevrouw Karel Van de Woestyne... De vakantie was een voorwendsel voor vrolijke bijeenkomsten in de kleine hoeve van Georges Grard, voor lange wandelingen doorheen de duinen, in gezelschap van Maria en hun onafscheidbare ‘Jacky’. Tytgat hield er ook van naar onbekende horizonten te trekken. In 1936 scheepte hij in op een cargo, met bestemming Portugal, vanwaar hij talrijke herinneringen en werken meebracht. Deze tochten waren voor de artist stof voor nieuwe thema's, maar eveneens voor nieuwe geschriften. | |
[pagina 425]
| |
Edgard Tytgat, schilderend in de straatjes van Caldas da Rainha (Portugal), (oktober 1936).
Uittreksel uit een tekst van Tytgat (Inv. nr. 573): Après mon voyage au Portugal, de l'an passé, j'avais projeté de faire cette année l'Italie et voir ainsi les oeuvres réunies du Tintoret, malheureusement à cause de ma bourse, l'éternelle chanson d'un artiste, je n'ai pu réaliser ce rêve, jusqu'à présent ce pays est encore inconnu pour moi. |
|