West-Vlaanderen. Jaargang 11
(1962)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 317]
| |
Prof. Dr. J. Duverger | |
Laatmiddeleeuws tapijtwerk met de geschiedenis van Jasoon en GedeonTapijtwerk geweven voor de Orde van het Gulden Vlies of ter herinnering aan die instelling is schaars. De inrichtersGa naar eind1 van de Brugse tentoonstelling van 1907 en van latere exposities betreffende de Bourgondische en Habsburgse vorsten in de Nederlanden, hebben dat reeds ondervonden. Zij hadden haast geen andere keus dan tapijten te tonen, waarop de ketting van de Orde was te zien, of werk dat, misschien, de vergaderzaal van het kapittel had versierd... Dat die ridderorde twee beschermheren had gekend, werd herhaaldelijk beweerd. Vooral G. DoutrepontGa naar eind2 heeft dat dubbel patronaat, nl. dat van de mythologische held Jasoon en van de bijbelse rechter en aanvoerder Gedeon, voorgestaan en naar bewijzen daarvoor gezocht. Bezitten echter die citaten uit de literatuur, die daarenboven nog vrij sibyllijns zijn, wel de nodige overtuigingskracht? Hebben de auteurs ervan geloof gehecht aan de fantastische gegevens die ze mededeelden? O.i. kunnen ook de kunstwerken dienaangaande, in zekere mate, getuigenis geven, vooral tapijtwerk dat zo dikwijls de opvattingen en handelingen van vroeger tijden, vooral van de late middeleeuwen in beeld heeft gebracht. Op grond van inventarissen en van bestellingen van legwerk met voorstellingen uit het leven van Gedeon en Jasoon is bovendien een juister inzicht te verwerven. Toch hebben deze thema's tot op heden zelden de aandacht gaande gemaakt. Er dient aan toegevoegd dat het beschikbaar materiaal zeer verspreid ligt en moeilijk bereikbaar is. Veel meer dan een reeks aantekeningen mag daarom hier niet verwacht worden. Een belangrijke chronologische beperking is trouwens nodig. Alleen gegevens uit de late middeleeuwen betreffende Jasoon en Gedeon konden op voldoende wijze verwerkt worden. De evolutie van die thema's in de XVIe en XVIIe eeuw trachten wij elders te belichten.Ga naar eind3 | |
1. De Geschiedenis van Jasoon in de Tapijtkunst.De legende van Jasoon en Medea bevat een bonte afwisseling van avontuurlijke en idyllische episodes, waarbij ook de magie een grote rol speelde. Aldus was zij ongetwijfeld geschikt om de middeleeuwse mens te boeien en om ook later sukses te oogsten. Wij geven hier een korte samenvatting van die gestes, niet zozeer aan de hand van wat anneke schrijvers erover mededeelden als van wat de middeleeuwse auteurs ervan gemaakt hebben. Phrixos en zijn zuster Helle, de kinderen van de koning van Thebe, moesten vluchten uit hun land. Op een schaap met gouden vacht (vlies) gezonden door Jupiter, aldus beweert Guillaume FillastreGa naar eind4, konden ze de zee oversteken. Phrixos alleen bereikte het eiland Colchos (Kolchis) waar hij goed onthaald werd en het dier schonk aan de goden. Aietes, koning van het land en vader van Medea, die zeer bedreven was in de zwarte kunst, vertrouwde de bewaking van de tempel met het schaap toe aan twee vuurspuwende ossen en aan een vreselijke draak. Jasoon, een fysisch zeer begaafd en dapper edelman, de wettige erfgenaam van de kroon van Thessalië, ver- | |
[pagina 318]
| |
Afb. 1. Doorniks atelier, Herculestapijt met taferelen uit de jeugd van Jasoon (ca. 1483), - Parijs: Musée des Gobelins.
zocht zijn oom, koning Pelios, hem het rijk over te dragen. Die beloofde zulks te doen op voorwaarde dat Jasoon het gulden vlies voor hem veroverde. De held bouwde een groot schip, dat Argo werd geheten. Een reeks Griekse helden, de Argonauten genaamd, vergezelden hem op die tocht. Toen Jasoon en Hercules vóór Troja waren aangekomen en er rust namen nabij de stadspoorten, kregen ze bevel van de aldaar regerende vorst Laomedon onmiddellijk het land te verlatenGa naar eind5. Die belediging was de aanleiding voor Hercules om later de stad te vernielen. Toen Jasoon in Kolchis was aangekomen zocht hij koning Aietes op en vroeg hem het gulden vlies. De koning stelde zware voorwaarden. Dank zij de hulp van Medea, die op Jasoon verliefd werd en aan wie de held beloofde haar mede te nemen naar zijn vaderland, kon Jasoon doordringen tot het schaap en het dier doden. De gouden vacht en de kop nam hij mede, doch, volgens O. de la MarcheGa naar eind6, brak Jasoon zijn woord: hij liet Medea achter zonder haar te huwen. De pogingen om vermeldingen van tapijten met de Geschiedenis van Jasoon te vinden in de geschreven bronnen uit de late middeleeuwen, leverden niet veel op. Begin 1393 kocht hertog Filips de Stoute van Bourgondië twee tapijten met dat onderwerp in de winkel van Pierre de Beaumetz te ParijsGa naar eind7. Ze waren wellicht niet de enige exemplaren met dat onderwerp door hem verhandeld. De oppervlakte van beide tapijten was vrij groot: samen 94 3/4 vierkante parijse el. Op elk tapijt waren, voorzeker, verscheidene episodes voorgesteld, zoals het dan de gewoonte was. Merkwaardig is dat, in het document, aan de opgave van het onderwerp, wordt bijgevoegd: comment il conquist la dorée toison. Naderhand werden de beide tapijten nog een paar keren vermeld in inventarissen van de Bourgondische hertogen. Is het echter wel juist te beweren dat die beide stukken pas in 1794 verdwenen tijdens de terugtocht van de Oostenrijkers uit de Zuidelijke Nederlanden?Ga naar eind8 Eerst op het einde van de 15e eeuw kunnen wij ander tapijtwerk met de geschiedenis van Jasoon aanwijzen, nl. in 1495 in een inventaris van de bezittingen van Anna van BretagneGa naar eind9. Uit dezelfde tijd misschien stamde het tapijt, vermeld in 1519 in de nalatenschap van Maximiliaan van OostenrijkGa naar eind10. In het veld zag men onder een gulden boom een man en een vrouw: misschien Jasoon die door Medea werd voorgelicht over de grote moeilijkheden van de onderneming. Was dat tapijtwerk een stuk uit een reeks? In 1539 werd in de inventaris van koning Jacob V van Schotland een geschiedenis van Jasoon die het gulden vlies bemachtigtGa naar eind11 vermeld, misschien een reeks die niet later dan het begin van de 16e eeuw werd vervaardigd. Een dergelijke kamer, mogelijks uit dezelfde tijd, werd weinige jaren later vermeld in een inventaris van de hertog van Lorreinen te NancyGa naar eind12. Of een fragment (afb. 4) van deze reeks, of van een repliek ervan, bewaard bleef wordt verder besproken. Doch welk tapijtwerk met de geschiedenis van Jasoon bleef bewaard? Een laatmiddeleeuwse reeks of zelfs maar een paar tapijten, die behoren tot een dergelijke kamer, zijn ons niet bekend. Wel werd in het laatste decennium de aandacht gevraagd voor tapijtwerk uit | |
[pagina 319]
| |
ca. 1480 waarop Jasoon en Hercules op weg naar Kolchis worden voorgesteld. De koning van Troje, die hun aankomst vernomen heeft, doet hun door een bode bevel geven onmiddellijk te vertrekken (afb. 3). Die voorstelling wordt verduidelijkt niet alleen door een paar opschriften maar vooral door een vrij uitvoerige titulus, waarin Jasoon op de eerste plaats is vermeldGa naar eind13, en die voorkomt op het fragment herkomstig uit de collectie Kath. Deere Butterworth die op 21/23 oktober 1959 te New-York in de Parke Bernett Galeries werd geveild. Meer dan één dergelijk tapijt werd geweven: nagenoeg hetzelfde fragment wat meer besneden aan de linkerkant, wat vollediger aan de rechterkant, doch zonder de titulus kwam uit de collectie Edgar Speyer in het bezit van de firma French and Co en werd tentoongesteld, o.m. in 1954, in the Winnipeg Art Gallery en in 1961 in het Allentown Art Museum. Evenwel staat het niet volledig vast dat het stuk uit een Jasoon-reeks stamt. Het kon ook behoord hebben tot een kamer van de Verwoesting van Troje of tot een Geschiedenis van HerculesGa naar eind14. Waarschijnlijker nog behoort een fragment van een tapijt uit de Burrell collectie in het Museum te GlasgowGa naar eind15 tot een reeks met de Geschiedenis van Jasoon (afb. 4). Het opschrift dat, een dertigtal jaren geleden, misschien vollediger was, werd door Marillier gelezen als volgt: Jason ad terram Trianorum venit favore diarum ventum (?). Het tapijt werd ca 1510 geweven, zoals blijkt uit de kledij, vooral uit de hoofddeksels. Op de voorgrond ziet men een boot voortgeboomd door Neptunus met enkele Argonauten aan boord, onder wie HerculesGa naar eind16. Eolus houdt een doek in de lucht dat als zeil dienst doet. Afb. 2. Doorniks atelier, Hercules verovert het wollen vlies in Hispania (ca. 1483). Doornik: Musée d'histoire et d'archéologie.
| |
[pagina 320]
| |
Hebben wij hier te doen met een fragment ofwel van een tapijt van een Jasoon-reeks uit de hertogelijke verzameling te Nancy ofwel van een repliek ervan? Wij zagen reeds dat een dergelijke kamer wellicht uit dezelfde tijd, samen met ander legwerk uit Doornik herkomstig, aldaar in het midden van de 16e eeuw was aan te wijzen. Daarbij beperkt zich echter het resultaat van ons onderzoek! Vooralsnog zijn niet meer dan twee verschillende fragmenten aan te wijzen, elk van een mogelijke Jasoon-reeks. Van de éne kamer hebben ook replieken bestaan. Jasoon komt ook voor in andere reeksen, nl. de Geschiedenis van de Verwoesting van Troje en de Geschiedenis van Hercules. Deze zijn veelvuldiger in de geschreven bronnen vermeld en talrijke fragmentenAfb. 3. Doorniks atelier, Jasoon en Hercules vóór de poorten van Troje (ca. 1485) - Vroegere verzameling Kath. Deere, Butterworth.
bleven ervan bewaard. Op een tapijt van ca. 1483 met het laatst vermeld thema (afb. 1) is voorgesteld, bovenaan links, de ontmoeting van Jasoon, Hercules en Theseus, die op weg zijn naar het huwelijksfeest van Peirithoos en Hippodameia. Rechts daarvan dient Hercules aan Jasoon de ridderorde toe. Op hetzelfde tapijt ziet men verder hoe Hercules de strijd aanbindt tegen de Kentauren die het feest verstoren en Hippodameia trachten te roven. Hij wordt daarbij gesteund door Jasoon en TheseusGa naar eind17. Tot dezelfde reeks behoort ook een ander tapijt, waarop Jasoon misschien niet voorkwam, doch dat een onmiskenbaar verband vertoont met de Verovering van het Gulden Vlies. Hercules en Theseus schepen in naar Spanje om er het wollen vlies te veroveren (afb. 2). Schapen zouden immers in Griekenland onbekend zijn geweest. Hercules doodt er de reus die de kudde hoedde tot grote treurnis van de dochters van AtlasGa naar eind18. Laten wij er aan toevoegen dat, zoals R. Lefèvre reeds aanstipteGa naar eind19, die episode uit het leven van Hercules berustte op een vergissing en de plaats innam van een van de reuzenwerken van de held: nl. de roof van de gouden appelen in de hof van de Hesperiden. Die episode komt ook niet voor onder de zes andere veroveringen van het Vlies die G. Fillastre wilde beschrijvenGa naar eind20. Tenslotte werd Jasoon nog afgebeeld in allegorische voorstellingen. Alhoewel hij gewoonlijk niet onder de Negen Helden werd gerekendGa naar eind21 kon hij toch aanspraak maken op een plaats onder de befaamde personaliteiten en aldus worden voorgesteld op werk als Bonne Renommée. Een dergelijk tapijt où sont les devises de plusieurs sages comme de Salomon, Jason, Absolon... was in het begin der XVe eeuw in het bezit van de Franse koning Karel VIGa naar eind22. Ook in de Allegorie op de liefde werd hij vermeld naast Hercules, Helena, Herodes of SalomonGa naar eind23. Opvallend, ja verrassend is het gebruik van tapijten met de Geschiedenis van Jasoon en Medea bij feestelijkheden ter gelegenheid van een vorstelijk huwelijk. De beide Jasoontapijten, aangekocht door hertog Filips de Stoute, versierden de feestzaal (Salle du Banquet) bij het huwelijk van zijn achterkleinzoon Karel de Stoute met Margareta van YorkGa naar eind24. Toen aartshertogin Marie-Antoinette in 1770 uit Oostenrijk naar Parijs kwam als bruid van de toekomstige koning Lodewijk XVI was het paviljoen, dat op een eiland nabij Straatsburg was opgericht, behangen met een nieuwe reeks van Jasoon en Medea uit het atelier des Gobelins en geweven naar de cartons van J.F. de TroyGa naar eind25, ein Beispiel der grässlichsten Hochzeit die jemals vollzogen worden, schreef Goethe, die de kamer had gezien! In de tweede helft van de 16e eeuw zijn wellicht nieuwe reeksen met voorstellingen van de gestes van Jasoon aan te wijzen. In de XVIIe eeuw worden ze vrij talrijk. Doch ca. 1700 zal men zich dikwijls beperken tot één tafereel in een hele reeks, die beelden bracht uit de | |
[pagina 321]
| |
Afb. 4. Doorniks atelier, Jasoon en de Argonauten worden overgezet onder de bescherming van Neptunus en Eolus (ca. 1550) - Glasgow: Art Gallery, Burrell Collection.
Metamorfosen van Ovidius. Hoeft het gezegd dat al die voorstellingen geen enkel verband vertonen met de Ridderorde gesticht door hertog Filips de Goede? Uitgebreider navorsingen en grondiger onderzoek van het bewaarde materiaal kunnen wellicht in zekere mate aanvullen wat hier over de laatmiddeleeuwse Jasoontapijten werd gezegd. Dat ze het bewijs zullen brengen dat er veel belangstelling voor dat onderwerp bestond, in het bijzonder aan het Bourgondische hof, lijkt echter uitgesloten. Had Olivier de la Marche wellicht gelijk toen hij schreef dat Filips de Goede se fonda premièrement sur la poèterie de Jason quand il esleva la noble Toison d'orGa naar eind26, toch heeft zulks geen terugslag gehad op bestellingen van tapijtwerk. Men verkoos voor het hof taferelen uit het leven van Alexander of van Hercules en voorstellingen van de talrijke episodes van de Verovering van Troje. Hoe geschikt het Jasoon-onderwerp ook is om met zijde en gouddraad te worden uitgebeeld, toch heeft men er meer aandacht aan besteed in de literatuur en in de togenGa naar eind27 dan in de tapijtkunst. Eerst tegen het einde van de XVde eeuw schijnt er meer interesse te ontluiken voor de gestes van Jasoon, zoals ook voor andere onderwerpen ontleend aan de antiekenGa naar eind28. Of het vrij zeldzaam uitbeelden van de winnaar van het gulden vlies iets te maken heeft met het breken van zijn eed aan Medea, zoals wel eens vermoed werd, is moeilijk uit te maken. Doch de inschakeling van Jasoon in bepaalde allegorische tapijten, het gebruik van de reeks van de Geschiedenis van Jasoon bij sommige feestelijkheden is niet geschikt om die opvatting kracht bij te zettenGa naar eind29. | |
[pagina 322]
| |
2. De Geschiedenis van Gedeon in de laatmiddeleeuwse tapijtkunst.Na de vestiging van de Israëlieten in het land van Kanaan kwamen grote veranderingen voor in hun bedrijvigheid en in hun levenswijze. Dit had meermalen een terugslag op hun godsdienst: de goden van de naburen werden aanbeden. Plaatselijke Baals werden vereerd en Jahweh werd vergeten. Doch, wanneer de Israëlieten onder het juk van de naburige volkeren zuchtten, stonden mannen op uit het volk. Vervuld met de geest van Jahweh herstelden zij zijn eredienst en bevrijdden de Israëlieten. Alhoewel ‘Rechters’ geheten, waren ze in de eerste plaats aanvoerders in de strijd. In vredestijd oefenden zij de rechtspraak uit. Eén van de voornaamste rechters was Gedeon. Hij redde zijn volk uit de onderdrukking der Midjanieten. Tot die taak werd hij geroepen door een engel van Jahweh, die hem verscheen. Onder de tekenen, die hem gegeven werden om zijn ongeloof te overwinnen, zijn vooral die van de wollen vacht bekend. Deze werd door Gedeon op de dorsvloer gelegd: de dauw viel alleen op de vacht, zoals Gedeon gevraagd had, terwijl de grond droog bleef. In een volgende nacht deed zich precies het tegenovergestelde voor. Het is tengevolge van dat dubbel wonder, dat Gedeon later als beschermer van het Gulden Vlies werd aangeduid. Na het verhaal van de Bijbel te hebben verteld, voegt Olivier de la Marche eraan toe: et lors Jédéon se asseura et pria merci à Nostre Seigneur de sa temptacion et fit sa cotte d'armes par en devant et derrière de la thoison d'orGa naar eind30. Trouwens ook hier kan van gulden vlies gesproken worden, volgens G. ChastellainGa naar eind31, want het dragen van goud behoort aan de ridders. Bij hen rekent hij blijkbaar Gedeon. Enkele episodes uit de Geschiedenis van Gedeon zoals de Verschijning van de Engel en het Wonder van het Vlies werden herhaaldelijk afgebeeld. Doch middeleeuwse voorstellingen van het leven van die rechter zijn zeldzaamGa naar eind32. Dit schijnt nog meer het geval te zijn in de tapijtkunst. De oudste reeks van Gedeon, die wij tot nog toe in de geschreven bronnen vermeld vonden, was die besteld in 1449 door hertog Filips de Goede voor zijn ridderorde van het Gulden Vlies. De hertog scheen in die jaren er naar te streven om de kapittels van de orde met nog meer pracht te omringen dan vroegerGa naar eind33. Een reeks kostbare tapijten kon ongetwijfeld veel daartoe bijdragen; zij kon overigens in andere omstandigheden dienst bewijzen. Jean Chevrot, bisschop van Doornik en vertrouwd raadsheer van de hertog, kocht in 1444 patronen voor tapijtwerk van Robert Dary, misschien schilder, maar zeker ook tapijtweverGa naar eind34. Heeft Chevrot de meester aanbevolen evenals zijn stadsgenoot Jehan de l'Ortie? In elk geval, op 16 augustus 1449 sloten beide tapijtwevers een accoord te Sint-OmaarsGa naar eind35 met raadslieden en dienaren van de hertog om binnen de vier jaar, een reeks van acht tapijten te weven uit wol, zijde, gouden zilverdraad, die vijf en half meter hoog waren. Samen waren ze bijna honderd meter langGa naar eind36! Dat werk zou worden gemaakt volgens patronen geleverd door de bekende Atrechtse schilder Baudouin de Bailleul of door een beter meester. In feite was Baudouin dienaangaande reeds vroeger gepolst, misschien door Jean Coustain, kamerknaap van de hertog, die heel wat invloed had op zijn heer. Ook waren er ontwerpen voorhanden: op grond daarvan konden de tapijtwevers bepalen, welke delen met goud- of zilverdraad dienden gemaakt te worden. Eind 1453 werden de tapijten afgeleverd aan Filips de Goede. In 1456 prijkten ze te 's-Gravenhage, waar toen het kapittel van het Gulden Vlies werd gehouden. Zij oogstten daar en elders de grootste lof en de meeste bewondering; beter werk, zegt G. Chastelain, was nooit te zien geweest aan een koninklijk hofGa naar eind37! De hertog, misschien om te voorkomen dat replieken van die reeks werden gemaakt, misschien om de kostbare kamer te sparen en de kartons te gebruiken als wandversiering in het dagelijks leven, kocht ze af van de weversGa naar eind38. Op de tapijten van R. Dary en J. de l'Ortie zag men de Geschiedenis van Gedeon, of, zoals elders gezegd wordt, het Gulden VliesGa naar eind39. Waarschijnlijk, meent H. GoebelGa naar eind40, werd daarvoor geput uit Le songe de la toison d'or, een gedicht dat in 1431 door Michault Caron, gezegd Taillevent, kamerknaap van Filips de Goede, was geschreven. Die mening wordt evenwel niet gestaafd. Kroniekschrijvers, die handelen over de feestelijkheden te 's-Gravenhage in 1456, over die te Brugge in 1468 en elders en die wellicht de tapijten zagen, maken gewag van het wonder van het Vlies, dat werd aangepast aan de ridderordeGa naar eind41. De zeer grote omvang van de kamer laat vermoeden dat talrijke taferelen erop voorkwamen. Daarover, evenals wellicht, over de tituli hadden besprekingen plaats gehad bij de bestelling. Daar de tapijten in 1794 verloren gingen, toen de Oostenrijkse legers op de vlucht sloegen voor de legers van de Franse revolutie en geen enkele repliek of zelfs navolging ervan gekend is, blijkt het onmogelijk langs die weg verdere gegevens te achterhalen. Die tapijten werden echter gebruikt, toen een kapittel van de orde werd gehouden. Ook bij andere plechtigheden, o.m. bij de troonsafstand van Karel V, zou de zaal behangen zijn geweest met de Gedeon-reeksGa naar eind42. Een gravure van die troonsafstand door Frans Hogenberg, bewaard in het Prentenkabinet te Brussel, toont wel een reeks tapijten, die de zaal bekleedden, doch wat van de voorstelling is te zien, schijn geen verband te hebben met Gedeon of met het Gulden Vlies. Dat legwerk dateert trouwens onbetwistbaar uit het midden van de XVIe eeuw. Zijn wij er misschien beter aan toe met een miniatuur in het hs. La Toison d'or van Guillaume Fillastre (Brussel, Kon. Bibliotheek, ms. 9028 | |
[pagina 323]
| |
Hiernaast: Margaretha van York vóór de Sint-Goedelekerk te Brussel. fo 17 van het hs. 9296 van de Kon. Bibliotheek te Brussel, werkplaats Jan Dreux, te Brussel.
Copyright Kon. Bibl. van België | |
[pagina 325]
| |
Afb. 5. Brussels atelier, naar een carton van de Meester van de Verlossing van het Prado, De Annunciatie (detail) met de verschijning van de Engel aan Gedeon (ca. 1490).
Parijs: Musée des Arts Décoratifs. fo 6), waarop Karel de Stoute wordt voorgesteld die het kapittel van de orde voorzitGa naar eind43? Ook daar zijn de wanden bekleed met tapijtwerk waarop, op geregelde afstand, een grote boom voorkomt die reikt tot aan de bovenrand van het tapijt. Onder die boom ziet men personages waarvan de handelingen moeilijk te bepalen zijn. Het dient erkend dat dergelijke voorstelling enigszins doet denken aan Taillevent, ingeslapen, zoals hij schrijft, in een mooie boomgaard. In zijn droom ontwaarde hij allerlei taferelen betreffende de ridderorde, die in zijn gedicht beschreven worden. Of na de voltooiing van de Gedeonreeks, de belangstelling steeg voor de overwinnaar van de Midjanieten is niet met zekerheid vast te stellen. ‘Togen’ met dat onderwerp hadden plaats niet lang nadien te Atrecht, te Abbeville, te DijonGa naar eind44. Doch in de andere kunsttakken, vooral in de tapijtkunst is, behoudens een zeldzaam tafereel, wellicht geen volledige uitbeelding van het leven van de Israëlitische rechter aan te wijzen. Eerst tegen het einde van de 15e of in het begin van de 16e eeuw is men daartoe overgegaan. Koning Hendrik VIII van Engeland bezat te Hampton Court een paar GedeontapijtenGa naar eind45. Ca 1530 werd in het atelier te Fontainebleau overgegaan door Jean Souyn tot de restauratie van een reeks Gedeontapijten van niet minder dan elf stuksGa naar eind46. In het midden van de 16e eeuw groeit die belangstelling. In hoever heeft de hervorming ertoe bijgedragen om meer aandacht te schenken aan Gedeon, groot om zijn geloof?Ga naar eind47. Gedeonreeksen worden geweven zowel te OudenaardeGa naar eind48 en te BrusselGa naar eind49 als te StuttgartGa naar eind50 en eldersGa naar eind51. Ook een reeks van tien stuks was toen in het bezit van Jeanne Richardot te GentGa naar eind52. Wie meer afwisseling wenste, wie het te doen was om een reeks | |
[pagina 326]
| |
boeiende taferelen kon ook een kamer met bijbelse voorstellingen bestellen. Daarin ontbraken evenmin episodes uit de Geschiedenis van Gedeon, die wanneer de koper het wenste, tot één reeks konden worden samengevoegd. In de keizerlijke schatkamer te Wenen zijn twee dergelijke kamers Bijbelse Geschiedenis bewaard uit de 2e helft der 16e eeuw uit het atelier van de Brusselse meester N.D.W., wel te verstaan indien het monogram goed ontcijferd is.Ga naar eind53 De eerste zes stuks bevatten, naast episodes uit de geschiedenis van Noë, Abraham, Josue en Jonathan, ook twee taferelen uit het leven van Gedeon. De engel van Jahweh verschijnt aan Gedeon die bezig is met dorsen en deelt hem mede dat hij geroepen is om Israël te verlossen. Op de achtergrond ziet men het altaar met het offer van Gedeon. De vlammen schieten op uit de steen, nadat de engel met de punt van zijn staf het offer had aangeraakt (afb. 7). Het tweede stuk stelt het uitkiezen van de krijgslieden voor, die met Gedeon tegen de Midjanieten zullen oprukken. De andere reeks bestaat uit acht stuks en bevat tapijten met een tafereel uit de geschiedenis van Abraham en Jacob, drie van Josue en drie van Gedeon. Tot deze laatste groep behoort het verbrijzelen van het altaar van Baal en het wonder van het vlies, de verkenningAfb. 6. De Eretroon, naar Jean Molinet, detail (ca. 1515). Parijs: Coll. Mevr. Tudor Wilkinson.
van het kamp der Midjanieten en de inval in dat kamp met driehonderd krijgslieden (afb. 8). De Israëlieten rukken vooruit met schallende trompetten en brandende fakkels. Bij de verraste Midjanieten ontstaat paniek. Zij zien overal vijanden en doden elkaar. Doch Gedeon werd ook beschouwd als de heldhaftige aanvoerder van de Israëlieten, die veel faam had verworven en die door Jahweh was uitverkozen en beschermd. Weliswaar werd hij meestal niet vermeld onder de Negen Helden. Doch uitzonderlijk kwam het voor dat hij de plaats van Josue innam en dat Gedeon, samen met David en Judas Macchabeus, de bijbelse heldenschaar vertegenwoordigde. Was dat misschien het gevalGa naar eind54 in een tapijt dat door aartshertog Don Alonso de Aragon aan het Seo te Saragossa was geschonken? Die titels brachten ook mede dat aan Gedeon een plaats kon ingeruimd worden op tapijten met allegorische voorstelling als die van Fama en van de Eretroon van Jean Molinet. Op dit laatste stuk dat behoort tot de verzameling van Mevrouw Wilkinson te Parijs (afb. 6) en dateert van omstreeks 1515 ziet men Gedeon uiterst links de trap opstijgen, evenwel niet in krijgsgewaad, zoals dikwijls het geval is. Onder de episodes uit de Geschiedenis van Gedeon hebben sommige, zoals de Verschijning van de Engel en het Wonder van het Vlies aanleiding gegeven tot veel talrijker voorstellingen dan de andere, omdat eraan een symbolische betekenis gehecht werdGa naar eind55, vooral dan in het kader van de Concordia Veteris en Novi Testamenti. De Verschijning van de Engel aan Gedeon was o.m. een voorafbeelding van de Annunciatie aan Maria; Gedeons vacht een symbool van de Onbevlekte Ontvangenis van de Moeder Gods. Ook in de tapijtkunst zijn een aantal voorbeelden daarvan aan te wijzen. Dit is reeds het geval in een tapijt uit het Musée des Arts décoratifs te Parijs dat de Boodschap van de Engel aan Maria voorstelt, wellicht naar een carton van de Meester van de Verlossing van het Prado, dikwijls geïdentificeerd met schilder Vrank van der Stock uit Brussel. In de rechterbovenhoek zit Gedeon in volle wapenrusting neergeknield vóór de engel (afb. 5). Gewoonlijk heeft hij de helm naast zich neergezet, dat is ook het geval in de reeks van de Madonna te Reims. In de tapijten te Chaise-Dieu draagt hij hem op het hoofd. Naast Gedeon ligt de uitgestrekte schapenvacht. Ook in de toenmalige schilderkunst zal men gelijkaardige voorstellingen aantreffen, nl. bij Albrecht Bouts, Jan Joost van Kalkar en Dirk Vellert, om niet te gewagen van de latere Marten van Heemskerk.
Tapijten met de Geschiedenis van Gedeon, wij zegden het reeds, werden blijkbaar niet in groot aantal geweven. Slechts eenmaal heeft de ridderorde van het Gulden Vlies een terugslag op de tapijtkunst uitgeoefend; nl. in 1449 met de bestelling van de Gedeonreeks bij Robert Dary en Jehan de l'Ortie. Ander leg- | |
[pagina 327]
| |
Afb. 7. Brussels atelier, De Engel verschijnt aan Gedeon (ca. 1570).
Wenen: Gobelinsammlung. | |
[pagina 328]
| |
werk met dat onderwerp heeft wellicht niets gemeens gehad met die orde. Hoeft daarbij te worden gevoegd dat niets valt aan te wijzen in het bewaard tapijtwerk betreffende een patronaat van Jasoon naast dat van Gedeon, noch betreffende een wederzijdse beïnvloeding van de geschiedenis van die twee helden? De belangstelling van de Israëlietische rechter groeide eerst in de 16e eeuw, toen voorstellingen uit het Oud-Testament zeer in trek warenGa naar eind56. Dan was ook een strekking merkbaar om nauwkeuriger de tekst van de bijbel te vertolken, zoals eveneens in de geschiedenis van Jasoon het relaas van de antieke auteurs van dichtbij gevolgd werden. De fantastische verhalen van de middeleeuwse schrijvers hadden dan meestal afgedaan. | |
[pagina 329]
| |
Afb. 8. Brussels atelier, Gedeon en zijn krijgslieden verslaan de Midjanieten, Wenen: Gobelinssammlung.
|
|