[West-Vlaanderen 1962, nummer 63]
[Voorwoord]
ALS VOORZITTER VAN EEN BEWEGING DIE ZICH HOOFDZAKELIJK MET DE arbeid en de arbeider bezighoudt, kan ik er mij alleen maar over verheugen dat een tijdschrift zoals West-Vlaanderen, dat gestadig aan invloed en prestige wint, een nummer heeft samengesteld dat volkomen gewijd is aan De Arbeid in de Kunst.
De arbeid en de kunst zijn zo oud als de mensheid en zo sterk zit de kunst aan de arbeid vast, dat waarlijk grote kunst zonder arbeid meestal niet denkbaar is, al schijnen, afgaande op wat men van hen te zien krijgt, er tegenwoordig heel wat ‘kunstenaars’ rond te lopen die aan arbeid blijkbaar een broertje dood hebben en het zich eerder gemakkelijk maken.
De arbeid in de kunst echter is een tamelijk recent thema, al heeft de kunst de arbeid als thema nooit versmaad, zelfs niet toen zij uitsluitend aristocratisch en burgerlijk gericht was, en derhalve bestemd voor lui die zelf niet veel uitvoerden maar er toch voor zorgden dat de anderen des te harder werkten. De in zichzelf verzonken personages op middeleeuwse schilderijen doen weliswaar niet veel anders dan vroom hun handen vouwen en de indruk wekken dat zij bidden of in vrome boeken zijn verslonden, maar de beulen op het middentafereel hebben het intussen druk genoeg al was het maar met het gewone hals-rechten, radbraken, en vuurtje stoken. Er komen op die schilderijen ook bankiers voor die hun geld tellen, en zelfs boeren die ploegen en hun vee naar de wei drijven, maar de nederigheid van dit laatste soort arbeid bewerkt dat de uitvoerders ervan zelden het voorplan houden, tenzij dan bij een onconventioneel man als Boeren Breughel bijvoorbeeld. Wat het zwaarst is moet immers het zwaarst wegen. Naar het voorplan - en dit zowel in de literatuur als in de plastische kunsten - kwamen ze pas in de vorige eeuw, nadat Marx hen wakker geschud en te verstaan had gegeven dat het nu maar eens uit moest zijn met leven en laten ...werken.
En ze deden het prompt en resoluut, die proleten, zo resoluut dat ze zelfs de antieke goden van hun voetstukken gooiden en onbeschaamd hun plaats innamen zoals ze dat deden en nog doen in de heerlijke bronzen van de grote Meunier. De arbeid heeft sedertdien in de kunst een soliede bondgenoot ontmoet en grote talenten hebben met pen en palet, met beitel en graveerstift de zaak van de arbeider ter trouwe gediend met evenveel overtuiging en geestdrift als toentertijd de sociale pioniers. Arbeid en kunst gingen toen hand in hand en wie zal afwegen wie in de sociale ontvoogdingsstrijd, het meest verdienste heeft geoogst.
Een paar grote tentoonstellingen, een in het museum te Antwerpen, en een in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, hebben enkele jaren geleden, het grote publiek attent gemaakt op de sociale gerichtheid van een niet onbelangrijk deel der plastische kunsten uit de verleden en de tegenwoordige tijd. Het verheugt mij evenwel dat uw tijdschrift zijn lezers thans in de gelegenheid stelt hun uitzicht op deze aangelegenheid te verruimen, door andere vormen van esthetische gestaltegeving in het gezichtsveld te betrekken, en aldus het inzicht te versterken dat de arbeid als creatieve manifestatie van het leven bijzonder geëigend is om het voor de kunst zo noodzakelijke, en thans met teloorgang bedreigde verband tussen leven en kunst te helpen herstellen, terwijl anderzijds de arbeider er op wordt gewezen hoe door de kunst ook de nederigste arbeid in de sfeer der hogere geestelijke waarden, manifest kan worden geïntegreerd.
R. HULPIAU,
Voorzitter van het Algemeen Christelijk Werkersverbond.