[Polyfonist Adriaen Willaert, vervolg]
Johannes Mouton, zelf leerling van Josquin des Prez en zanger in de kapel van de Franse koning, onder wiens invloed hij de muzikale loopbaan verkiest.
Na een kort verblijf in Vlaanderen, reist hij als zovele Nederlandse meesters naar Italië, waar hij achtereenvolgens Rome, Ferrara en Urbino aandoet. Op 12 december 1527 wordt hij benoemd tot kapelmeester aan San Marco te Venetië. Tot aan zijn dood op 7 december 1562, zal hij deze post bekleden, slechts met twee onderbrekingen in 1542 en 1556 voor reizen naar zijn geboortestreek. Te oordelen naar de acht testamenten, die hij tussen 1552 en 1562 opstelde, moet hij in het bezit gebleven zijn van vele goederen in Vlaanderen.
Williaert genoot te Venetië zeer grote achting. Aan de San Marcobasiliek, door de praalzucht der dogen verheven tot de evenknie van St.-Pieters te Rome, troonde hij als de onomstreden prins der muziek. Gedurende zijn 35-jarig kapelmeesterschap, in een tijd van hoogste artistieke bloei, beheerste hij er het hele muziekleven. Dat hij nochtans zijn afkomst niet verloochende, bewijst het feit dat hij aan de kapel vele zangers en organisten van Vlaamse oorsprong deed benoemen. Ook vormde hij er talrijke leerlingen, onder wie er verschillende beroemdheid zouden verwerven, zoals Cypriaan de Rore, Andrea Gabrieli, Gioseffo Zarlino, Nicola Vicentino, e.a.
Willaert wordt vaak aanzien als de grondlegger van de Venetiaanse school. Hij heeft inderdaad aan de Venetiaanse muziek, zowel vocale als instrumentale, gewijde als wereldlijke, een nieuwe impuls gegeven, waarvan het belang niet kan overschat worden. Nochtans blijkt hijzelf een typische overgangsfiguur, die wel de weg wijst, doch de volledige uitwerking van de door hem aangewezen vernieuwingen overlaat aan zijn leerlingen en volgelingen. Zo o.m. voor wat de chromatische schrijfwijze betreft. Vooral in het madrigaal heeft hij door een verhoogd chromatisme nieuwe mogelijkheden geopend. Door harmonische gewaagdheden en chromatische experimenten is hij op dit domein mede aan de basis van de ontwikkeling, die later zal leiden tot het bekende chromatische madrigaal van een Gesualdo da Venosa, e.a. Wonder genoeg is in andere werken van hem omzeggens geen spoor van chromatisme meer te vinden.
Een andere karakteristiek van de Venetiaanse muziek is de dubbelkorigheid. Het is alleszins overdreven te beweren dat Willaert deze schrijfwijze zou uitgevonden hebben. Ook vóór hem werden reeds proefnemingen ondernomen op dit gebied. Ook Josquin zal met zijn paarsgewijze groepering der stemmen niet zonder invloed geweest zijn op de vestiging van de dubbelkorige stijl. Doch Willaert, die zich lenig kon aanpassen, heeft dankbaar gebruik gemaakt van de aanwezigheid in de San Marcobasiliek van twee hoogzalen, elk met een orgel, om op beide tribunes een koor te plaatsen. Aldus heeft de bouw van de kerk de ontplooiing van deze stijl, die volledig beantwoordde aan de grandioze weeldezucht van het Venetiaanse praallievende publiek, fel begunstigd. Twee vierstemmige koren (de zgn. cori spezzati, gebroken of gedeelde koren), opgesteld op de twee hoogzalen, beantwoordden elkaar in dialoogvorm of ontplooiden een uiterst decoratieve polyfonie, die uiteraard een meer homofone schrijfwijze zou gaan vertonen. In het oeuvre van de meester zijn hiervan prachtige voorbeelden te vinden, bv. in de achtstemmige psalmen van 1550. Nochtans behoren de overige missen en motetten nog veelal tot de zuivere Nederlandse polyfone stijl. Zijn leerlingen zullen echter deze schrijfwijze verder ontwikkelen en zelfs in de composities van een Johan Sebastian Bach (o.m. in het inleidend koor van de Mathäuspassion) kan men nog steeds de invloed ervan terugvinden. Ook op het gebied van de instrumentale muziek heeft Willaert zich niet onbetuigd gelaten. Samen met zijn leerling Cavazzoni, was hij een der eersten, die de doorgeïmiteerde motetvorm toepaste in de orgelmuziek. Hij behoort aldus tot de vroege meesters van fantasia en ricerare.
Terecht mag van hem gezegd worden dat onder alle grote Nederlandse polyfonisten van de 16e eeuw, geen enkel zulke invloed heeft uitgeoefend op de ontwikkeling van de muziek als de Westvlaming Adriaen Willaert.
Dr. Jozef Robijns
Docent aan de Katholieke Universiteit te Leuven.