[Katharsis op de Akropolis, vervolg]
ontmoetingen
heeft de verstaanbaarheid van elk afzonderlijk allesbehalve bevorderd. Het is, met alle respekt, zoiets geworden als een ontmoeting tussen twee negers in een tunnel. Bevreemdend wordt dan toch weer, dat ze beiden nu en dan zo onverwacht en zo onmogelijk lucied over hun eigen situatie kunnen praten. Men kan het dan echter niet geloven. Ook over elkaar wéten ze zoveel, zodat men soms onthutst opkijkt bij hun verrassende intuïtie. Zo lost Urania ergens opeens de woorden: ‘Je wil een boek over me schrijven’ (p. 41) En inderdaad, Peter is er dan ook mee bezig, hij zoekt naar zinnen, aanhef van hoofdstukken en zo meer, maar hoe kon Urania dat in 's hemelsnaam weten?! Dat romanschrijven-in-de-roman-zelf geeft ons misschien toch wel de sleutel voor dit onder meer dan een oogpunt bevreemdende boek. Het bezorgt ons de soms onbehaaglijke indruk, dat de auteur wel niet zozeer eigen ervaringen, maar dan toch een heel persoonlijke terugblik op een Griekenlandreis ten beste geeft. Zijn hoofdfiguur zocht ‘genezing door de Akropolis’, en verhoopt blijkbaar van deze klassieke bedevaart een voor hem noodwendige katharsis. Daar is iets schoons aan. Het is alsof het visioen van de Akropolis een verheldering moest teweeg brengen in de geest van de (romantische) noorderling. En dat is dan naast het klinische ook het humanistische aspekt van deze roman. Dat Peter Goes die verheldering in zichzelf bewerkt heeft door aan dat vreemde meisje Urania helderheid te brengen moge dan misschien de diepere betekenis van deze roman uitmaken. Door zijn eigen onzekerheden heen heeft Peter Urania van haar onzekerheden verlost. Het wil ons voorkomen dat de auteur in zijn novelle Anne Laureys - die onlangs in de provinciale prijskamp geprimeerd werd - ditzelfde gegeven, doch nu veel bondiger en zuiverder heeft uitgewerkt. Het zal voor de lezer een genoegen zijn beide werken te kunnen vergelijken en zo de duidelijke groei van August
Geldhofs literair talent te onderscheiden.
Bernard Kemp