| |
| |
| |
antoon viaene
Voorzitter van het Historisch Genootschap de Emulatie, te Brugge.
| |
De Orde van het Gulden Vlies laatste ridderparade van het westen
In de Kartuize van Dijon zou hij liggen eens, in steen of brons, de derde in de rij van de prinselijke graftomben, de eerste met de handen gevouwen op de ordeketen van het Gulden Vlies. Zo was de laatste wil van de Groothertog. En zo verwachtte het Westen toen, in de nieuwjaarmaand van 1474, de loden kist uit Brugge in de Bourgondische begrafeniskerk van Champmol werd neergezet.
De lansen van de Lorreinse en Zwitserse burgers en boeren beslisten er anders over. Juist drie jaar later, op Driekoningendag, te Nancy. De zoon van Filips, Karel de Stoute, kreeg onverwacht zijn tombe in de stad van de zegevierende hertog van Lorreinen waar zijn grafschrift zou vermelden ‘dat hij, de krijgszuchtige, het Gulden Vlies op vijandelijke grond had verloren’. Op het graf van zijn vader had Karel de Stoute het gedroomde mausoleum niet kunnen oprichten. En geen Nederlandse kunstenaars zouden nog, zoals Sluter en de Werve weleer, naar Dijon worden geroepen om prinsengraven te beitelen... Te Dijon rust geen ordeketen van het Gulden Vlies op de borst van een Bourgondische prins. Te Brugge in Vlaanderen echter wel.
| |
Brugge stad van het Gulden Vlies
Alleen te Brugge, verdrongen weliswaar achter de blinde muur van een zijkapel, ligt een van de Bourgondische prinsen, de énige op oude ‘bourgondische bodem’, met het Gulden Vlies op de borst. In zijn tweede graf, dat hem door zijn illustere achterkleinzoon Keizer Karel werd bezorgd.
Men moet anders de Pyreneeën over om, in de Kartuize van Miraflores, het Gulden Vlies weer te vinden op het ligbeeld van Filips de Schone.
De luister van het Gulden Vlies zal men echter gaan ontmoeten over de Alpen, om en op het graf van Keizer Maximiliaan in de Hofkerk van de hoofdstad van Tirol. Daar, te Innsbruck, in de lievelingsstad van de ‘laatste ridder’, staan de bronzen Bourgondiërs ingelijfd in de schaar van Habsburgs ascendenten: Filips en Karel, getooid met de zware ordeketen, houden er een erewacht vóór de statig geknielde Roomse Keizer die het Gulden Vlies heeft gehuld in het brokaat van zijn Koningsmantel.
Op de drempel reeds van de eeuw van Erasmus lag het Gulden Vlies in de smeltkroes van nieuwe Europese verhoudingen. En nog vóór het begin van de Tachtigjarige Oorlog zou de Orde haar aanzien en betekenis zien ondergaan. De Orde van Filips de Goede was geboren in en voor de gedroomde Bourgondische Staat. Met de scheuring van Noord en Zuid verloor ze voorgoed haar vaderland. In de Habsburgse kanselarijen van Madrid en Wenen kon ze alleen nog vegeteren als een heraldiek kabinet van gepriviligieerden.
Te Brugge werd de Orde van het Gulden Vlies gesticht. Toen Jacob Jonghelinck in 1560 het bronzen ligbeeld van Karel de Stoute in de O.L. Vrouwkerk voltooide was de Eeuw van het Gulden Vlies afgesloten, de ordeketen op het hart van de tragisch Verslagene werd er als het testament van de Orde dat aan geen ander stad dan deze van de stichting mocht worden toevertrouwd. Was immers ook het lot van de wereldmarkt Brugge niet symbolisch verbonden met dat van het Huis van Bourgondië?
| |
De Ridderwereld bij de stichting
Toen hertog Filips bij gelegenheid van zijn derde huwelijk een eigen ridderorde in het leven riep, deed hij eigenlijk mede in de mode van zijn tijd. Zijn successieve vrienden en vijanden, de kronen van Frankrijk en Engeland, waren hem voor geweest met de stichting van ridderorden en leverden hem het model.
De hertog leefde en regeerde, zoals men weet, in een tijd van historische omkeer. De Honderdjarige Oorlog - met zijn misleidende naam - gaf alsdan door de ont- | |
| |
Hertog Filips de Goede. Detail van het bronzen standbeeld in de Hofkerk te Innsbruck. School van Gilg Sesselschreiber (ca 1520). Op de mantel de wapentekens van Bourgondië (ancien et moderne) tussen de leeuwen van Vlaanderen en Brabant.
| |
| |
ladingen van zijn primitieve donderbussen een nieuwe sonoriteit aan de slagvelden. En smokkelde weldra vuurslag en bombarde als moderne symbolen in de bloeiende kunst van het blazoen binnen. Wel was de ridderkrijg verloren, het wapenspel ging echter zijn oude gang. Het paard, dat de naam ridder in alle talen had ingeburgerd, bleef de edele drager van mannen die een sereen geloof in hun functie bewaarden terwijl ze in feite naar de afdeling illustratie waren verlegd. Echter met behoud van hun stand. Te midden van de New Look van hun tijd waren en bleven de ridders, door hun levens- en gedachtenvormen, de ‘exemplarische’ stand van de samenleving. Ook en nog meer nadat de burgervrede hen de residentie in de steden opdrong. Tornooi en jacht (zouden die wel ooit met het onsportieve vuurwapen omgaan?...) kenden hun ‘Sternstunden’ juist gedurende de eerste eeuw van het buskruit, die de laatste eeuw van de middeleeuwen zou worden. De ridders beginnen te archeologiseren, spelen met de ‘verleden tijd’;, etaleren het ‘schoner leven van vroeger’ op steekbanen in het hart van de steden, wedijveren onder elkaar in show en parade, vulgariseren het hofleven op een zo overtuigende wijze dat de parvenu burgerij in schietspel en landjuweel een pararidderlijke mode in voege brengt.
Zelftevreden en op schitterende wijze bouwde het ridderwezen aan zijn herfsttij. En zaaide een bed nieuwe ridderorden waaruit het Gulden Vlies als Nec plus ultra is opgeschoten.
Deze ‘excellentie’ van het Gulden Vlies verdient wel enige toelichting. Waarin ligt dan de originaliteit van deze Orde?
| |
Inflatie van ridderorden
De nieuwe Orde ontstond feitelijk in de eeuw van livrei en keten (collier de livrée), als tegenhanger van de Orde van de Kouseband, die reeds vier generaties oud was toen Filips het Gulden Vlies in de wieg legde. De Keten van de Kouseband vertoonde (en vertoont nog heden o.m. op de borst van Winston Churchill) 26 kleine blauw geëmaillerde kousebanden, geschakeld met kleine rozen, en met St. Joris als juweel. En Filips kende andere voorgangers nog, met name: de Orde van de Spoor (van Napels), de Orde der Zeeschelp, de beroemde orde van de Liefdeketen (le Collier de Savoie, in 1362 gesticht door graaf Amedeus van Savoie), de Orde van de Hermelijn (Bretagne, de Orde van de Rosmarijn (Castilië), de Orde van de Hazenwind (hertogdom Bar). Al deze orden waren gesticht bij gelegenheid van een militaire overwinning.
Als Orde gesticht bij gelegenheid van een huwelijk staat het Gulden Vlies evenmin op de eerste plaats. Voorgangers waren: de Franse Orde van de Brempeul (de la Cosse de Genêt, 1234), de Poolse Orde van de Witte Adelaar (1325), de Napolitaanse Orde van de Argonauten (1382), de Orde van Bourbon (1403). De Kouseband zelf heeft een aparte plaats en houdt verband niet met een huwelijk doch met een galant avontuur van de Engelse koning.
In de rij van de ordeketens komt het Gulden Vlies chronologisch op de zevende plaats, na de Kouseband (1348), de Orde van het Zwaard (Cyprus 1362), het Collier de Savoie (1364), de Brempeul (ca. 1380), de St. Antoniusorde (Beieren 1384) en de Franse Orde van het Stekelvarken (1394.
Uit het bovenstaande blijkt welke Europese mogelijkheden voor een gedroomde Gulden Vliestentoonstelling zijn weggelegd. Een vergelijkende zaal van de antecedenten en concomitanten van het Gulden Vlies zou een cultuurhistorische openbaring kunnen worden.
In zijn eigen dynastie was hertog Filips niet de eerste die met een eigen Orde uitpakte. Zijn vader, Jan zonder Vrees, had in 1411 een ridderorde gesticht met de zeker niet smaakvolle naam: Orde van het gulden en zilveren ijzer. Een stichting van provinciaal formaat die maar een kortstondig bestaan had gekend.
Filips de Groothertog zag groter en schoner dan zijn vader. Zijn hoge geestesgaven, zijn gecultiveerdheid en belezenheid (in de geschiedenis vooral!) liggen enigszins weerspiegeld in zijn Ordestichting. Als stichter gedroeg hij zich hier feiteljk als koning. Hij hief zich op het niveau van de koningen van Frankrijk en Engeland, de stichting van het Gulden Vlies was als het ware een openbare belijdenis, een pragmatieke sanctie avant-laettre van de zelfstandigheid van de Bourgondische Staat-in-wording. Meer dan enige andere Orde draagt het Gulden Vlies het geestesmerk van de Stichter.
| |
Het Ordesymbool
De verfijnde cultuur van de hertog blijkt uit de keus van naam en symbool van zijn Orde: het Gulden Vlies is een literair motief, ontleend aan de antieke mythologie. De vorsten die hem voorgingen hadden meestal een bestaande (en soms banaal) partijteken, zoals Brempeul, Stekelvarken, als symbool van hun Orde genomen; ook de Engelse koning had, zoals bekend, zijn beruchte Kouseband uit geen hoge regionen vandaan gehaald.
De gouden ramsvacht, die in het bezit was van de koning van Kolchis en na een avonturlijke zeetocht door Jason en de Argonauten werd veroverd, was een bekoorlijk en mysterieus motief. Een dankbaar motief, daar het ook het prinselijk huwelijk van de helleense held met Medea inhield, en daarenboven verbonden was met de sagenkring van Troje. En de Bourgondiërs waren toch, niet minder dan de Franse en de Engelse dynastie, afstammelingen van het Trojaanse vorstenhuis!
Het Gulden Vlies van Jason werd dan het juweel van
| |
| |
De schrijver van ‘Le recueil des histoires de Troie’, Raoul Lefèvre, (Arnhem 1612)
| |
| |
de gouden Ordeketen. Een afwisseling van Bourgondische vuurslagen en vuurstenen vormt de schakels van de keten waaraan een ram met een band om de buik is opgehangen. Het paganisme van dit symbool werd enigszins uitgezoet door het kruis van St.-Andries, de schutspatroon van Bourgondië. Doch reeds de eerste kanselier van de Orde, bisschop Jean Germain, die de statuten van het Gulden Vlies opstelde, heeft de niet al te stichtelijke figuur van Jason geneutraliseerd door de Gedeonfiguur uit de Bijbel. En zijn opvolger, bisschop en abt Guillaume Fillastre, wist in een uitvoerig theologisch-allegorisch traktaat de bedauwde vacht van de bijbelse Rechter en vader van zeventig zonen als de ware voorafbeelding van het Gulden Vlies te doen aanvaarden.
Op de keus van naam en symbool werden naderhand nog andere verklaringen uitgevonden. Succesvol was bovenal de versie van het Gulden Vlies als ‘gouden haartooi’ van de jonge Maria Crombrugghe, de ‘parel van Brugge’, die een van de favorieten van hertog Filips zou geweest zijn. Deze overlevering houdt verband met de bekende minnestrik uit vierentwintig haarvlechten van gunstelingen die de hertog als talisman op zich droeg.
Een andere verklaring bracht een economische waarde op de voorgrond. De hertog zou het Vlies hebben uitgekozen omdat Vlaanderen het land van de lakenweverij en Brugge alsdan de wolstapel van Europa was. Deze pseudo-wetenschappelijke versie heeft vooral in moderne encyclopedie en schoolboek een dankbare ingang gevonden.
De presentatie van de Orde aan Isabella van Portugal, die in de nieuwjaarsmaand van 1430 via Sluis te Brugge aankwam, was niet in alles zo hoogstaande als het symbool laat verwachten. Op het bruiloftbanket in het Prinsenhof zag de jonge Portugese bruid een reusachtige vleespastei in de zaal aanvoeren. Op een teken van de hertog werd dat kunstwerk door de ‘officier de bouche’ geopend en een ram met vergulde horens sprong eruit te voorschijn. Dat was Toison. Daarop verscheen Madame d'Or, de prima donna van de meisjesdwergen en zottinnen van het Hof. Madame d'Or voerde een dans uit met Toison en de juichkreet Toison d'Or! Toison d'Or van de opgetogen ridders begeleidde de passen van dit hybridische ballet.
De ridders waren gehouden de Ordeketen om de hals te dragen elke dag, zoniet waren ze verplicht telkens een mis te doen lezen. Alleen wanneer ze in het harnas waren was het hun geoorloofd de keten af te leggen en alleen het juweel te dragen. Uit de portretten blijkt dat sommige ridders ook anders de keten lieten liggen en het Vlies aan een smal zijden lint droegen.
Bij de dood van de ridder moest de keten naar de souverein van de Orde teruggezonden worden.
Keizer Maximiliaan van Oostenrijk. Houtsnede van onbekende meester. Uit een Antwerpse druk van 1540.
| |
| |
Hiernaast: De marteling van Sint-Andries. fo 9 van het hs. 9232 van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, Valenciennes vóór 1460.
Copyright Kon. Bibl. van België
| |
| |
Keizer Maximiliaan van Oostenrijk. Houtsnede uit 1512 van Hans Burgkmair.
| |
| |
Jeugdportret van Keizer Karel V. Houtsnede uit 1519 van Albrecht Dürer. Het Gulden Vlies hangt om het schild van het Keizerrijk, tussen de wapens van de Bourgondische en Spaanse erflanden. Boven het hoofd van de Keizer, de Kolommen van Herculus met de leus Noch Weiter (Plus Oultre).
| |
Samenstelling van de Orde
In de oorspronkelijke opvatting werden de Vliesridders door de souverein gekozen uit de ‘gentilz hommes de nom et d'armes et sans reproches’. Bastaarden waren niet uitgesloten; een van de eminente leden van de Orde was de eigen zoon van hertog Filips, Anthonis, de Grote Bastaard van Bourgondië. Uiteraard was de meerderjarigheid vereist, daar elk ridderschap deze hoedanigheid veronderstelde. Keizer Karel zou op deze regel uitzondering maken in 1531 toen hij zijn vierjarige zoon, don Filips - de latere koning Filips II - in de Orde deed opnemen.
De ridders waren gehouden aan trouwe wapendienst jegens hun souverein en werden aanvankelijk alleen uit de adel van de Bourgondische landen gekozen. Op het eerste Kapittel (Rijsel 1431) werd het aantal ridders (dat eerst op 24 beraamd was) vastgesteld op 30, plus de vorst. Keizer Karel verhoogde in 1516 het aantal op 50 en bepaalde dat tien ordeketens aan Spaanse groten zouden voorbehouden blijven. Van werkende leden ging de Orde meer en meer over naar ereleden, uit politieke berekening werd de ordeketen ook aan vreemde prinsen en staatshoofden toegezonden. De Vliesridders zelf mochten in geen andere ridderorde treden, de souverein mocht dit wel en Karel de Stoute droeg openlijk de keten van de Kouseband tot ergernis van de Franse koning Lodewijk XI.
Officieren, doch geen eigenlijke leden van de Orde, waren de kanselier, die gewoonlijk een abt of bisschop was; de thesaurier; de griffier, die het boek van de
| |
| |
heldendaden en fouten van de ridders onderhield, en de Wapenkoning. Deze laatste droeg de naam Toison d'Or en had onder hem een staf van herauten en poursuivants. De herauten droegen landsnamen: Charolois, Zelande, Limbourg, Flandre...: steeds in het Frans, daar de taal van de Orde uitsluitend Frans was. Onderling dienstbetoon en broederlijkheid stonden als hoofdpunten in de Statuten ingeschreven. De Vliesridders vormden een ware geestelijke broederschap of confraterniteit, naar hun opvatting even geestelijk als de Orde van Jerusalem. Zelfs schijnen ze niet te hebben ingezien hoe verbleekt hun navolging van de oude ridderorden uit het Heilig Land geworden was. Uit het geestelijk ordewezen namen zo vooral de kapittelvergadering over.
Keizer Karel V. Houtsnede van Giovanni Britto naar Titiaan.
| |
De Ordekapittels in tijd en ruimte
Het ceremonieel van het Ordekapittel was reeds vastgelegd bij de eerste vergadering te Rijsel in 1431, waar de artikelen van de Statuten werden afgekondigd. Op St.-Andriesavond, 29 november, gingen de ridders plaats nemen in het koor van de St. Pieterskerk en woonden er de vesperzang bij. Gedurende drie dagen officieerden ze 's voormiddags in het koorgestoelte; na de hoogmis gingen ze over tot het keuren van kandidaten en de verkiezing van nieuwe leden. Daarop verlieten ze het koor en trokken zich terug in de kapittelkamer van de kanunniken om er over hun belangen te beraadslagen. De middag stelde een einde aan de ernstige bezigheden. Elke dag bracht dan een luisterrijk
| |
| |
Koning Kristiaan van Denemarken. Houtsnede uit 1523 van Lucas Cranach.
banket dat uitliep op een avondfeest waartoe een keur van dames uit de stad was uitgenodigd.
In principe zou het kapittel gehouden worden ieder jaar op het feest van St.-Andries. Al vroeg ging men zich echter tevreden stellen met een driejaarlijkse bijeenkomst, die in feite een vijfjaarlijks kapittel werd. Zo ging het tot in 1481, onder Maximiliaan. Na dit jaar liggen de kapittels op ongeveer tien jaar afstand van elkaar. Keizer Karel liet de gaping zelfs dertien en vijftien jaar bereiken.
De glanstijd van de kapittels - en van de Orde - ligt onder de regering van de stichter van de Orde. Tien van de 23 kapittels vallen in de regeringsjaren van Filips de Goede. Karel de Stoute schreef er niet meer dan twee op zijn naam, de Habsburgse regent en zijn zoon Filips brachten het tot vier, Keizer Karel riep de Orde zesmaal bijeen.
Hier volgt de chronologische lijst van de Ordekapittels. Een vergadering te Atrecht in 1437 werd soms, doch ten onrechte, in de lijst van de Kapittels opgenomen.
| |
Ordekapittels van het Gulden Vlies
Onder Filips de Goede
|
1. Rijsel |
1431 |
2. Brugge |
1432 |
3. Dijon |
1433 |
4. Brussel |
1435 |
5. Rijsel |
1436 |
6. St.-Omaars |
1440 |
7. Gent |
1445 |
8. Bergen |
1451 |
9. .'s Gravenhage |
1456 |
10. St.-Omaars |
1461 |
Onder Karel de Stoute
|
11. Brugge |
1468 |
12. Valenciennes |
1473 |
Onder Maximiliaan en Filips de Schone
|
13. Brugge |
1478 |
14. 's Hertogenbosch |
1481 |
15. Mechelen |
1491 |
16. Brussel |
1501 |
17. Middelburg |
1505 |
Onder Keizer Karel
|
18. Brussel |
1516 |
19. Barcelona |
1519 |
20. Doornik |
1531 |
21. Utrecht |
1546 |
22. Antwerpen |
1555 |
Onder Filips II
|
23. Gent |
1559 |
Een kartografische voorstelling van de ‘steden van de Ordekapittels’ zou een leerrijk stuk in een tentoonstelling zijn, een spiegel van een eeuw Bourgondische geschiedenis.
De vedetten op die kaart zijn de steden Brugge en Brussel, die er elk met drie kapittels prijken. Gent, Sint-Omaars en Rijsel volgen met elk twee vergaderingen. Deze laatste Vlaamse stad, zetel van de Rekenkamer en financieel hoofdkwartier van de hertog, mag veilig naar de eerste rij opgeschoven worden als stad van het banket van de Gouden Fazant, dat een soort kapittel op brede basis van de Orde geweest is. En de Rijselse residentie in het Paleis van de Zale bij de St.-Pieterkerk heeft ten minste evenveel Vliesridders zien voorbijkomen als het Prinsenhof te Brugge. Niet ten onrechte plaatst de stad Rijsel gaarne het beeld
| |
| |
van de hertog en het symbool van het Gulden Vlies op haar toeristische affiches.
Vlaanderen met 9 en Brabant met 6 nummers vertegenwoordigen samen de tweederden van de gehouden kapittels. Opmerkelijk is hier weer de chronologische verschuiving: Vlaanderen kende 8 kapittels gedurende de eerste vijftig jaar van de Orde, terwijl Brabant in dezelfde periode, maar eenmaal aan de beurt kwam. Gedurende de volgende tachtig jaar treedt Brabant naar voor met 5 kapittels, terwijl Vlaanderen dan alleen nog het hek komt sluiten met de allerlaatste kapittelvergadering te Gent in 1559.
Brugge is niet meer aan de beurt gekomen na 1478, de Habsburgers hebben blijkbaar het avontuur van Maximiliaan in 1488 niet kunnen vergeten noch vergeven. Wenen had geen tranen voor de teleurgang van die oude wereldmarkt die nu door Antwerpen was voorbijgestreefd, en de Habsburgse geschiedschrijvers verspreidden met een zeker leedvermaak de voorstelling dat de goddelijke Voorzienigheid de haven van Brugge had laten verzanden tot zienlijke bestraffing van de majesteitsschennis op de persoon van de Roomse Koning, waarvan Craenenburg het symbool gebleven is. En toch is Brugge niet alleen de stad van de Bourgondische stichting van de Orde, doch ook de stad van de Habsburgse herstichting, die zo veelbelovend was bij de aanvang en in feite een proces van vervreemding heeft ingezet. De betekenis van de ‘tweede stichting’ door hertog Maximiliaan verdient een ogenblik onze aandacht.
| |
De Habsburgse herstichting
Het Dertiende Kapittel van de Orde, dat in 1478 in de St.-Salvatorskerk gehouden werd, had een buitengewone betekenis: het was feitelijk een herstichting van de Orde die, nog geen vijftig jaar oud, vóór de ondergang stond. Door de dood van Karel de Stoute bij Nancy had de Orde haar Hoofd en Souverein verloren. De hertog liet geen mannelijke opvolger na, zijn blazoen daalde met hem in het graf. En de Orde van het Gulden Vlies kon door een vrouwelijke erfgenaam voortgezet noch hersteld worden.
De redder van de Bourgondische Orde daagde op uit het Oosten, in de persoon van de achttienjarige Habsburgse prins Maximiliaan van Oostenrijk, zoon van de Duitse Keizer, die in dat rampjaar 1477 in de echt trad met Maria van Bourgondië. Maximiliaan was een schitterende prins, opgevoed in de duits-roomse ridderidealen van het herfsttij der middeleeuwen. Hij kwam in de Nederlanden als schildknaap, en niets liet voorzien dat hij de lang begeerde ridderslag zou aanvaarden in de Lage Landen, in Vlaanderen, te Brugge.
Op zijn tournee van eedaflegging door onze provincies verscheen de prins zonder de bekende en vereerde ordeketen van de hertogen: hij was geen ridder, geen lid van de Orde, het ceremonieel had daaronder te lijden. Een delegatie van Vliesridders ging hem opzoeken en verzocht hem de Orde weer te willen verheffen en zelf ridder van het Gulden Vlies te worden. Ze lieten hem horen dat de Franse koning, Lodewijk XI, van zins was de Orde aan zich te trekken door recht van devolutie. Na enige aarzeling verklaarde Maximiliaan zich bereid de ridderslag te ontvangen hier in dit adoptieve land, ver van zijn Alpen en zijn Donau; hij zou tevens een Kapittel van de Orde bijeenroepen. Dit werd dan het gedenkwaardige Dertiende Kapittel.
Het belang van dit Kapittel ligt niet in het aantal van de deelnemende ridders: sedert de laatste promotie waren de souverein en twaalf leden van de Orde overleden; van de 18 overlevenden zullen er slechts vijf te Brugge verschijnen; twee zonden een procuratie; de overige elf verbleven nog in gevangenschap (sedert Nancy) of waren naar de Koning van Frankrijk overgelopen. De ware en hoge betekenis van het Dertiende Kapittel ligt in het feit van de herstichting van de Orde of, zoals een ooggetuige, de Brugse rederijker Anthonis
Koning Ferdinand I, broeder en opvolger van Keizer Karel V. Burijn-gravure uit 1531 van Barthel Beham.
| |
| |
de Roovere, de plechtigheid heeft genoemd: het ‘beghinsel van den Toysoene’.
Nog heden zeggen de blazoenen in het koorgestoelte van de St.-Salvatorskerk welke ridders op het Kapittel aanwezig waren en welke andere gestorven of aan hun souverein ontrouw geworden waren. En de bezoeker ontmoet er op zijn rondgang het ridderblazoen van Maximiliaan uit 1478 en een dubbel rouwbord van de Habsburgse Keizer uit 1519.
In geen ander Kapittel werd het ritueel rond het ordesymbool op een zo verheven en ontroerende wijze uitgewerkt.
Een plechtige stoet leidde de ordeketen van de gevallen hertog van het Prinsenhof naar de kerk. Voorop gingen de wapenherauten van de ridders en Toison d'Or, de heraut van de Orde. Nevens deze laatste leidde een palfrenier een schoon gezadeld paard dat gedekt was met een zwart laken ‘totter eerden toe’. Op het zadel lag de ordeketen op een kussen van goudlaken. Dan volgden de thesaurier en de griffier van de Orde, de
Keizer Karel V. Houtsnede van onbekende meester (ca 1540).
bisschop van Doornik als kanselier van de Orde en de President van de Grote Raad. De stoet werd besloten door de vijf aanwezige Vliesridders: Chimay, Nassau, Gruuthuse, Lannoy en Ravenstein, allen gehuld in lange zwarte mantels waarop de gouden ordeketen glinsterde. In de kerk had een eerste korte plechtigheid plaats. Op de hoogste troonzetel bij het doksaal werd een zwarte mantel neergelegd; de heraut had de ordeketen van het zadel genomen en ging ze neerleggen op de troonzetel. Ingetogen bleef hij bij het juweel de wacht houden. De ridders gingen dan Maximiliaan uit het Prinsenhof afhalen en leidden hem naar de troon, nevens de zetel waarop de gouden ordeketen was neergelegd.
Na het sermoen van de kanselier ging de president van de Grote Raad over tot de ridderslag. De vijf genoemde ridders gingen blootshoofds voor het kruis staan. De heer van Ravenstein naderde tot de troon: als hoogste in adel ontving hij het zwaard van de prins en diende de slag toe die Maximiliaan tot ridder wijdde.
De nieuwe ridder legde daarop de eed van ridderschap af op het evangelieboek en het Kruis, en ontving op zijn beurt de eed van getrouwheid van de ridders en de officieren van de Orde.
Toen kwam het grote ogenblik. De heer de Lannoy, als oudste van de ridders, naderde tot de troon en ging de prins de keten van het Gulden Vlies om de hals leggen. Geschal van trompetten en klaroenen vulde de beuken en kondigde aan de menigte die buiten te wachten stond de grote gebeurtenis aan: de Orde van het Gulden Vlies had een nieuwe souverein.
Gedurende de daaropvolgende uitvaartmis voor de overleden hertog ging Maximiliaan ten offer over de ziel van zijn schoonvader, de grote Overwonnene van Nancy, die hij nooit had ontmoet en wiens Bourgondische ridderorde hem, volbloed Habsburger, onverwachts samen met de Bourgondische erfdochter was ten deel gevallen.
| |
Kapittelblazoenen
Verscheidene kerken van Gulden Vliessteden bewaren nog de ‘scilderie’ - in de oorspronkelijke betekenis van het woord! - van de deelnemers aan het Ordekapittel. Gedurende de plechtigheid in het kerkkoor zetelde de Vliesridder, naar het voorbeeld van de Kousebandridders, onder zijn blazoenbord dat boven zijn protocolaire plaats in de stallen was opgehangen. Uitzondering hierop vertonen 's Gravenhage en Barcelona waar de ‘schilden’ of blazoenen op de zitting van de koorbank werden geschilderd. De losse borden werden later soms ingewerkt in de lambrizering van het koorgestoelte.
De St.-Baafskerk van Gent bewaart de blazoenen van de twee Kapittels die in haar koor gehouden werden, het eerste, in 1445, toen ze nog de St.-Janskerk was.
| |
| |
De blazoenen uit 1491 kan men heden nog zien in de St.-Rombautskerk te Mechelen.
Enkele ‘scilderien’ uit de St.-Janskerk te 's Hertogenbosch en uit de St.-Bertijnsabdij te Sint-Omaars zijn in musea bewaard.
Van de drie reeksen te Brugge zijn deze van St.-Salvators en van de O.L. Vrouwkerk bewaard. De oudste echter, uit 1432, is bij de afbraak van de grafelijke St.-Donaaskerk in 1800 verloren gegaan. Deze laatste reeks was het werk van een uitstekend meester, Hue van Boulogne, die waarschijnlijk ook de blazoenborden van Gent (1445) heeft uitgevoerd en in 1451 heeft gewerkt voor het Ordekapittel te Bergen in Henegouwen. De blazoenen van St.-Salvators en van de O.L. Vrouwekerk zijn het werk van Pierre Coustain die, samen met Jehan Hennequart, ook te 's Hertogenbosch heeft gewerkt.
De Gentse blazoenen van 1559 werden uitgevoerd door de befaamde meester Lucas de Heere, samen met zijn vader en Benjamin Stammeling.
De blazoenensuite in de O.L. Vrouwkerk te Brugge vertoont een typische bijzonderheid. Een van de blazoenen is ‘doodgeverfd’, d.i. vervangen door een zwart bord. Dit gebeurde in 1468 toen de Vliesridder graaf van Nevers wegens lafheid uit de Orde gebannen werd.
| |
Kruistochtplannen
Het begrip ridderorde was, ook in de Bourgondische Eeuw, nog verbonden met de kruistochtgedachte. Kruistocht was dan ook niet als een uitdrukkelijke plicht van de ridders in de statuten van de Orde ingeschreven, hoewel hertog Filips zijn leven lang kruistochtplannen heeft beraamd. Als zoon van Jan zonder Vrees droeg hij in zich een heilig verlangen om de roem, die zijn vader als jonge prins uit de rampspoedige Kruistocht van Nicopolis had medegebracht, in een grootse revanche op de Sultan te evenaren.
Omringd door Vliesridders had Filips in 1454, op het beruchte banket van de Gouden Fazant, de gelofte afgelegd dat hij zelf ‘le sainct voyage de Turquie’ zou aanvoeren. Van de Paus kreeg hij, als Groothertog van het Westen, de Heilige Kruisbanier toegezonden. Het Turkengevaar werd immers, na de val van Konstantinopel, dreigender dan ooit. Reeds het volgende jaar deed een speciale heffing op de kerkelijke beneficies en inkomsten de nodige fondsen in de Rijselse schatkist samenvloeien. Politieke verwikkelingen stonden echter telkens weer de uitvoering in de weg.
De kanselier van de Orde, Guillaume Fillastre, kon eindelijk, in 1463, de alliantie tussen de Paus, de hertog en de Venetiaanse Republiek tot stand brengen. Filips riep daarop zijn ridders op een buitengewone vergadering te Brugge bijeen en deelde hen mede dat hij in de volgende lente op de Middellandse Zee zou zijn: vloot
De Hertog van Alva, oprichter van de Bloedraad (Raad van Beroerten) in 1567, als Ridder van het Gulden Vlies. Uit De Bello Belgico van Strada. - Alva liet in 1568 de twee Nederlandse Vliesridders Egmont en Hoorne te Brussel onthoofden.
en leger van Bourgondië en Vlaanderen moesten samenkomen te Aigues-Mortes, de haven waar weleer de Heilige Lodewijk tegen de Turk was uitgevaren.
De voorbereidingen van het voorjaar 1464 zouden feitelijk de laatste kruisvaarders van Vlaanderen op de been brengen. Geen heervaart van ridders en edelen zou het meer zijn, doch een kruisleger van mannen uit het volk, ambachtslieden en boeren, die aan de oproep van de Heilige Vader en van de Landsvorst gehoor gaven. Twee Vliesridders hebben hun naam aan dit gedenk- | |
| |
Samenvoeging van het Oostenrijkse (Habsburg) en Spaanse (Bourbon) Gulden Vlies met een derde Keizerlijk-Franse Gulden Vlies, door Napoleon ontworpen na zijn overwinning op de Habsburgse Keizer bij Wagram in 1809. Dit ontwerp van Keizerlijke Euro-ridderorde kwam niet tot uitvoering. - Deze tekening uit 1809, door Napoleon geparafeerd, behoudt boven het ordejuweel het Bourgondisch vuurslag.
waardige volksleger verbonden: Anthonis, de grote Bastaard van Bourgondië, en Simon de Lalaing namen de leiding van de tocht.
Mannen uit onze steden, uit Gent en Brugge, Oudenaarde en Axel, zijn in mei 1464 te Sluis aan boord gegaan van de vloot van de Grote Bastaard: twaalf schepen die een totaal van 2000 mannen konden opnemen. De hertog was te Sluis aanwezig bij de afvaart op 21 mei. Tot aller teleurstelling bleef hij echter aan wal.
Die kruistocht, waarvan Pius II zoveel heil had verwacht, is weliswaar een jammerlijke mislukking geworden. De tienduizenden die uit het Westen naar Venetië waren opgetrokken, vonden er een kwaad onthaal. Onze Vlaamse kruisvaarders werden er uitgelachen en bespot omdat hun Grote Hertog niet meegekomen was. Weinig of geen mannen van het Vlaamse contingent zijn in hun haardsteden teruggekeerd, aan ziekte en uitputting zijn de meesten op de terugreis bezweken.
In de annalen van de Kruistochten hebben deze mannen uit het volk een enige bladzijde geschreven van trouw aan de Paus en liefde voor het Heilig Graf van Christus. Als echte kruisvaarders zijn deze zonen van Vlaanderen nog uitgevaren naar het Oosten. Zoals de ridders van drie eeuwen vroeger trokken ze op tegen de Turk, met het kruis op de schouder, en door hun parochiepastoor voorzien van de generale absolutie en de grote aflaten. En op de borst van hun aanvoerders prijkte de Ordeketen van het Gulden Vlies. Niet meer dan twee waren ze, Anthonis van Bourgondië en Lalaing. Doch de Orde van het Gulden Vlies kan in heel de geschiedenis van haar bestaan geen zuiverder daad van ridderschap aanwijzen dan de ‘Turkievaert’ van deze twee Bourgondische groten aan het hoofd van hun Vlaamse zeelui en piekenieren.
| |
Pas en Tornooi
De Vrijdagmarkt te Gent in 1445, de Grote Markt te Brugge in 1468 waren het toneel van steekspelen bij gelegenheid van een kapittel van het Gulden Vlies. Te Gent was het Jacques de Lalaing die, te paard en te voet, tegen de Siciliaanse ridder Giovanni di Bonifazio in het krijt trad.
Het beroemde Goudenboomfeest te Brugge was het laatste grote riddertornooi waarin Vliesridders de hoofdrol hebben gespeeld. Na 1480 lopen ook de steekspelen van de Witte Beer op hun einde. Alleen Doornik krijgt in 1513 nog toevallig het grootse tornooi van de Engelse koning Hendrik VIII te aanschouwen en het ‘jostement’ van Keizer Karel op de Vrijdagmarkt te Gent in 1530 zal voor Vlaanderen de kaars uitblazen. De schuttersgilden, die vanaf 1440 hun eigen grote schietspelen en landjuwelen hadden ingericht, nemen nu de overhand in spel en vertoon. De schutters doen de ridders na, hebben een livrei, een blazoen, een kenspreuk; hun koning draagt een zilveren schuttersketen (breuk) die meer dan eens het vuurslag en het St.-Andrieskruis van Bourgondië in schakel of sierplaat overneemt. Een zilveren vogel of schutterspatroon (St. Sebastiaan of St.-Joris) neemt als juweel de plaats in van het Vlies van de ridders.
Maximiliaan was de eerste van onze prinsen die het schuttershof van onze gilden ging bezoeken om er, met en nevens de burgers, de papegaai te schieten. En zijn zoon Filips, die men van de laatste steekspelen moest afhouden, veroverde de harten van de burgerij door zijn deelneming in 1497 aan het landjuweel te Gent. De omkeer in de verhoudingen ging verder zijn gang. Waar, in 1468, de Vliesridders van het Elfde Kapittel te Brugge nog de akteurs waren in een tornooi van een zeer gekunstelde regie, zijn de ridders van dezelfde Orde in 1559, op het laatste Kapittel van de Orde, de toeschouwers geworden van feestelijkheden die door de neringen en gebuurtekringen van Gent waren ingericht. En hetgeen ze gingen bekijken, een steekspel te water op de Leie en een bestorming van het ‘huizeken van fortuin’, was een breugeliaanse transpositie, een parodie bijna, van het oude ridderlijke steekspel. De hoge stijl van het tornooi was gezonken en herboren in het volksleven.
| |
| |
| |
Terminus 1568
Voor de heroïsche hertog, koning en keizer Maximiliaan, was het Gulden Vlies een belijdenis van ridderlijk leven die zijn eigen duits-roomse renaissancedroom illustreerde. Onder Keizer Karel wordt de Orde meer en meer een politiek instrument om ten slotte een Orde ‘à papa’ te worden. Een drietal families van hoge adel worden zelfs een bestendige aanwezigheid in de Orde. Aan de spits staat het geslacht de Croij dat niet minder dan 23 leden aan de Orde zal leveren, Lannoy en Lalaing zullen resp. 16 en 12 Vliesridders in hun genealogische tabellen inschrijven.
Op het laatste Ordekapittel (Gent 1559) konden de ridders slechts negen van de veertien vrijgekomen plaatsen door nieuwe ridders van hun keuze doen innemen. Koning Filips eigende zich het recht toe de vijf andere ridders later naar eigen goeddunken te benoemen. Door toe te geven aan de willekeur van de vorst liet het Kapittel de politieke intrige definitief de overhand nemen en stelde aldus een einde aan zijn eigen eervolle tradities.
Koning Filips, hoofd en souverein van de Orde, die in 1559 de Nederlanden verliet om er nooit meer terug te keren, is dan ook de doodgraver van de grootheid der Orde geworden. De gelegenheid daartoe bleef niet lang uit.
In het sombere jaar 1568 plaatste de Spaanse Vliesridder Alva de koppen van twee Nederlandse Vliesridders onder het zwaard van de beul op het schavot te Brussel...
De graven Egmont en Hoorne hadden beroep gedaan op de Koning te Madrid tegen het vonnis van Vargas en Del Rio in de Bloedraad. Als Vliesridders konden en mochten ze alleen voor hun eigen Orde terechtstaan.
Dit beroep bracht koning Filips, zelf Vliesridder van kindsbeen af, in verlegenheid. De primitieve Statuten van de Orde werden gewikt en gewogen, een juridische uitweg kon de Koninklijke Raad er niet op vinden. Filips II heeft dan eigenmachtig en op plechtige wijze afgekondigd dat de misdaad van hoogverraad of majesteitsschennis niet begrepen was in het juridisch privilege dat door Filips de Goede in de stichtingsbrief van de Orde was ingeschreven.
De twee koppen vielen. Twee Ordetekens van het Gulden Vlies werden afgeleverd aan Alva, die ze doorzond naar Madrid, ter beschikking van de koning.
Voor de Gulden Vliestentoonstelling van 1907 te Brugge werd de sterfdatum 1598 van Filips II als einddatum aangenomen. Een zienswijze die, om praktische redenen, aanvaardbaar is. In feite echter heeft het fatale jaar 1568 de Orde fundamenteel geschonden: een schennis die een terminus ad quem is geworden en zelf de voltooiing was van de capitulatie der Vliesridders van 1559 in de St. Baafskerk te Gent.
|
|