West-Vlaanderen. Jaargang 11
(1962)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 380]
| |
kunstecho's [vervolg]Hoe beleven wij dit jaar het H. Bloedspel te Brugge?
Werkfoto herhaling H. Bloedspel: Romeinse soldaten.
In het nieuw en boeiend vooruitzicht van een grootse verwezenlijking herleeft en groeit bij alle kunstminnenden steeds een gezonde nieuwsgierigheid. Dit is zeker het geval voor de geplande opvoeringen van een schouwtoneel, dat sinds jaren een internationale vermaardheid verwierf, en deze zomer zijn reeks voorstellingen in een vernieuwde visie zal kennenGa naar voetnoot1. Het is een bewezen feit dat het massaspel, hier bepaald met een zeer verheven religieus-historisch thema, uiteraard een ontwikkelingslijn, een natuurlijke aanpassing moest volgen. Men noemt de eeuwige leefbaarheid, de wondere aantrekkingskracht van een dramatisch werk, dat het in de veruiterlijking, in de evolutie van de menselijke levensbeschouwing, zich logisch en noodzakelijk wil aangepast zien aan een eigentijdse smaak en een juist-verantwoorde voorstellingskracht. Er is een eis van gezonde kritiek, die vooral positief zal steunen en stimuleren tot de moeilijke verwezenlijking van een levende en blijvend leefbare schepping, hier met naam het Spel van het Heilig Bloed te Brugge: Sanguis Christi. In het drama aller tijden staat de kruisdood van de Godmens centraal. Alles richt zich naar en ontwikkelt zich uit de ondoorgrondelijke gebeurtenis op Golgotha. Alle steden en dorpen staan getekend door en in het kruis, dat alleen kan leiden naar de verrijzenis. En zo ontbloeide door de eeuwen heen ook menig passiespel, dat het grote lijdenslied in een eigen vorm en kleur herhaalde. Zo ontstond, meer dan driehonderd jaar geleden, het Oberammergauerspiel bij een gelofte en kon zich tot een tienjaarlijkse dankbetuiging in een getrouwe herbeleving en schildering van de heilsgeschiedenis openbaren. Zo moest ook eenmaal uit dezelfde kern, doch in een gans andere atmosfeer, door de geschiedenis geleid, in het hart van de middeleeuwse stad Brugge waar het Heilig Bloed van onze Zaligmaker wordt bewaard en vereerd, het Sanguis Christi-Spel ontstaan. Hier lagen de dramatische gegevens voor de hand om de zin en de diepe waarde van Brugges kostbaarste schat voor duizenden toeschouwers sprekend te verduidelijken. Wanneer en hoe het H. Bloedspel ontstond? Het is thans 25 jaar geleden dat een nederige stadsgenote, Mej. M. Dujardin, na het bijwonen van het Credospel onder regie van Lode Geysen, spontaan het voorstel deed aan Pater Jozef Boon ‘iets in die aard bij het thema van het H. Bloed te Brugge te creëren’. Deze idee leidde de dynamische geestelijke tot het vast besluit: een grandioos massaspel in het enig kader van de kunststad te verwezenlijken. Na menige overweging en gedachtenwisseling, kon er bij voorstel van de Heer Burgemeester van Hoestenberghe en bij eenparige beslissing van de gemeenteraad in zitting van 25 februari 1938, definitief aan het Sanguis Christi-Spel gewerkt worden. Het stadsbestuur waagde het een reeks opvoeringen te ondernemen, die nog hetzelfde jaar op de Grote Markt zouden plaats vinden. Centraal gebouwd inspireerde de sierlijke reuzengestalte van het Belfort het verdere decor voor het toen geplande massaspel. Regisseur Anton van de Velde concipieerde de menigvuldige spel- en lichtelementen in harmonie met de rijzige toren. In het door Pater Boon ontworpen scenario was het belfort een schakel, die geschiedenis, traditie en sage kon verzoenen en meteen een ganse stad, met zijn kerken en gebouwen, tot een gemeenschappelijke belijdenis bezielen. Waarbij dan de muziek van meester Meulemans een mystieke en milde sfeer vol begeestering zou scheppen. Met dat alles was de eigen kleur van het Sanguis Christi-Spel te Brugge bepaald. Daarom had | |
[pagina 381]
| |
het ook geen zin een vreemd verzoek in te willigen: dit H. Bloedspel te Einsiedeln, te Sevilla of nog andere plaatsen te laten opvoeren. Hier zijn de woorden op het Oberammergauerspiel bij de inleiding van Dr. Fink terecht van toepassing: Verpflanzte man dieses Spiel, dann wäre es in seiner künstlerischen Gesamtanlage zerstört... wäre seine Natur verändert. Voor en om het belfort moest dus in eerste visie de ganse stad het grootste vertoon mede beleven, waarbij de klemtoon op het massale werd gelegd, in een machtig decorum en een eerder statische ontplooiing, die soms al te overdadig naar de thans geldende soberder vernieuwing en aanpassing zou leiden. In de regie van Remi Van Duyn werd nu minder belang gehecht aan het woord op zich zelf, aan de episch-figuratieve vorm der middeleeuwse mysteriespelen, dan wel aan de bezielende en bezielde veruiterlijking van het kernmotief zelf: het kruis waarop de stervende Heiland zich het hart laat doorboren. In het licht van dit lijdensmotief van de Heer worden nu alle medespelenden aktiever betrokken. Ook de taak der reien, der gestalten, moet meer in de betekenis der klassieke treurspelen, der Griekse koren gezien. Zij handelen mede en helpen overtuigen, steunen de meer dynamisch-dramatische opvatting. Terwille van de concentratie op het nieuw-geplande podium aan de voet van de dominerende belfortgestalte, werd ook afgezien van de in 1957 gebouwde brug, die ter accentuering van de triomfantelijke intocht van de Graaf, het hoofdthema dreigde te overvleugelen. Thans zijn de verschillende taferelen in een sterker toneelmatig belichten van bijbelse en historische gebeurtenissen, door het mysterie van de gekruisigde God verbonden, waarbij begin- en eindpunt van het spel een aangrijpende verzoening kunnen vinden. Het kruis, dat Kristus draagt na het
Nog twee foto's, opgenomen tijdens een herhaling voor het H. Bloedspel te Brugge. Hieronder: Regisseur Remi Van Duyn geeft richtlijnen aan de acteurs.
Foto's L. Van Rafelghem | |
[pagina 382]
| |
Ecce Homo-beeld van het eerste deel, wordt in het slotaccoord als blijvend verlossingsteken in naam der duizenden geheven. Wij noemden reed de gestalten, die als koor tot bindend of beschouwend middel dienen. Zij moeten als uitdrukkingsvolle beweging bij de dramatische ontwikkeling, in de prologos bedoeld, op het eind van het Spel het hoofdmotief omkransen. Het thema in de muziek wordt nu meer op het beeld getransponeerd. Uit de muziek ontplooien zich doorheen het toneelgebeuren, de korte doch treffende scenario's, ontstaan visueel uit de auditieve schakeringen en benadrukken in een duelleren van licht en duisternis een of ander motorisch moment, dat elke toeschouwer moet aanspreken en ontroeren. Laat hier een voorbeeld uit het eerste deel de bedoeling verduidelijken waar de eenzame cel van het lijden zich op het podium aftekent: Kristus, de bloedig getekende, die wacht op de dood, en waar de gelouterde mens, geïncarneerd in de figuur van Maria Magdalena, het licht der goddelijke liefde zoekt. Onmiddellijk daarna wordt door haar vlucht de spanning verder opgedreven en kan dit treffend beeld, gesteund door een a-vocalise van het koor, verder uitdeinen over het volk. In de scene van het Stabat Mater aanschouwen wij dan mede in eigen zielsbeleven, de uitkomst van het expressionistisch motief, dat in een schrijnend dyptiek ‘Moeder-Zoon’ ons allen naar Golgotha gaat leiden; ontwaren wij heviger nu, de eenzaam-witte gestalte, dragend om de hals het bordje, dat weldra bovenaan het kruis zal gespijkerd worden. In het uitwisselend spel van licht-muziek-beweging begrijpen wij dan ook de ode aan de Graal, die wij het iconografisch teken van het drama kunnen noemen: een levenwekkend schilderij, dat met de engelen tot een bovenaards visioen mag suggereren. Treurengelen en zwaardengelen, kaarsengelen en standaardengelen zien zich nu elk met een eigen symbool en taak bedeeld en belichten in verscheidenheid, in een sacraal gebeuren, het grote Offer op Calvarie. Uit dit moment ontvouwt zich dan de geschiedenis van het H. Bloed. De toren vervult nu verder de rol van de schouwende acteur, de ziener, die met zijn stem over heden en verleden kan verkonden; het belfort met zijn historisch bindende kracht en stoerheid, dat in het tweede deel van het Spel verhaalt van de strijd der kruisvaarders, een strijd om redding en behoud. Wij worden plots door een stilte tot bidden genood en ondergaan opnieuw de eis van het lijden der tijden. Wij blijven allen de gemerkte melaatsen, die alleen gereinigd kunnen worden door het Heilig Bloed. In dit nieuwe doel heeft E.H. Viaene de figuur van Gravin Sibylla centraal gesteld en de legendarische elementen met de historische feiten verweven. Door dit sterk intermezzo in het verloop van het drama, wordt de lijn logischer gehouden. Het mirakel-thema is hier duidelijk verantwoord en deint uit tot het zich eeuwig herhalend wonder van Gods Liefde. In de stad Jerusalem, wordt het wezen der mensheid, zij het in gans het theatro mundi, door maskers en melaatsen belichaamd. Bij het Heilig Graf ontvangt de zieke gravin om haar dienende liefde de relikwie uit de hand van de Patriarch. Zij weet zich plots door Gods Bloed gereinigd, zoals velen met haar. Waar vroeger de intocht van graaf Diederik met de kruisvaarders in het tweede deel van het Spel geschiedde, werd deze terecht voor de apotheose van het Sanguis Christidrama voorzin. Het derde deel suggereert thans het kleurige en typische Vlaamse leven, terwijl het koor het rijk verleden helpt opwekken en beklemtonen. Op de podiumvlakken spelen zich verscheidene tafereeltjes af, die zich onder de hoede van het Mariabeeld van de Halletoren bij een innig avondmotief in het Salve Regina-lied ontplooien. Treffend en verantwoord is de voorstelling van een moeder met haar kinderen: een beeld dat hier in evenwicht komt met het eenzaamheidsthema van het eerste deel. Tegenover de hoop op de terugkeer van haar man, die in het verre land ging strijden, tekent zich dan te sterker de Intrede van de kruisvaarders, die met hun Graaf de kostbare relikwie naar Brugge brachten. Hierbij werd het jubelend-machtig ‘O Celse rerum Conditor’ zeker behouden, maar nu gevolgd door het sprekend lied van de stilte, bedoeld voor het eind: dit ter overweging voor allen dat alles groeide uit het kruis en uitmondt in het kruis. Het mag uit deze enkele voorbeelden wellicht duidelijk zijn, wat regisseur Remi Van Duyn heeft beoogd: alles tot een sprekend, dramatisch verantwoord geheel te concentreren. Zijn opdracht was zeker delicaat en moeilijk; in eerbied voor het ontwerp van P. Boon, die op de eigenste dag van zijn dood, op 5 april 1957, nog zoveel van zijn Sanguis-Christi-Spel droomde en wou verwezenlijken; in waardering voor de muziek van A. Meulemans. Vernieuwing drong zich zeker op, zoals ten andere door regisseur A. van de Velde bij de laatste opvoeringen werd ondervonden en door E.P.A. Speeckaert, als opvolger van E.P.J. Boon, overwogen. Wij formuleerden de titel van ons onderwerp tot de vraag, hoe wij dit jaar het H. Bloedspel zullen zien. Zal het speeljaar 1962, in vergelijking met de vroegere reeksen opvoeringenGa naar voetnoot1 een openbaring zijn? Wij wensen het positief aan alle gezellen van het H. Bloedspel, in het bijzonder aan de algemene leider E.H. Van Rolleghem, aan mevrouw Lams die de choreografie verzorgt en aan regisseur Remi Van Duyn. De duizenden toeschouwers zullen best getuigen.
Fernand Etienne |
|