vakliteratuur
Museumwezen
R. van Luttervelt, Dutch Museums. Uitg. Thames and Hudson, Londen 1960. (316 blz., 374 ill. waarvan 124 in kleur).
Dr. R. van Luttervelt, die verbonden is aan het Amsterdamse Rijksmuseum, liet dit boek verschijnen in meerdere talen in een internationale reeks, waarin o.m. ook het Louvre, het Prado en The National Gallery gepresenteerd werden. Het is een uitgave in octavo, die, hoewel zij verzorgd mag heten, toch tamelijk goedkoop gehouden werd, dank zij de zeer grote oplage.
De auteur begint met een overzicht van het museumwezen in Nederland, waarbij hij vooral het Rijksmuseum te Amsterdam, het Mauritshuis te Den Haag, het Frans Halsmuseum te Haarlem en het Boymans-van Beuningenmuseum te Rotterdam op het oog heeft. De oudste collecties waren deze der middeleeuwse kerken, maar de kunstschatten ervan gingen voor het grootste deel verloren in de Hervorming en de Beeldenstorm. De zeventiende eeuw houdt de kunstenaar verbannen uit de kerk, maar brengt de bloei van het groepsportret; schuttersgilden, hospitalen, gemeentelijke instellingen allerhande geven hiertoe opdrachten aan grote meesters als Rembrandt en Hals. Sommige adellijke families waren van hun kant reeds in de 15e eeuw begonnen met het aanleggen van collecties familieportretten, waarbij het huis van Oranje natuurlijk het voorbeeld geeft. Het ene en het andere zal vooral langs de weg van schenkingen de kern uitmaken van de latere grote museumverzamelingen, die ongemeen rijk zijn. Niet weinig hebben daartoe ook de schilderijenkabinetten bijgedragen, die naar het getuigenis van onze Carel van Mander reeds op het eind der 16e eeuw vrij talrijk waren, wat op een bloeiende kunsthandel wijst, die over geheel Europa haar vertakkingen had; de Joden speelden er een grote rol in. Zo verdwenen omderwille van de negocie in de achttiende eeuw, vele kunstwerken uit Nederland die er in de zeventiende waren vergaard geworden. Gelukkig hebben de stadhouders tijdig veel opgekocht. De Franse ‘bevrijders’ hebben daarentegen veel weggehaald om de Franse collecties ermede te verrijken, maar hebben anderzijds toch de verdienste de eerste openbare musea te hebben tot stand gebracht, doordat private collecties tot publiek bezit werden uitgeroepen. Eerst dank zij Willem I zouden het Mauritshuis en het Rijksmuseum hun definitieve betekenis ontvangen.
Het Boymansmuseum dankt zijn ontstaan
(Vervolg bh. 385)